DAME VAN AVONTUUR
DOOR DALE COLLINS
Een verhaal uit de j
binnenlanden van
j Nieu w'Guinea
4
Op lót moment had ze gekiekt
edereen kent en iedereen bewondert lady
Cynara Coddrington.
Zij deed meer dan alle andere ontdekkingsreizigsters,
vliegsters en avonturiersters te zamen 0111 de stelling
te staven, dat de vrouw de gelijke is van den man,
zelfs op die gebieden, die men weinige jaren geleden
uitsluitend als zijn terrein beschouwde. Haar daden
trokken internationale belangstelling. Werd zij niet,
ten koste van vier menschenlevens en een flink aantal
belastingpenningen, door een torpedoboot gered uit
de handen van ('hineesclie piraten? Heeft de Ameri-
kaansc.he regeering niet dik geld betaald, om haar te
ontrukken aan de klauwen van koppensnellers op
Mindanao? Had zij niet den moed. nadat er al twee
vliegers bij hun pogingen waren omgekomen, in
Midden-Australië rond te trekken, tot de reddings
ploeg haar kwam halen? En Frankrijk, als het.
Maar vragen we niet verder. I)e bedoeling was te
zeggende heele wereld verbaasde zich om hetgeen
lady Cynara, als vrouw alleen, volbracht. Haar
waagstukken - zoo dramatisch, zoo prikkelend
voor de thuisblijvers vermaakten het groote
publiek, dat zooal niet van geslacht, dan toch naar
den geest vrouwelijk is.
Dames, die niets opwindendere beleefden dan een
bezoek aan Artis, dweepten met haar moed en vol
harding: mannen, op weg naar hun bureau's, voelden
zich aangenaam verrast, als ze in de kranten haar
portret vonden waarop ze meestal een elegante
rijbroek droeg en een overhemd zonder mouwen,
terwijl er op den achtergrond woest uitziende inboor
lingen prijkten. Zij had een gezicht als een engel en
een figuur als een bakvisch; maar haar boeken waren
allesbehalve zoete
lijk en je stak er
altijd iets van op.
Algemeen was de
treurnis, toen zij
terugkeerde tot het
stadsleven en een
echtgenoot nam, te
zijner tijd gevolgd
door twee twee
lingen. Die treurnis
werd niet gedeeld
door sommige man
nen in de landen
van hitte en trans
piratie contro
leurs en dergelijken,
flie bij gelegenheid
verantwoordelijk
werden geacht voor
haar leven maar
dat bewees alleen,
dat zij den geest
van hun tijd niet
meer aanvoelden.
Haar terugval in
alledaagsche huise
lijkheid en moeder
schap is door zoo-
velen bejammerd,
dat het tijd wordt,
om allen betrokke
nen recht te. doen.
een verklaring te
geven van haar
wegblijven uit
boekbesprekingen
en binnenlanden, en
van haar onver
hoopte toewijding
moeten wordenjegens de tweelin
gen. Misschien doen
we daar zelfs Jantje Jones, die haar laatste
avontuur meebeleefde,, een pleizier mee.
Er bestaat geen woester, griezeliger uithoek op de
wereld dan het gebied aan den bovenloop der Sepik,
die door het hart van Nieuw-Guinea stroomt; in die
streek worden doodskoppen nog beschouwd als huis-
sieraden. en krijgsgevangenen als lekkere hapjes.
Een sluier van oerwoud dekt de aarde, en wolken
steunen op de bergtoppen. De bruine inboorlingen
leven in het steenen tijdperk. De. dood loopt
gewapend met een speer en giftige pijlen, en zijn
adem is koorts. Kortom, echt een oord, waar lady
Cynara weieens op zou kunnen duiken.
De pagaaien duwden tegen het gele water, en de
twee kano's gleden voort tusschen muren van gewas,
glad en glimmend als gepolijst jade. tot ze achter in
den middag de woning van Jantje Jones bereikten.
Die hut stond zoo volkomen afgezonderd, zoo ver
van de heele wereld, dat zij meer een zonderling
groeisel op den rivieroever leek dan de woning van
een blanke.
Lady Cynara maakte een smakkend geluid met
haar mooie lippen, toen ze het huisje zag: want zulk
een verblijf was als nectar voor een kenner van bet,
ongekunstelde leven.
Zoodra de kano de modder raakte, sprong zij aan
wal, en liep zij het pad op, met een deinenden gang.
die ondanks jaren oefening nog lang niet mannelijk
leek.
