DE SCHUCHTERE ISABEL VERVOLGVERHAAL DOOR M. C 18 KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: Architect Brandrup, een jonge, begaafde bouwmeester, is deelgenoot in de oude aannemersfirma Seller en Brandrup, welke juist opdracht tot het bouwen van een landhuis heeft ontvangen van de rijke, protserige mevrouw Vmata Otzenn. Beate Seiler, de schoondochter van zijn compagnon, die jong weduwe is geworden, bemint hem, doch behandelt hem met koele beleefdheid uit angst dat zij haar liefde zal verraden. Brandrup ontmoet een meisje, dat zijn auto vooreen taxi aan ziet; hij brengt haar naar hot station en enkele dagen later komt zij hem bedanken voor dezen dienst; zij noemt hem echter niet haar naam. Later ontmoet hij haar als reductrice van De Moderne Woning, waarvan hij medewerker iszij heet Isabel Weidt. Brandrup wordt bekroond in een prijs vraag voor een nieuwen stadsschouwburg, en wordt belast met de restauratie van een oud renaissance-gebouw, het Maidlingen-huis, dat als stedelijk oudheidkundig museum zal worden ingericht. HU ontwerpt hiervoor plannen, die in sommige kriDgen heftigen tegenstand uitlokken. In de kelders van het huis vindt hy echter in een kistje oude teekeningen van den oorspronkelUken architect, meester Rieybrandt, die hem inliet srelyk stellen. Op den avond, dat hij ze aan Isabel laat zien, ontstaat, een misverstand tusschen hen. Isabel had zich oprecht verheugd over haar vriendschap met Brandrup, en deze vreugde was dieper geworden naarmate zij hem beter leerde kennen en haar overtuiging sterker werd, dat hij de verhouding in hetzelfde lieht zag als zij twee mensehen, toevallig man en vrouw in dit geval, die elkaar verstonden, voor dezelfde dingen belang stelling hadden en prettig met elkaar converseer den. Het was voor haar een zwaarwichtig probleem geweest, toen zij het eerste bezoek na hun haastige kennismaking wilde brengen: zij vond toen eerlijk, dat zij er zich niet met een telefonisch bedankje kon afmaken, nadat hij haar zoo prachtig uit de verlegenheid had gered, en natuurlijk was zij ook nieuwsgierig naar den architect, over wien zij reeds veel gelezen en gehoord had, doch met dat al had zij de bezwaren van haar schuchterheid niet gemakkelijk over wonnen. Deze schuchterheid had haar steeds, na de periode van haar verliefdheden op het gymnasium, gepantserd tegen de opdrin gerige vrijmoedigheid van mannen, van wie zij niet gediend was, en diezelfde schuchterheid was ten slotte niets anders dan haar ongerept verlangen naar liefde. Liefde was voor haar de volheid van het leven, het diepste geluk en de hoogste schat, en wanneer haar de rijkdom van dien schat gegeven zou worden, moest zij hem in een onbesmette schatkamer kunnen binnendragen niet in een uit gewoonde kamer, waar het banale luchtje hing van tallooze verliefdheidjes en flirtjes. Haar hart zocht den puren drank dor liefde, geen smakeloos aftreksel, en in haar vrees voor een treurige vergissing stond zij aarzelend en afwachtend tegenover iedere poging tot toenadering van 'n man. Dat was haar schuchterheid - de schuchterheid van een jonge vrouw, die haar plaats als vrouw in de wereld kende, die niet bang voor het leven was, die vrijmoedig de wereld inkeek en de moei lijkheden des levens ten volle aandorst; die de vriendschap, van man of vrouw, aanvaardde als een sehoone levensgift, maar die ook de poort van haar hart angstvallig en instinctief bewaakte voor den ééne, die het zou veroveren door de kracht van zijn groote, eerlijke liefde. Brandrup had niet aan die poort ge klopt; in dat opzicht, was hij gereserveerd en voornaam gebleven, al liet hij duidelijk blijken, dat hij liaar gezelschap hoog waar deerde. Hoe meer zij dit tot haar vreugde opmerkte, hoe meer zij haar schuchterheid liet varen, hoe vriendschappelijker en ver trouwelijker hun omgang werd. Ook zij had de prettigste herinneringen aan de avonden, die zij teekenend en pratend hadden doorgebracht; ook zij had meermalen, wanneer het haar op haar kamer te stil was, verlangd naar de rustige intimiteit van zijn werkkamer, en in haar vertrouwen op Brandrup had zij steeds aan zulke opwellingen gehoor'gegeven. Dat was nu voorbij. Brandrup had getoond, dat hij een eerlijke, eenvoudige vriendschap niet kon waardeeren; hij had zich goedkoop aangesteld als de eerste de beste van haar vroegere mede-studenten, die zich verveelde en zijn vrijen tijd niet beter wist te besteden dan met een Airtje, een amusante tijd- passeering voor een maand of drie, om dan een ander meisje te zoeken. Daaraan deed zij niet mee; baai- hart vroeg alles of nietsvoor een tusscliending was er geen plaats in, of het Brandrup was, die dit tus scliending zocht, of een ander. Het was heel jammer. Isabel zuchtte en stapte het bed uit om de nare gedachten in de rillingen van een koud bad te verjagen. Toen