Jantjeniet verbranden! Allee He
hunt ine niet naar den brandstapel
met die zwarte lok. die hadden griezelig veel
van Napoleon weg. Maar 't was zeer naar den smaak
van lady Oynara, dat haar gastheer zoo'u apart
iemand was. Zij toonde zich met al haar kunstvaar
digheid erkentelijk voor het aparte van zijn persoon
lijkheid. Zij had tegen een koning niet minzamer
kunnen zijn.
En terwijl zij babbelde keek Jantje naar haar en
door haar heen, met zijn groote hoofd schuin en zijn
mond een beetje vertrokken, zoodat hij ereenigszins
spottend uitzag.
De jongen kwam terug met een blad.
„Ah," zei ze, „dat zal me goeddoen. Ik heb een
zwaren dag gehad. Er dreef vanmiddag een lijk zon
der hoofd langs mijn kano brr!"
„Maar mevrouw een lijk is toch zeker niets bij
zonders voor u?"
,,'t Was heelemaal niet leuk."
„Dat zijn lijken zelden," zei hij. „Dachten de
menschen daar maar een beetje meer om, voor ze
anderen doodmaken."
„Zeer verstandige opmerking," stemde zij luchtig
intoen ging ze voort„Eén glas maar? U drinkt toch
„Misschien wilt u me excuseeren, mevrouw. Ik ben
een beetje een zonderling mensch ik zet den regel
op zijn kop. Ik drink, als ik alleen ben. en als ik ge
zelschap heb, voel ik geen behoefte aan drinken."
Hij maakte een buiging. „Ik begrijp niet, dat mijn
systeem niet meer aanhangers vindt."
,,'t Lijkt me nogal gevaarlijk."
„Dat is 't heele leven, mevrouw -dat zult wel
weten."
De zon was onder, de korte schemering vervloog en
de nacht daalde over
de rimboe. De huis
jongen bracht 'n lamp
binnen, en lady Cynara
schudde haar lokken
uit, zoodat, het licht
er speelseh op wisselde.
Zij begreep wel, dat er
achter het verblijf van
dat zonderlinge kluize
naartje aan de Sepik
een verhaal, een drama
school. Zij wou dat
verhaal lioorenzij
hengelde er listig naar.
Nu duisternis hen
omvatte, stond voor
zulk een' verhaal, als
hij zou kunnen ver
tellen, het decor ge
reed.
Maar hij moest voor
zichtig worden aange
pakt. Hij kon zoo ver
strooid en wazig wor
den; juist als ze meen
de, vat op hem to
krijgen, glipte hij tus-
schen haar vinger*
door. Zij had al ge
hoord, dat hij weduw
naar was en zijn
eenigen zoon verloren
had. Van den zoon kon
zij niets te weten ko
men dan dat 't een
kerel als een boom was
geweest, twee meter
lang en kaarsrechtde
vrouw was alleen maar
genoemd. De sleutel
tot het verhaal lag
elders. Lady Cynara
had goeden moed. Zij
wist, dat ze handig
was, en de avond be
gon pas.
„En nu, mevrouw,"
zei hij, toen ze voor de
tweede maal haar glas
leeg had, „wilt u zeker
weleens een bad nemen
en u verkleeden. Uw
kamer zal wel klaar
zijn. Ik zal u den weg
even wijzen."
„Heel graag!"
Hij hield de deur
open en zij trad in
Vervolg op blz. 11
durven jullie?" Zij snakte er naar, hen te geeselen
met haar tong, maar de prop dwong de woorden
terug in haar keel.
Toen zag zij een onduidelijk maar schrikwekkend
silhouet tegen den hemel. Jantje werd langs haar heen
geduwd, gebroken en gebonden, midden in een stoet
van naakte inboorlingen.
„Jantje!"
Zij ging hem achterna, wanhopig, blindelings, en
haar bewakers volgden haar op den voet. duwden
haai' voort. Zij gingen de verandatrap af. de zee van
donkerte in.
