INSULINE De ontdekker der verongelukt Sir Frederick Grant Banting een der Nobelprijswinnaars voor medicijnen in 1923 VIERENDERTIG JAAR ZOCHTEN DE GELEERDEN Al is zijn naam in ons land misschien niet zoo algemeen bekend, duizenden zullen hem met eerbied herdenken, dezen doel- bewusten werker, die niet alleen het juiste overleg toonde om een voor de lijdende menschheid zoo belangrijke ontdekking te doen, maar ook over de noodige volharding beschikte om zijn ontdekking levensvatbaar te maken. Indien men in aan merking neemt, dat vóór hem vele onderzoekers reeds 34 jaar bezig waren een middel te vinden tegen de terecht zoo ge vreesde suikerziekte, dan eerst kan men de verdienste van Banting en zijn mede-ontdekker Macleod ten volle erkennen. Gelijk zoovele baanbrekers voor nieuwe geneesmethoden gingen deze mannen, ondanks allen tegenslag, hun weg tot zij eindelijk het gewenschte resultaat bereikten. Op deze blad zijde vindt de lezer enkele bijzonderheden over hun werk en het uiteindelijk resultaat: de insuline. echter niet zoo gemakkelijk als de leek wel denkt: 34 jaar zochten vooraanstaande geleerden naar de oplossing, doch zij vonden niet het vereischte middel, dat theoretisch al vaststond, maar er nog niet was. Eén van de vele moeilijkheden was namelijk, dat de alvleeschklier niet alleen hormonen uit haar „ver borgen" klier bevatte, maar ook de spijsverterings sappen, die ze in haar „gewone" functie produceert; deze spijsverteringssappen hadden nu een vernie tigende uitwerking op de gezochte hormonen en het was nu zaak de eersten weg te werken om de andere over te houden. Was het menschelijk lichaam slechts een geheel van gemakkelijk in elkaar en uit elkaar te nemen deelen geweest, een soort machine, dan had men gauw genoeg een oplossing gevonden, doch nu moest men eindelooze proeven nemen, talloóze pogingen in het werk stellen en men was blij ten slotte nog maar een poover resultaat te bereiken, n.l.dat men er in slaagde een suikerzieken hond door middel van inspuitingen acht dagen in het leven te houden. Ten slotte kiram het succes Macleod, Banting en hun assistenten gaven den moed echter niet op en hun onvermoeide arbeid werd ten slotte mot succes bekroond: insuline is op het oogenblik in vrijwel elke apotheek te krijgen, mil- lioenen zieken hebben hun leven aan het middel te danken en al kon het diëethouden bij suikerziekte niet geheel worden uitgeschakeld, toch leidt de patiënt een vrij wat draaglijker leven door de grootere verscheidenheid der toegestane spijzen. Banting en Macleod, waarvan de eerste nu, ten gevolge van een noodlottig ongeval met een vliegtuig, om het leven gekomen is, zijn voor al deze zieken en ook voor de gezonden een voorbeeld van doorzettingsvermogen, meer nog dan van genialiteit: immers, het is niet voldoende een goed idee te hebben, waarde krijgt deze idee eerst als men haar bruikbaar weet uit te werken. Sir Frederick Grain Banting, beroemd ge neeskundige en onder zoeker, die, naar de ilagbladen melden,dezer dagen ten gevolge van een vliegongeluk om het leven kwam. Wanneer men ooit van een ontdekking kan zeg gen, dat er systematisch naar gezocht is, dan is dat zeker de insuline. In het woord insuline zit liet Latijnsche „insula", dat „eiland" beteekent en de uitvinding van het middel insuline begint dan ook met het ontdekken van „eilandjes". Deze eiland jes treft men aan in de alvleeschklier, een orgaan, dat een gewichtige rol speelt bij de spijsvertering, en dat door de artsen pancreas en door de slagers de witte lever wordt genoemd. De afscheidingsproduc ten van de alvleeschklier komen door een dunne buis in het bovenste gedeelte van den dunnen darm terecht en helpen mee aan de vertering van het eiwit, vet en zetmeel. Het is een „gewone" klier, die uit klierweefsel bestaat, dat door fijne buisjes verbonden is, welke ten slotte uitkomen op de afvoerbuis, die naar den darm leidt. Maar behalve dit klierweefsel vindt men in de alvleeschklier groepen van cellen, die op eiland jes lijken, welke in 1869 door Langerhans ontdekt werden en daarom Langerhansche eilandjes genoemd weyden. Het verhand tusschen suikerziekte Deze hormonen, die men in het Nederlandsch met den naam „opwekkers" of „aanspoorders" zou kun nen betitelen, komen in minimale hoeveelheden in het bloed voor, doch ontplooien een enorme activi teit, oefenen een regelenden invloed op verschillende organen uit en dwingen deze tot onderlinge samen werking. De concentratie van deze actieve stoffen moet echter precies juist zijnis deze te groot of te klein, dan ondervindt het lichaam ernstige stoornis sen. De alvleeschklier nu is een eenigszins uitzonder lijke „hormonenklier", want meestal worden de stoffen gevormd in klieren, die in het geheel geen uitvoergang bezitten (deze hebben ze strikt gesproken ook niet noodig, omdat ze haar producten recht streeks aan het bloed afstaan) en een beroemde hormonenklier is bijvoorbeeld de schildklier; de alvleeschklier echter is een combinatie van een gewone klier en een „hormonenklier" of endocrine klier. Nu was men een heel eind: verschillende ziekten immers, die op een tekort aan een zeker hormoon berustten, werden reeds behandeld door den patiënt een „aftreksel" van het orgaan, waar het ontbrekende hormoon vandaan kwam, toe te dienen. Suikerziekte werd veroorzaakt, doordat de Langerhansche eiland jes onvoldoende hormonen vormden om de suiker, die de patiënt tot zich nam, te ontleden en het eenige, wat men dus te doen had, wasden patiënt een extract van de al vleeschklier toe te dienen, zoodat. de suiker wél werd omgezet. Mcluing en Minkowsky hadden in 1889 dus eigenlijk den weg gewezeneen extract van de alvleeschklier maken, dat de vereischte uitwerking had: de suiker uit het bloed van den patiënt te laten verdwijnen. Deze schijnbaar zoo eenvoudige opgave was en alvleeschhlier Dat suikerziekte iets te maken had met de alvleeschklier vermoedde men reeds vóór de ontdek king der Langerhansche eilandjes, doch eerst in 1889 slaagden Mehring en Minkowsky er in. het verband tusschen suikerziekte en de alvleeschklier te bewijzen. Toen men dit eenmaal vastgesteld had, léék de oplossing vrij gemakkelijk: Mehring en Minkowsky hadden namelijk eveneens ontdekt, dat de alvleeschklier behalve haar gewone spijsverteringssappen ook een inwendige afscheiding had, een „verborgen" klier bevatte, waarvan de pro ducten niet in den dunnen darm maar onmiddel lijk in het bloed terechtkwamen. Nu ging het kennelijk niet om de „ge wone", maar om de „verborgen" afscheidingsproducten, de hormonen. De hormonentheorie

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 9