DE OUDE WROK
11
Sloi van blz. 5
snijden. Toen ging liij liet stuurhuis binnen. Eigen
aardige trek in zijn verbeten gezicht, dacht Leo
Hartogs. Je zou haast zeggen: die is in zijn schik!
Begréép je zoo iemand nou! Piet van Zante tele
foneerde naar de kapiteinskajuit.
,,'t Wordt dik, meneer." rapporteerde hij. „Nog
steeds storm uit 't westen."
„Goed. Blijf maar geef-aclit-signaal geven." ant
woordde het barsche geluid van den kapitein. „Ik
kom direct boven."
l)e eerste liep terug naar loef. Beide officieren
stonden nu bij 't sehuilkleed, turend in het dichte
zwevende wit, dat overal om hen heen ging. Ook de
leerling aan lij stond op zijn post aan de voorste ver
schansing. l)rie witte, oplettende gezichten boven den
flapperenden rand van het zeil. Zulke dingen was
t;e wachten op de noordelijke oceaanvaart. Opeens
verstrakte de houding van meneer Van Zante. Zijn
holle oogen knipten.
„Hoor je 't, Leo!"
Hartogs wachtte, of het geluid zich herhaalde.
Hij hurkte neer, om beter de richting te kunnen waar
nemen. waaruit de zwakke klank hun uit liet, niet
was toegegolfd. Ja! Daar was het weer, luider nu. De
Vechtstroom jakkerde voort. Er was niet veel tijd
uoodig, om afstand te verslinden, bij zoo'n vaart. De
derde officier stak zijn arm uit, door den mist
wijzend in de richting van liet geluid. Van Zante keek
snel om. De kapitein was nog niet op de brug.
„Telegrafeerensnauwde hij. „Vlug! Halve
kracht vooruit, beide machines."
Met een sprong was Hartogs tusschen de seinen
der twee machines. Piet's oogen boorden door den
effen witten muur, strak, gespannen. Hij hoorde het
weer. Een diep, dof geloei, kortaf en onrustbarend
nabij. Zijn hoofd schoot neer opzij.
„Volle kracht achteruit aan stuurboord Volle
kracht vooruit aan bakboord!"
De koperen handles draaiden in de handen van
den derden stuurman. Van Zante greep naar het
fluitkoord om stuursignaal te geven. Er verliep een
seconde, nog een seconde. Toen gehoorzaamde het
schip: het trilde en schudde, doopte zijn voorsteven
half onder water in de sterke koerswijziging. Alles
beefde en rammelde en kreunde van de spanning.
Het is geen kleinigheid, plotseling twintigduizend
ton staal uit zijn koers te rukken, met alle kracht
der machines. De twee officieren waren een en al
gespannen oplettendheid. Kapitein Stevens kwam
als een dolle stier de ladder opgerend.
„Wat voer je uit niet mijn schip!" bulderde hij.
Verblind, nog niet gewend aan de donkerte op de
brug, strompelde hij vooruit met bliksemende oogen.
Het was zegepraal, die er nu uit straalde. Eindelijk
had hij Van Zante te pakken. De stuurman had den
angst notabene! Den koerS veranderd zonder kapi
teinsorders. „Dat zal ik jé inpeperen, idioot! Nooit
gehoord van vaargeulen in de vaart naar 't westen?
Waar ben je bang voor! Heb je 't lef niet, om een
halven nacht in den mist te varen?" Zijn ruige kop
wendde zich terzij. „Volle kracht vooruit beide
machines, meneer Hartogs!" blafte hij. „In zijn
ouden koers terug!"
Hartogs stak zijn arm uit, om liet. bevel van den
kapitein uit te voeren. Zijn hand sloot zich om de
glimmende handle van de telegraaf. De eerste
officier greep snel zijn pols.
„Halt! We laten 't zooals 't is,"zei Piet Van Zante.
„Maar de kapitein.
„Zooals 't is!"
Van Zante gaf opnieuw een ruk aan het fluitkoord.
Een oorverdoovend gehuil gaf antwoord op liet sein
van de mailboot. Het water draaide de Vechtstroom
op haar achtersteven, met voorkuildek een eind onder
water. Kapitein Stevens stond doodstil, groot en
breed, met .groote oogen starend in den kouden mist.