zij op de redactie kwam, bracht de brief van Brandrup een nieuwe teleurstelling; misschien, hoopte zij, liad hij een woordje geschreven ter verontschuldiging of ter verklaring van zijn gedrag, maar zij vond natuurlijk niets. Haar verlangen naar een verklaring had haar moeten waarschuwen, dat zij het verlies van zijn vriendschap toch wel sterk betreurde, zoo sterk, dat haar genegenheid voor hem misschien dieper ging dan vriendschap, doch die gedachte kwam niet in haar op: futloos en terneergeslagen nam zij haar werk op. In het gebouw van Seiler en Brandrup beleefde Edmund Seiler een der groote oogenblikken van zijn leven. Dadelijk 11a de ontdekking van de documenten had hij de vondst wereldkundig willen maken, doch Brandrup had er op gestaan, eerst de papieren te BUURPRAATJE TE VOLENDAM (Foto Agtmaal) bestudeeren; thans wilde zijn compagnon geen dag langer wachten, en hij was echter extra-vroeg naar kantoor gekomen om het gewichtige nieuws in een passenden vorm te gieten en het naar de kranten te telefoneeren. Dien triomf wilde hij voor zichzelf reserveeren. Haar het was een lastige karwei; heel wat mislukte schrijfsels verhuisden naar de prullen mand Edmund Seiler bekende zuchtend, dat jour nalistiek een moeilijk vak was, maar hij dacht er niet aan, zijn taak op te geven en 11a twee uur zwoegen had hij zijn penneproduet gereed. Zege vierend stapte hij naar de kamer van Brandrup. De architect nam met juffrouw Spitz de laatste portie van de ochtendpost door; hij beantwoordde rustig Seiler's uitbundigen groet en zijn gezicht stond niet bepaald opgewekt, maar de ander was te opgewonden om dat op te merken. Hij wilde weten, of het erg gewichtige brieven waren, weJke Brandrup bezig was te beantwoorden, want hij, Seiler, had iets van grooter belang. „We zouden vandaag een berichtje naar de kranten sturen, hebben we gisteren afgesproken't is half elf, als we niet opschieten, zijn we te laat en komt 't er vandaag niet in." „Tijd genoeg," stelde Brandrup hem gerust; „tegen twaalven zullen we opbellen, en vóór half drie hen ik vanmiddag niet hier, anders begint- het geloop van de journalisten vanmorgen alvanmiddag zal het toch erg genoeg worden." „Best, om twaalf uur, als je er zeker van bent, dat 't niet te laat is, maar we kunnen het bericht, nu toch opmaken. Heb je al iets in elkaar geflanst, of zal ik 't doen?" „Als u het doen wilt, graag dan," vroeg Brandrup. die wel zag, dat de ander brandde van geestdrift om deze taak op zich te nemen. „Juffrouw Spitz wil het wel voor u opnemen." Hij greep enkele platte gronden, die juist uit de teekenkamer waren gebracht, doch hij bekeek ze zonder ze te zien en ondanks zijn sombere stemming glimlachte hij, toen hij hoorde, aan welke hoogdra vende ontboezemingen Seiler zich had - schuldig gemaakt. „Dezer dagen," dic teerde hij juffrouw Spitz, „werd hier ter stede een ontdekking gedaan, welke met recht 'n artistieke sensatie genoemd kan worden. Zooals onze lezers weten, worden sinds eenigen tijd aller gemoederen be- lieerscht door de interessante en belang wekkende strijdvraag, of de zijgevel, zooals deze door architect Brandrup wordt ge restaureerd, volkomen past in den geest en den stijl van het Maidlingen-huis, dat in 1622 door meester Rieybrandt is ge bouwd en nu ais stedelijk historisch mu seum wordt ingericht. Brandrup, wieus naam als bouwmeester in het geheele land zulk 'n goeden klank heeft, beweert met stelligheid, dat zijn plan het oor spronkelijke ontwerp van meester Riey brandt het dichtst benadert, dat er een voudig geen andere oplossing mogelijk is, doch er zijn stemmen gehoord, die dit in twijfel trekken, ofschoon niemand eigenlijk weet,, aan wie deze stemmen behooren; Brandrup's tegenstanders schijnen graag in het duister te strijden. Het spreekt vanzelf, dat Brandrup geen onomstoo- telijk bewijs voor zijn stelling kon aan voeren, doch ziet, thans is gebleken, dat zijn fenomenale kennis van de renaissance- architect.uur en zijn zuiver stijlgevoel hem niet hebben misleid. Wat is namelijk gebeurd? In een der kelders van het Maidlingen-huis is een document gevon den. Seiler wilde er niet minder dan vijf schreeuwende koppen boven plaatsen: Het vraagstuk van den museum-gevel. Architect Brandrup en zijn bestrijders. Wie heeft gelijk? Meester Rieybrandt herleeft in Brandrup. Een sensationeele ontdekking. „Dat is dat," zei hij voldaan„om twaalf uur gaat het naar alle kranten in de stad, juffrouw Spitz, en als er iemand komt voor nadere bijzonderheden, kunnen zij om half drie terecht hij meneer Brandrup, zooals 11 hebt gehoord. Ik wil de heeren ook wel ontvangen, maar die eer komt me niet toe." „Denkt u, dat de dagbladen het zóó opnemen?" vroeg Brandrup. „Natuurlijk, waarom niet? Ben je 't er niet mee eens?"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 18