KRUSCHEN
II
nourilax
Werkt, terwijl
U slaapt!
DAT SMAAKT NAAR MÉÉR!
19
„O, jawel, natuurlijk," antwoordde
de ontdekker vlug, maar hij nam zich
voor, dat het bericht de kamer niet
zou verlaten, voordat hij hier en daar
iets veranderd had. Hij gaf juffrouw
Spitz een lijstje van de redacties De
Moderne Woning was er ook bij
welke opgebeld moesten worden, en
wachtte tot Seiler fluitend terugkeerde
naar zijn eigen gebied, veranderde het
geestdriftige geschrift in een nuchter
berichtje en liet zijn wagentje voor
komen om een ronde langs de bouw
werken te maken.
Het was ruim half drie, toen hij terug
kwam. De journalisten, die reeds in de
wachtkamer zaten, zagen hem voorbij
gaan, maar een kwartier verstreek zon
der dat zij uitgenoodigd werden in
Brandrup's kamer te komen; juffrouw
Spitz, die door hen op informatie werd
gestuurd, kwam terug met het verzoek,
of de heeren nog een oogenblikje langer
geduldig wilden zijn; er kleurde een
zenuwachtig blosje op haar wangen,
terwijl Edmund Seiler, die geen mi
nuut later voorbij de glazen deur van
de wachtkamer stormde, evenmin kalm
scheen te zijn.
In de kamer van Brandrup heerschte
inderdaad een gejaagde opwinding.
Knorrig en humeurig was Brandrup
van zijn rit thuisgekomen; de gebeur
tenissen van den vorigen avond wilden
hem niet loslaten en zijn stemming werd
er niet beter op, toen juffrouw Spitz
hem waarschuwde, dat het verwachte
bezoek van de journalisten niet was
uitgebleven. Hij begreep echter, dat hij
hen zou moeten ontvangen en wilde
zijn secretaresse reeds vragen, de pers-
menschen binnen te laten, toen hij be
merkte, dat het kistje met documenten,
dat hij in een la van zijn bureau had
gesloten, er niet was.
„U hebt het kistje toch niet weg
genomen?" vroeg hij verbaasd aan
juffrouw Spitz.
„Nee, natuurlijk niet, meneer. Is het
er niet? U zult het ergens anders op
geborgen hebben. - Maar nee, dat kan
niet; ik herinner me, dat u het van
morgen in die la hebt gezet."
„Meneer Seiler zal het gehaald hebben,
veronderstel ik," mompelde Brandrup,
terwijl hij de huistelefoon greep; zijn
verwondering steeg, toen zijn com
pagnon antwoordde, dat hij het kistje
sinds dien morgen niet gezien had; hij
had trouwens geen sleutel van Brand
rup's bureau.
„Mooie boel," bromde Brandrup; „de
wachtkamer zit vol journalisten, en ik
kan de teekeningen niet vinden. Waar
kunnen die dingen uithangen?"
„Teekeningen niet vinden?" herhaalde
Seiler. „Ik kom dadelijk bij je," en drie
tellen later stevende hij gejaagd en be
zorgd de kamer binnen, waar Brandrup
en juffrouw Spitz het bureau en de
groote teekeningenkast onderste boven
haalden. „Heeft een van de teekenaars
de stukken misschien gehad? Je hebt
't in de tweede la van je bureau gezet,
dat heb ik vanmorgen zelf gezien, maar
heb je 't later niet weer in handen
gehad? Heeft juffrouw Spitz het mis
schien noodig gehad? Dat ding heeft
toch geen pootjes gekregen, 't moet
hier zijn."
„Maar 't is er niet," constateerde
Brandrup kortaf„we hebben de heele
kamer al afgezocht."
„Maar dan.... dan.... Is er iemand op
je kamer geweest, terwijl je weg was?"
„Heb ik al aan juffrouw Spitz ge
vraagd; zij is om kwart over twaalf
naar huis gegaan tot half twee, en er
is niemand op mijn kamer geweest vóór
ik zelf terugkwam. Ik had de deur op
slot gedaan, dus als iemand naar binnen
wilde, had hij door het kamertje van
juffrouw Spitz moeten gaan."
„En de deur tusschen jouw kamer
en de teekenzaal?" vroeg Seiler.
„Die is altijd op slot als ik weg ben."
„Maar dan. dan.
„Zegt u 't maar gerust," vulde Brand
rup aan; ,,'t begint er op te lijken, of
het kistje gestolen is."
„Gestolen? Onzin! Bestaat niet!" viel
Seiler uit, maar hij zei het meer, omdat
hij die gedachte wilde verdringen, dan
omdat hij het niet geloofde; hij moest
immers toegeven, dat een andere ver
klaring onmogelijk was. „Ik zou niet
weten, wie dat ding wil stelen."
