25 Een der verhevenste momenten van het geheele werk is wel dal, waarin Micaela (het onschuldige boerenmeisje, wier oprechte liefde Don José nimmer beantwoordde) haar aria „Je dit querien nem'épou- vante" zingt. door zijn schepping geschonken heeft. Georges Bizet is slechts zevenendertig jaar gewor den. De compositie van Carmen vergde te veel va.11 zijn toch reeds zwakke gezondheid hij had n.l. een hartkwaal en een ernstige ziekte aan zijn ademhalingsorganen bracht zeer onverwacht het einde. Zijn naam neemt echter in de geschie denis der Fransehe opera een zeer bijzondere plaats in. vluchteling. Op het moment dat Leila en Nadir naar den brandstapel gebracht zullen worden ont waart men in de verte een rooden gloed. Het kamp staat in brand en het volk snelt te hulp om het vuur te blusschen. Zurga zegt tot de beide geliefden dat hij brand gesticht heeft, maakt hun boeien los en spoort hen aan te vluchten. Deze scène bereikt muzi kaal het hoogtepunt in het ontroerende terzet: „O lumière sainte" (0 heilig licht). Nourabad heeft uit een schuilplaats alles ge zien en gehoord; als het volk dan terugkeert klaagt hij Zurga bij hen aan. Nadir en Leila ontkomen aan hun straf, maar Zurga moet zijn leven op den brand stapel offeren. In de Carmen vinden wij een vermenging van den grand opera- en opera-comiquestijl. Het publiek had van deze opera geheel andere verwachtingen dan Bizet. schonk. Het werd dan ook bij de eerste op voering een geweldig fiasco. liet- werk werd uit gefloten. Nu weet men beter en erkent gaarne de boeiende kracht van deze muziek, die, wat het rliythme betreft, ontleend is aan de Spaansche zi geunerdans- en volksme lodieën en haar uitwerking op den toehoorder niet mist. Zij, die deze opera ge hoord hebben, zullen zich wel zeer goed 't liartstoch- telijk-uitdagende rliyth me van den beroemden Habanera herinneren in den aanvang van het werk, als Carmen de fabriek uit komt, met de soldaten flirt en zingt: „L'amour est un oiseau rebelle" (Liefde is een opstandige vogel). Of de scène waarin zij met Don José coquetteert, die haar moet bewaken als zij gearresteerd is, en hem tracht over te halen haar te laten ontvluchten. Zij zingt dan de verleidelijke melodie in het typische rliythme der Seguidilla: „Sur les ramparts de Se ville" (Op de wallen van N Sevilla). Waarschijnlijk zou elkeen bij het hooren van een dergelijke verrukkelijke me lodie voor de bekoring zwichten en zich gewonnen geven. Ook het danslied in de smokkelaarskroeg heeft op de toehoorders een opwin- dende uitwerkingvooral het refrein „Tra la la la" is zeer karakteristiek. Tot de geliefdste num mers uit de Carmen behoort het toreadorslied, de en tree-aria van Ëscamjllo, den beroemden stieren vechter. Deze rhytlimisch strak gespannen melodie geeft volkomen het zelfbewuste karakter van den zege vierenden toreador weer; niet minder raak getypeerd is het refrein met koor: „Toreador, en garde". Prachtig heeft Bizet in de aria „La fleur que tu m'avais jetée" (De bloem die je me .eens hebt toege worpen) Don José's gevoelens voor Carmen tot uitdrukking gebracht. Welk een verlangen spreekt er niet uit deze muziek. Carmen verschijnt ten tooneele in de eerste acte van de gelijknamige opera. Op den voorgrond Don José. Ongetwijfeld zouden bij een uitvoeriger bespreking nog vele schoofje détails naar voren gebracht kunnen worden. Ik moet het hierbij laten, daar anders de ttMj mij toegemeten ruimte verre zou wor den overschreden. Voor hen die deze opera niet kennen moge het aansporing beteekenen haar bij de eerstvolgende gelegenheid te gaan bij- 'V i wonen, voor de velen, M. JL. die Carmen gehoord en gezien hebben, zij het 'n vluchtige herin nering aan de vele ge notvolle oogenblikkeu, die de componist hun

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 25