EEN KOLONEL
ALS
STALKNECHT
L
Een vertelling van Frans Randhof
4
We zullen er een landgoed, op na moeten
gaan houden," verklaarde mevrouw Rik
kers, die er in haar kersroode ochtendjapon
uitzag als een pioenroos.
„Waarom?" vroeg mijnheer Kikkers.
„Onze positie brengt dat mee," antwoordde zijn
vrouw.
„Het bevalt me hier anders best," zei mijnheer
Kikkers.
„Ik wil geen blaam werpen op onze huidige
woning," zei mevrouw Kikkers, die lid was van
een ontwikkelingsclub en daarom fel was op wat
men beschaafd zijn noemt. „Hier was het misschien
goed genoeg voor Herman Rikkers, vertegenwoor
diger van de Nederlan dsoke maatschappij voor
kappersbenoodigdhedenmaar voor Herman Kik
kers, uitvinder en fabrikant van de scheererème
Gladura (met één tube scheert u zich een jaar),
is het hier volkomen ongeschikt. Als je millionnair
bent, moet je je er ook naar gedragen, vind ik.
Noblesse oblige!"
„Ik béu geen millionnair," zei mijnheer Rikkers.
„Reden te meer om te doen alsof," zei mevrouw
Rikkers. „Hoe dan ook, ik heb genoeg van dit huis:
het is zoo. middenstandsachtig."
„Wat is er toch met je, dat je de laatste dagen zoo
onrustig bent?"
„Ben ik onrustig?"
„Nou, je doet in ieder geval zoo, bloempje,"
zei mijnheer Rikkers. „Je doet niet anders dan naar
de bioscoop rennen en knappe slieiks bewonde
ren.
„We zouden het „Rikkers Home" kunnen
noemen.
„Hè....? 0, ben je nog steeds bezig met dat
landgoed?"
„We zullen er een koopeu en het „Rikkers Home"
noemen," zei ze.
„Welja.. Waarom niet „Kasteel Rikkers"? Dat
klinkt nóg beter."
„Ik.. eh, vind je een beetje vulgair, Herman,"
zei zijn vrouw misprijzend.
„Ik denk zoo, dat je liever getrouwd zou zijn met
dien langharigen violist uit het restaurant in de
Kalverstraat, waar je vorigen Zaterdag met zulke
koeienoogen naar hebt zitten staren, niet?" zei mijn
heer Rikkers.
„Doe niet zoo banaal, Herman." antwoordde zijn
vrouw, „je weet, dat ik niet van banaliteiten houd.
Hij speelde trouwens verrukkelijk."
„Ja, en wij zijn nu eenmaal met October aanstaan
de zeven jaar getrouwd," zei mijnheer Rikkers.
„Nou ja. Jij bent ook altijd zoo druk met je
zaken," pruilde zij.
„Ja," antwoordde haar echtgenoot droevig, „en
ik ben nooit erg sterk geweest in dat eh. hoog
dravende gezwam, waar jullie vrouwen nu eenmaal
dol op schijnen te zijn. Ja, ik weet het wel, ik ben
maar zoo'n doodgewoon klein mannetje, dat door
de wereld altijd als '11 soort boksbal gebruikt wordt....
En nu we het er toch over hebben, Caroline, ik houd
er heelemaal niet van, dat je telkens weer gaat
luisteren naar dien ziekelijk uitzienden Chinees met
dien witten flodder-kimono aan, die alsmaar staat te
leuteren over: „O, ik wou, dat ik maar een witte
lotusbloem was." Het eenige wat ik zeggen kan is:
Ik wou waarachtig maar, dat ie dat was.
„Spring nu niet altijd van den hak op den tak,"
viel mevrouw Rikkers hem in de rede, „wij hadden
het over ons landgoed.
„Nee, daar had jij het over," zei mijnheer Rikkers.
„We zouden best zoo'n schattig huisje in het Gooi
kunnen nemen," zei zij.
„Dit huis bevalt mij anders best," zei mijnheer
Rikkers.
„O, Herman, dat maakt het nu juist altijd zoo
moeilijk met jou," barstte mevrouw Rikkers uit, „jij
hebt niet, wat Tsjang-li-tsjing „een
dynamische visie" noemt. Jij kijkt
niet vooruit, Herman! Het astrale
plan, waarop je leeft, is te laag-bij-
de-grondscli. Je hebt niet genoeg
atmosferische electriciteit in je ego.