De ondergaande zon trok een gloriekrans om het
distelpluis van haar korte haar, zoodat zij er engel
achtiger uitzag dan ooit. Op dat moment had zij
gekiekt moeten worden! Want zelfs haar ietwat
gehavend en verreisd voorkomen maakte haar knap
per, en haar glimlach was bijna hemelsein Dat lachje
was opgeroepen door een verheugend feit. Het was
eigenaardig en veelbelovend, dat er in een woning,
zoo diep in de wildernis begraven, op een fluit werd
gespeeld. Zooiets verwachtte je niet aan den boven
loop van de Sepik, en het onverwachte en zonderlinge
was voor lady Cynara eten en drinken.
Aangezien zij het troetelkind der binnenlanden was,
diende zij zichzelf niet aan, maar stapte zij zachtjes
het trapje op. De hoek van de veranda was met
muskietengaas afgesloten de muskieten van de
Sepik waren berucht en op den rand van de tafel
daarbinnen zat de muzikant. Hij was klein, bijna
een dwerg, maar zijn gebogen schouders waren breed
en zijn hoofd was groot. En, zeer opmerkelijkvan
gezicht leek hij buitensporig veel op Napoleon.
Alles bij elkaar was hij een vreemde verschijning,
zooals hij daar zat, met zijn voeten los van den vloer,
en uit zijn piccolo een waterval van klaaglijke tonen
optooverde.
Lady Cynara slaakte een zuchtje van voldaanheid
en wilde gauw kennis maken met dat interessante
manneke. Hij ging in zijn spel op: hij merkte niets
van haar komst, voor zij de deur open had; toen
sprong hij van de tafel met een vluchtigen welkomst-
lach, stopte de fluit in zijn zak en maakte een buiging.
,,Ik ben Cynara Coddrington. I' bent, zeker John
Jones."
Zoo vierkant, joviaal begon zij altijd. Dat vonden
eenzame mannen prettig; de meesten hunner waren
verlegen tegenover een knappe onbekende.
,,Zeer aangenaam, mevrouw," antwoordde hij met
een lage, welluidende stern, ouderwets hoffelijk.
„Ik heb bij geruchte gehoord, dat u misschien zou
komen. Ik ben inderdaad John Jones, en ik ben tot
uw dienst, maar zegt u alstublieft Jan, op z'n Hol-
landscli. Dat doet iedereen. En dan liefst 't ver
kleinwoord: Jantje. Dat is een titel, een onderschei
ding, net als uw naam. John Jones heeten er zooveel."
Lady Cynara, ervaren verzamelaarster van men-
schelijke curiositeiten, liet haar opgetogenheid niet
blijken.
,,U kent me aardig goed, merk ik," glimlachte zij.
„Zelfs hier komen wel eens kranten, mevrouw."
Hij wees haar buigend een stoel. „Neemt u plaats
alstublieft. Whisky is 't eenige, dat ik u aan kan
bieden."
„En daar had ik nu precies behoefte aan."
„De volmaakte gast, mevrouw!"
„De volmaakte gastheer, Jantje," zei lady Cynara.
Zy meende het..
Zij vergat hitte en moeheid, toen ze in den rieten
stoel ging zitten. Haar geest was al bezig, woorden
te zoeken, om die kennismaking met de schrijf
machine te herdenken.
Jantje klapte in zijn handen en gaf den huisjongen,
die kwam. zijn bevelen. Lady Cynara haalde een
poederdoosje uit den zak van haar hemd en ver
zorgde haar gezicht. Toehoorsters bij haar lezingen
plachten goedkeurend op te merken, dat zij altijd
zoo'n echte vrouw bleef.
„Zoo, Jantje en hoe gaat 't met de zaken?"
,,'n Gangetje, mevrouw. Maar ik mag niet klagen.
Ik maak nogal wat buit op mijn bruine broeders."
Hij heesch zich weer op de tafel.
Van die hoogte keek hij op haar neer met door
dringende bruine oogen. Zij had nog nooit zulke ont
stellende oogen gezien. Ze keken naar je en tegelijk
door je heen, naar iets achter je. Ze lachten en tin
telden en straalden, maar niet tegen jou tegen je
schaduw, zou je haast zeggen. Je kreeg neiging om
je hoofd om te draaien en te kijken, wat daar was.
En die mond, die neus, die kin, dat hreede voorhoofd