Wat was er gebeurd? Waar waren haar kano-jon
gens gebleven? En de jongens van Jantje Jones?
Als ze gevlucht waren, zouden ze dan zoo ver
standig zijn. de rivier af te varen om te waarschuwen
Waar sleepten ze haar heen? Welk heilloos lot te
gemoet
De vragen schoten als vonken door haar brein,
martelend, niet te beantwoorden. Eenigen tijd lang
vergat zij door schrik en woede al het andere, maar
geleidelijk herkreeg zij haar denkvermogen en kon
zij beginnen, den toestand te overzien. Die schadu
wen, die haar voortdreven door het donker, waren
inboorlingen. Zij had er groot op gegaan, dat zij niet
bang was voor wilden; en terecht, want zij was altijd
gered voor het te laat was. Deze keer zou geen uit
zondering zijn. Zij zou weer gered worden. Dit werd
haar grootste avontuur zij moest er goed haar
hoofd bijhouden. Haar
grootste avontuur, be
kroond door een op
zienbarende redding!
Ze zette haar tanden
op elkaar en beet op
de prop, tot haar tand-
vleeseh bloedde, om al
haar geestkracht bij -
een te zamelen.
En wél had lady
Cynara al haar geest
kracht noodig in de
uren van verschrik-
king, die volgden. In
gesloten door grim
mige, zwijgende ge
stalten strompelde zij
een diepe schacht van
ellende binnen. Dichte
wildernis vol heimelijk
gerucht bedierf de
leerachtige lucht met
een adem van ver
rotting. Haar banden
sneden in haar polsen
ze struikelde menig
maal en werd dan ruw
weer overeind getrok
ken ze huilde van ver
moeienis.
Toen de prop ten
langen leste uit kaar
mond werd gehaald,
genoot haar tong van
die verlichting en was
zij in staat haar gretige
longen te vullen, maar
ze was te zwak. te
ongelukkig om te
schreeuwen. Wat zou
't ook baten? Geen
mensch zou 't hooren
in die ebbenhouten
diepten. Jantje, die
ergens voor haar uit
sukkelde, kon even
weinig beginnen als
zij.
O, hoe ver moest zij
nog voort?
Een langen, langen
weg een weg zoo
lang, dat zij al loo-
pende haar pijn en
moeheid vergat, en een
gevoellooze leegte ging
voelen, waarin haar
beenen bewogen als
het pikkedonker van de veranda. Jantje vertelde
haar, dat er geen lampen waren aangestoken buiten,
wijl dat de muskieten zou aantrekken.
„Ja ja. ik ken die monsters!" zei lady Cynara met
een gedwongen lachje.
Terwijl ze het zei, gebeurde het.
De warme, kleverige duisternis greep haar aan met
honderd iiiktvischarmen, die klauwden en knepen
en knelden. Het was zoo'n plotselinge, onverklaar
bare aanval, dat het leek, of zij in strijd was geraakt
met de machten der duisternis zelve, Eén gil had ze
kunnen geven, toen was er iets zwaars, iets ver-
stikkends in haar mond geduwd, waar ze van walgde.
Ze worstelde en schopte en sloeg met haar vuisten,
maar 't hielp niemendal. Er werden riemen om haar
polsen geslagen en aangetrokken, tot zij ze gebonden
voor zich had en pijnscheuten door haar armen
voelde. Zij moest zich gewonnen geven.
Zij werd er zich vaag van bewust, dat ook Jantje
in de zwartheid, ergens dicht bij haar, aan 't vechten
was. Ze hoorde voetgeschuifel, sissende ademhaling,
doffe slagen. Maar hij kon niets beginnen tegen die
geheimzinnige vijanden.
Wie waren het?
De bekende lucht van heete. bruine lichamen gaf
antwoord op haar vraag. Inboorlingen!.... en zij
dorsten een blanke vrouw zoo aan te pakken! Onver
draaglijke schande!
„Leelijke boeven.... hoe durven jullie.... boe