Er bolde een vage zwarte veeg op uit liet niatgrijze
donker, water kookte sissend. Toen verscheen er een
rood oog; een spookachtige witte brug en tweegezich
ten; een zwaaiende schoorsteen, rook brakend. Toen
was het allemaal weg, opgeslokt door wind en mist.
't Was zoo nabij gepasseerd, dat de leerling, bleek en
trillend op zijn beenen, zijn pet op het andere dek
had kunnen gooien.
Van Zante keerde zich om. Zijn gezicht ontspande
zich. 11 ij was moe, doodop; de grens van zijn uithou
dingsvermogen nabij.
„Volle kracht voor
uit beide machines,
meneer Hartogs," be
val hij dof. „In den
ouden koers terug."
De mond van Bulle
bak Stevens ging open en toen weer dicht. Zijn
gezicht was even vaal als de mist. Hij besefte, welk
onheil er daareven was afgewend. Blauwe koorden
knoopten opzijn slapen. Zijn borstelige wenkbrauwen
raakten elkaar. Zijn schouders hingen neer.
„Scliip op uitreis uit Boston, meneer," zei de eerste
officier. „We sneden hun vaarweg."
De kapitein keerde zich om en ging zwijgend naar
beneden. De verschrikking van het bijna gebeurde
hing bevend over de brug. Hartogs stond nog steeds
tusschen de druipend glimmende krukken der
scheepstelegraaf. De kapitein belde liet stuurhuis en
vroeg den eersten officier bij hem te komen.
Van Zante ging met. loodzware, trekkende voeten.
Zijn gezicht was verknepen en nat; zijn handen hin
gen stijf langs zijn zijden. De smeltende sneeuw op
zijn jas liet groote druppels water neerschieten op het
kleed van den kapitein. Bullebak Stevens zei niets.
Zijn vleezige wangen hingen strak; de vinnige wild
heid van zijn oogen was weg. Zijn zware lichaam
zwaaide lichtelijk met de beweging van liet schip
onder zijn voeten.
„Had u me geroepen, meneer!" vroeg de stuur
man.
„Waarom deed je dat?"
liet kwam diep, grommend uit den mond van den
kapitein. Hij sprak moeilijk, moest zijn lippen inspan
nen, om de woorden uit zijn keel te krijgen. De nieuwe
eerste stuurman knipte met zijn ontstoken oogleden.
„De regels van den weg," zei hij droog.
„Ik wou je den nek breken, je kans op een eigen
schip bederven. Daar ben ik toe in staat, zooals je
weet. Ik heb een bevel gegeven boven. Dat was geen
order van een kapitein, maar van iemand, die Piet
van Zante haatte. Je had kunnen gehoorzamen
en mijn veertig jaar dienst in 't vuilnisvat kunnen
gooien. Dan was jij gered geweest. Waarom heb je
't niet gedaan?"
„Zulke kunsten heb ik niet geleerd op de schepen,
waar ik op gediend heb, meneer."
Kapitein Stevens trok met zijn gezicht. Daar had
je 't weer! Die kalme meerderheid van dien man.
Hij zag hem staan, groot en mager, zooals hijzelf
vroeger geweest was. Ken vervallen gezicht, oogen
als ingebrande gaten. Wat hield hem zoo op de boen
„Lef heb je genoeg," zei hij grof. „Da's zeker. Nog
niet één op de tien zou.
„Hoor eens. meneer!" De eerste stuurman sprak
met een zachte stem. die echter snerpte als een riem.
Hij deed een stap naar voren. Toorn vlamde in zijn
oogen. De maat was vol. Hij verdroeg niets meer.
„Als u orders te geven hebt. geef ze danMaar anders
raad ik u aan, uw mond te houden. 1' krijgt er mij
nog in geen honderd jaar onder. Nog in geen honderd
jaar! U kunt. uitpiekeren wat u wiltik kan er tegen!
Ik vaar niet onder u. om een kapiteinsplaats te krij
gen. I' kunt voor mijn part met alle kapiteinsplaat
sen naar den drommel loopen! Ik ken mijn werk en
mijn plicht, eji daar sta ik voor. Staat u maar voor
den uwen."
Van Zante zweeg even en haalde een paar malen
diep adem.
i' wilt uw haat uitvieren. Doe 't dan! Vier hem
dan uit! We vragen geen gunsten van u, Ans en ik.