„Ik ook niet, anders greep ik hem
dadelijk bij zijn kraag," antwoordde
Brandrup kribbig. „Maar gestólen is 't!
Juffrouw Spitz heeft niemand op mijn
kamer gezien, ten minste zoolang zij op
kantoor was, en ik heb al op de controle
klok laten nakijken, dat alle teekenaars
tusschen twaalf en half twee naar huis
zijn gegaanik kan er niets anders uit
opmaken, dan dat er een ongenoode
gast op bezoek is gew-eest."
„Of ik," merkte de secretaresse droog
op.
„Inderdaad, u kon op mijn kamer
komen," antwoordde Brandrup even
droog, „maar ten eerste vertrouw ik
u, en ten tweede zie ik u er niet op aan,
dat u met breekijzers werkt. Kijkt u
eens hier," wendde hij zich tot Seiler,
„ik zie daar juist, dat er krassen en
deuken zijn gemaakt in het hout bij de
la; dat had ik in m'n verbouwereerd
heid niet direct opgemerkt. Met andere
woorden: we hebben een dief op be
zoek gehad."
„Ik dank u."zei juffrouw Spitz; haar
stem klonk even kalm en droog als
anders, maar er glinsterde toch een
zwak lichtje in haar oogen. een lichtje
van blij waardeeren voor dat „u ver
trouw ik" van Brandrup. „Vergeet u
niet," ging zij voort, „dat de wacht
kamer nog altijd vol zit?"
Seiler greep wanhopig naar zijn hoofd.
„Wat moeten we daarmee aan? Stuur
zenaarhuis! Juffrouw Spitz moet maar
iets verzinnen. dat meneer Brandrup
plotseling ziek is geworden of voor een
groote opdracht naar Boedapest is ge
roepen. Als ze maar verdwijnen!"
„Daar bereikt u niets mee," waar
schuwde Brandrup. „Als ze vandaag
vertrekken, komen ze morgen terug. We
hebben ze zelf hier gehaald met ons
bericht."
„En wat voor een bericht!" Seiler
graaide vertwijfeld door zijn haar.
„Meester Rieybrandt herleeft in Brand
rup. Ik bevries als ik aan de
kranten denk!.... Wou je hun gaan
vertellen, dat 't een vergissing is, van
dien herleefden meester Rieybrandt?"
„Ik vertel wat er gebeurd is, meer
niet."
„Ze gelooven je natuurlijk niet. D'r
komt een geweldig schandaal van! Ze
zullen natuurlijk zeggen, dat 't toch wel
erg toevallig is, dat je eerst een bewijs
voor de juistheid van je opvattingen
vindt, en dat 't gestolen blijkt te zijn,
als je dat bewijs moet laten zien."
„Als ze 't niet gelooven willen, is dat
hun zaak," antwoordde Brandrup hoog
hartig. „Ik heb altijd geweten dat ik
gelijk had, en ik heb het bewijs in
handen gekregen; dat is voor mij ge
noeg. Wat- het publiek denkt, laat me
koud. Voor mezelf heb ik de voldoening,
dat ik een moeilijke opgave goed heb
opgelost, en dat neemt niemand me
af, al is mijn bewijs gestolen en ver
brand."
„Natuurlijk, natuurlijk," zuchtte
Vervolg op blz. 22
ceer voortdu
rende contre'e
van scre *ur-
dsge-apotheker
G J. Legger
Verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten 1.62 1.47 0.76 0.41.
Wie Pisa zegt denkt aan den
beroemden scheven toren. Wie
Turijn zegt, denkt aan CINZANO,
aan het heerljjk aroma van het
onovertroffen apéritief.
CINZANO is gemaakt van
den edelsten Italiaanschen wijn, be
reid volgens het aloude CINZANO-
recept. Vaak geïmiteerd maar nim
mer geëvenaardDaten wij ons
verheugen, dat wij den echten
CINZANO - Vermouth - Torino nog
hebben!
CINZANO is goed voor U.
U proeft de zon van het Zuiden, de
weelde van de Turjjnsche wijn
gaarden telkens wanneer U een glas
CINZANO aan Uw lippen brengt.
Maak er een gewoonte van een glas
CINZANO voor tafel te drinken. Maar
let er op, dat U de echte CINZANO-
Vermouth-Torino krijgt. Alles wat
Vermouth heet is nog geen CINZANO,
eisch daarom de echte
VERMOUTH TORINO
Rood* en witte, prijs fl. 1.75 per JLiterfiesch.
's Avonds een paar Nourilax
tabletjes, 's morgens een normale
stoelgang. Zonder diarrhee, zon
der buikpijn, zonder kramp. 15
stuks 35 ct., 50 stuks 95 ct.
Fabrikante: N.V. Nourypharma, Deventer