VOORJAAR
IN DEN MOESTUIN
mm,
11
m
ÜP
••S. -*<ii fc
In de tochten wordt het onmisbare per praam aangeroerd.
Bij diep grondwater wordt de rear behoorlijk diep gemaakt.
Hei spiiien van hei land is een noodzakelijk werk.
Mesien niei minder. Maar vóór alles moei men
hei overtollige water loozen. Tijdens hei spiiien
vindi men vaak schadelijk gedierte. De eersie
zaden worden aan den grond ioeverirouwd.
Aangemoedigd door de verschillende autoriteiten
hebben velen besloten dit jaar zelf groenten, en
als er voldoende, ruimte is, aardappelen te ver
bouwen. De slagzin van bijna, iederen zaadhandelaar:
„Geen plekje grond blijve onbenut" heeft eiken grond
bezitter aan het werk gezet. Maar zooals alle hout
geen timmerhout is, alhoewel men er spijkers in kan
slaan, zoo is elke grond geen tuindersgrond. Dit
neemt niet weg, dat er altijd nog wel iets op kan wor
den verbouwd, als men de cultuur maar aanpast
bij den grond. Een ieder kent de verschillende grond
soorten, klei, veen, zand, en mengsels van deze
hoofdsoorten. Nu is alle klei lang niet hetzelfde,
wat ook geldt voor de andere grondsoorten. Boven
dien zijn er nog chemische verschillen, die voor 'n
groot deel de waarde van den grond bepalen. Of
een akker in voldoende mate beschikt over de ver
schillende voedselzouten, ja dan neen, maakt een
groot verschil, terwijl de zuurgraad van veel ge
wicht is. De beroepstuinder zendt, als hij verstan
dig is, monsters uit zijn bouwvoor naar 'n labora
torium voor grondonderzoek, b.v.- naar Naaldwijk,
dat hem de analyse terugstuurt met. advies over de
bemesting. De amateurtuinder, die niet in een
volkstuinencomplex werkt, zal dit middel niet ge
makkelijk ter hand nemen, zoodat hij verschillende
proeven met cultures moet nemen, waarvan er dan
weieens een mislukt. Aangezien echter kunstmest
gedistribueerd is voor den landbouwer, bloemist en
tuinder, zal de amateur bijna uitsluitend gebruik
moeten maken van nat.uurmest. Langs de wegen
treft men nu de bekende driewielige kar aan met
haar geurigen inhoud, die in den loop van deze
maand onder den grond wordt gespit.
Spitten is liet noodzakelijke werk, waartegen
iedereen opziet, want dit brengt
blaren op de handen mee, om van
rugpijn niet te spreken. Sommigen
kunnen zich echter troosten met de
gedachte, dat hun grond nog veel
te nat is, om te worden omge
spit.
Blijven aan uw klompen of rub
ber laarzen klonten klei of veen kle-
ven, en is uw spa spoedig twee of
1 drie maal zoo zwaar geworden, door
alles wat er aan koekt, dan doet u
beter nog maar wat te wachten. Hoe eerder echter
de grond droger wordt, hoe beter. Door het maken
van greppels, die meer dan een steek diep zijn, kan
men het droogproces bespoedigen. Het is noodig.
dat de grond snel droogt, daar hij anders geheel
dichtslaat, zoodat geen water meer wordt opgeno
men en er plassen blijven staan, waardoor de lucht
wordt buitengesloten, de grond gevaar loopt zuur
te worden en lang koud blijft, waardoor de zaden
heel langzaam kiemen. Men moet dus den grond,
door het maken of uitdiepen van greppels, laten
drogen, maar daarbij zorgdragen, dat men zoo
weinig mogelijk over 't land loopt, om vasttrappen
te voorkomen. Doordat er dit jaar
zeer veel amateurs een tuin gaan
bebouwen, heeft niet iedereen het
voorrecht, dat hij zwarten, dus
reeds vroeger omgespitten grond
kan bewerken. Integendeel, velen
zullen grasland moeten omspitten,
een karwei, waarvoor moed noodig
is. Het beste was geweest, wanneer
men het in 't najaar had gedaan,
maar veelal kon het niet anders
en daarom moet het nu maar ge
beuren. U weet, als u een grasveld
in uw tuin mooi groen wilt houden,
zonder kale plekken, dan lukt dat
maar heel slecht, doch als u hét
gaat onderspitten komt het gras
steeds weer boven, ten minste als
het niet goed geschiedt. Met een
spa (niet te zwaar en niet te groot,
liefst zonder klinknagels in het ]>e greppels stun
blad en voorzien van een glim- daar rol
dhnke Voorraden mest zijn noodig.
mend gladden esschensteel) steekt u de grootte van
'n graszode af. Niet iedere zode apart, maar 'n lieele
rij naast elkaar. De zoden steekt u uit met een pan,
ook wel zandschep genoemd, dus een schep dien
iedere stratenmaker of zandschipper gebruikt, en
gooit, die achter u. Nu komt. de open grond te voor
schijn; ook deze wordt achteruit gegooid, waardoor
een greppel ontstaat. Nu snijdt en steekt u weer
een rij zoden, maar deze legt u ondersteboven in de
greppel, die voor of veur heet, en daar bovenop
wordt de grond, die nu te voorschijn is gekomen,
ook al weer ondersteboven gegooid. Nu is de kunst,
en u zult zien, dat het inderdaad een heele kunst is,
om deze veur open te houden, tot
achteraan toe. De laatste veur
wordt gevuld met de eerst gesto
ken jïoden en den grond, die daar
onder zat.
Het spitten van zwarten grond
gaat veel gemakkelijker, terwijl
men niet. behoeft uit te kijken
naar kweekwortels. Dit zijn de
taaie wortels van een grassoort,
dat bijna niet uit te roeien is.
Ook katjes, koperwormen en
aardrupsen zijn lang zoo veel
niet aanwezig, zoodat regelmatig
kan worden doorgewerkt. Katjes
of emelten zijn donker grijs of
zwart gekleurde larven van den
hooiwagen, d.i. een groote lang
pootmug, die ook wel glazen
maker heet en midden in den
zomer in groote troepen rond
vliegt. De koperworm oftewel