Luister nu eens: als wij naar het
Gooi verhuizen, dan maak je daar
kennis met Veldberg. den bankier,
en met mr. Bosch en meer derge
lijke vooraanstaande menschen...."
„Wel," gaf mijnheer Rikkers
toe, „daar zit wel wat in.... al
zullen zulke hooge Pieten als mr.
Veldberg en mr. Bosch er ver
moedelijk niet veel voor voelen
om aan te pappen met een knul, die
ze vroeger inzeepte."
„Daar heb je het weer. Herman.
Jij kijkt altijd achteruit in plaats
van vooruit. Jij bent nederig in
plaats van vooruitstrevend. Een
man die wil slagen in het leven,
moet van ijzer zijn, niet van pap."
„Ik weet het al. Nóg meer van
dat^Tsjang-li-tsjing-gezwam." zei
mijnheer Rikkers, „en dan moet je
hemzelf zien hij ziet eruit als een
in elkaar gezakte meelpudding van
vorige week."
„Hij heeft een edele ziel. Her
man," zei mevrouw Rikkers vinnig.
„Hij is niets anders dan een
zwamneus, die zich goed laat be
talen," zei mijnheer Rikkers, ter
wijl hij een aanval opliet spek,dat
hij 's morgens altijd at, opende.
„Het huis, dat ik in gedachten
heb, is iets heel bijzonders, Her
man," kwam mevrouw Rikkers
weer hardnekkig.
„O, goed, best," zei hij, „vertel
maar op. Het is maar goed voor
jou, dat ik niet al te veel van die
electriciteit in mijn ego heb, of hoe
noemde je dat. Je hebt tot nu toe
altijd nog je zin gekregen."
„Het ligt maar een paar kilo
meter van het station af en liet.
is mooier dan ik je beschrijven
kan: minstens honderdvijftig jaar
oud
„Badkamers?"
„Maar m'n lieve hemel. Herman
Kun je nou nergens anders aan
denken dan aan plassen en flodde
ren? Natuurlijk zijn er geen bad
kamers, nóg niet ten minste, We
zullen ze er in laten maken. Maar
voor het overige is het huis prima
in orde. Alles wat we hoeven doen,
is een paar muren wegbreken en van <le kamers
beneden een groote woonkamer maken, van de
keuken een eetkamer en een vleugel er aanbouwen
voor een nieuwe keuken."
„O, meer niet?" vroeg mijnheer Rikkers.
„Dat is alles.... beneden ten minste," zei mevrouw
Rikkers, „maar je moet de schuren eens zien."
„Ik heb een hekel aan schuren," zei mijnheer
Rikkers.
„Dit is een heel bijzondere schuur, een praclit-
scliuur," zei mevrouw Rikkers, „met een stal voor zes
paarden."
„Maar we hebben niet eens één paard."
„Dan koopeu we er een paar," zei mevrouw Rik
kers.
„Waarom eigenlijk?"
INDE GROOTE
WITTE BEER
Hei was vier uur in des middag, toen mijnheer Kikkers eenigszins
schroomvallig langs den Slavischm reus slapte, die aan den ingang
van het Russische restaurant stand....
„Iemand kan niet een landgoed in het Gooi gaan
bewonen, als hij niet kan paardrijden," zei zij.
„De hemel sta me bij." riep mijnheer Rikkers uit.
„Wou je dan hebben, dat ik dat ook deed?"
„Ja," zei mevrouw Rikkers ferm. „Dat hoort zoo!
Mr. Veldberg doet het, mr. Bosch doet het, dus Her
man Rikkers ook."
„Maar ik zie er op een paard uit als een gek."
„Dat doet er niet toe," antwoordde mevrouw
Rikkers. „Noblesse oblige."
„O, best," zei mijnheer Rikkers, „één ding heb ik in
ieder geval in de zeven jaren van mijn huwelijken
staat wel geleerd, namelijk, dat ik je het beste gelijk
kan geven, als ik ten minste mijn trommelvliezen wil
sparen. Dan gaan we Zondag maar eens kijken."
Zoo kwam het dan, dat Herman Rikkers, vroeger