Maar toch zal ik u iets vertellen. Uw vrouw is bij
Ans' geboorte gestorven, in een storm aan de Kaap.
Denkt u. dat ik niet snap, wat een slag dat voor u
geweest is! Dat weet Ans ook. U hebt 't haar vroeg
genoeg verteld, voor ze met me trouwde. Vrouwen
moeten alleen 't ergste doormaken. Daar is moed
voor noodig. Wat hebt u daar voor idee van? En
wat heb ik er voor idee van? Goed. Ik zal u wat ver
tellen, en dan kunt u ik weet niet waar naartoe vlie
gen, met dat rapport, (lat u over me wilt uitbrengen.
Ans is ziek. En ik zou wel erger willen doorstaan, om
bij haar te komen, dan dat geïntrigeer van u. Als
't een beetje m eloopt, kom ik op tijd - morgen
loopt de Vechtstroom binnen. Daarom heb ik mijn
kans op een schip vergooid, door bij u aan boord te
komen. Opzettelijk. Helpen kan ik haar niet. Maar
één ding kan ik wel: bij haar zijn."
„Wat is er dan met haar?" viel Stevens hem schor
in de rede. Hij had weinig verstand van ziekte.
„Ze is in 't ziekenhuis om u een kleinkind te geven.
Eu nu kunt u voor mijn part in de lucht vliegen,
meneer Stevens."
De eerste officier klemde zijn mond dicht. Hij
hijgde, zijn oogen stonden groot. Zijn groote roode
vuist viel langs hem neer. Hij draaide zich om en
greep naar den deurknop. Toen hij met één voet al
buiten stond, riep de kapitein hem terusr.
„Van Zante!"
De stuurman keek om. Kapitein Stevens, de man,
die hem had willen breken, zat zelf als gebroken.
Zijn oude harde gezicht stond verwrongen als van
pijn. Hij probeerde te spreken, maar kon het niet.
Hij stond op, zette twee stappen en bleef staan.
„Piet," kwam er eindelijk schor uit., „zou je me
mee willen nemen naar haar toe. als we aanleggen!
Ik
Zijn stem brak. De wind sloeg tegen <le patrijspoor
ten. Het water sloeg hard tegen den scheepswand.
Kapitein Stevens was niet gewend, zoo'n nederigen
toon aan te slaan. Dat. was hein in geen veertig jaar
gebeurd. Ze keken elkaar strak aan, de oude, ver
slagen zeerob en zijn jonge stuurman. Boven hun
hoofden werden zes glazen geluid, 't Deed zonderling
aan, dat zwakke trillende geluid, drie dubbele sla
gen met een scheepsbel in een storm, waardoor
mannen aan hun werk. hun plicht, hun levenstaak
werden geroepen.
„Goed, meneer," zei de stuurman rustig, als gaf
hij antwoord op dat gelui van de brug.
Hartogs echter, die in mist en wind op die brug
stond, wist nergens van, toen Bullebak Stevens alleen
boven kwam aan loef. en zijn post innam met zijn
gezicht in den stormwind. Hij scheen niet te merken,
dat de sneeuw stak als hagel. Hij stond maar
steeds voor zichzelf te prevelen. Hij had een
vreemden blik in zijn ietwat toegeknepen
oogen. bijna alsof hij voor 't eerst in veertig
jaar tijds kans zag, door den mist heen
te kijken.
„Een kind.. groote hemel, een kind!"
Zoo klonk het den derden officier van
de Vechtstroom in de ooren. Maar hij ver
stond 't natuurlijk verkeerd, dacht hij. En
hij begreep ook niemendal van de aanteeke-
ning, die de barsche kapitein dien avond
in 't orderboek schreef. Daar stond in. dat
meneer van Zante, de eerste officier, niet
geroepen moest worden om acht uur den
volgenden morgen, voor de inspectie met
den kapitein. Wat een rare oude kwant
toch, dacht Hartogs, wijsgeerig met zijn
hoofd schuddend. Je snapte hem nooit,dien
ouden Bullebakgewoon geen wijs uit
te worden. Hij was blij, dat de honden
wacht zoowat om was.
Er holde een roge zwarte veeg op vil het
ui ut grijze donker.