l)e jonge Adolf van Naur au sneuvelt in het gevecht bij Heiligerlee, waar een in Duitsehland bijeengebracht
legertje de overwinning behaalde op de Spanjaarden.
geluisterd. Zelfs de hoogste adel was niet veilig voor
's konings wraak. Egmond en Hoorne werden op
de laaghartigste wijze in de val gelokt en hun zaak
werd door den Bloedraad berecht, ook al schreven
de statuten der Orde van het Gulden Vlies voor, dat
zij alleen voor het kapittel der Orde mochten
terechtstaan. Geen vroegere verdiensten golden
meer. Egmond's schitterende overwinningen redden
hem niet van het schavot.
„Noch St. Quentin noch Grevelingen. Niets,
Egmond, heeft uw hoofd gespaard."
Maar de knapste en invloedrijkste, Willem van
Oranje, was ontsnapt. Hij had de Spaansche trouwe
loosheid doorzien en zich gered op den Dillenburg.
Al werden zijn goederen verbeurd verklaard en al
werd zijn oudste zoon. Philips Willem, die te Leuven
studeerde, dwars tegen de privileges der universiteit
in, opgelicht en naar Spanje gevoerd, hijzelf was
buiten Alva's geweld. Hij brengt nu alles ten offer,
zijn naam, zijn geld en zijn goed voor de schijnbaar
hopelooze zaak van Nederlands bevrijding.
Uit Duitsehland begon hij zijn pogingen, om door
invallen de Nederlanders in opstand te brengen.
Tegen Alva, niet tegen den koning, want hem blijft
hij eeren. Oranje wilde zijn vazallentrouw tegen zijn
leenheer niet schenden. Hij streed niet tegen Philips,
maar tegen diens slechte raadgevers. Zooals hij het
vroeger inet woorden gedaan had tegen Granveile,
deed hij het nu met de wapenen tegen Alva.
De eerste poging al leek succes te hebben. Dode wijk
van Nassau viel met een leger in Groningerland en
behaalde de overwinning bij Heiligerlee op den
stadhouder Aremberg, die er den dood vond. Maar
aan Lodewijk's zijde sneuvelde de jonge Adolf.
„Mijn broeders, liooch van namen" hebben het
getoond, dat de Nassau's hun leven veil hadden voor
de vrijheidszaak.
„Graaf Adolf is gebleven
In Friesland in den slag;
Zijn ziel in 't eeuwig leven
Verwacht den jongsten dag."
Alva, de ervaren generaal, zag de gevaren. Hij
kwam zelf naar het noorden en maakte aan den
overwinningsroes snel een einde. Lodewijk, die
Groningen was gaan belegeren, trok terug naar de
Eeins. In een onvoordeelige positie wachtte hij den
vijand af, maar toen deze kwam, weigerden zijn
slecht betaalde troepen te vechten. Met moeite
bracht de aanvoerder er het leven af.
Andere invallen hadden geen beter succes. Ook
niet die van den prins zelf, toen hij in het najaar in
het zuiden binnenviel. Hij kwam over de Maas en
het was 'n heldenfeit van beteekenis. „Hij is met
den prins over de Maas gekomen", gold nog jaren
later onder de soldaten als een liooge onderscheiding.
Maar Alva ontweek den slag en de verwachte volks
opstand, waartoe Oranje in zijn krijgsmanifest.en
had aangespoord, bleef uit. Over de Fransche grens
gedrongen, verliep zijn leger. Als een onteerde
ontvluchtte hij te Straatsburg aan de troepenaan
voerders. die betaling eischten. „Het was uit met
Oranje", verzekerden zijn vijanden.
De Spaansche druk op de bevolking nam steeds
toe. De belastingheffing was vanouds het zwakke
punt in het regeeringssysteemAlva besloot het nu
radicaal te veranderen door de beden te vervangen
door vaste belastingen naar
Spaanseli model. Vooral de
tiende penning, tien pro
cent van alle verkochte
waren, wekte groote be
zorgdheid. daar hij den
handel totaal dreigde te
ontwrichten.
„Want gheeft men dick
dikwijls) van tienen een.
Daer blijft, ten lesten een
noch gheen:
Wol mach den herder stillen
Dees is met wol noch
melck tevrêên,
Hij wil de schaepkens
villen
constateerde 't geuzenlied.
De algemeene onwil was
oorzaak, dat de hertog
voorloopig een afkoopsom
toestond voor twee jaar.
Maar voordat in 1572 de
zaak definitief haar beslag
kreeg, veranderde de toe
stand geheel.
Op tien eersten April
verloor Alva zijn bril
Oranje hoopte voor de omverwerping van Alva's
bewind niet alleen op een volksopstand van binnen
uit. maar ook op een verandering in den internatio
nalen toestand. In het begin van 1572 leek het
uitzicht daarop gunstiger te worden. De godsdienst
oorlog. die tien jaar lang Frankrijk had verscheurd,
scheen te zullen worden beslist ten gunste der Hu
genoten. Oranje's vriend, Gaspard de Ooligny, had
het vertrouwen van den jongen koning Karei IX
weten te winnen en hij spoorde hem aan den oorlog
tegen Spanje te hervatten, om zoo aan de binnen-
landsche onlusten een einde te maken. Oranje, die
door zijn broeder Lodewijk, aanvoerder en diplomaat
van schitterende kwaliteiten, met het Fransche hof
in verbinding stond, bouwde hierop zijn plannen
Lodewijk zou een stad in de zuidelijke Nederlanden
verrassen en daarna den steun krijgen van het
Fransche leger. Tegelijk zou Oranje uit Duitsehland
een inval doen, terwijl de watergeuzen van den
zeekant zouden aanvallen. De opstand zou dus eerst
uitbreken, nadat Lodewijk het sein had gegeven.
Maar het liep anders. De watergeuzen waren ruwe
gasten, waarover Oranje weinig te vertellen had en
die hij tevergeefs tot een geregelde oorlogsmarine
trachtte op te voeden. Hij had Lodewijk tot kapitein-
generaal over hen aangesteld, die van La Roehelle
uit hun bewegingen zou leiden. Maar zij stoorden zich
aan hem al even weinig en hadden eigenmachtig
den woesten Zuid-Nederlandschen edelman Lumey
van der Marck tot hun aanvoerder aangenomen. In
Engelsclie havens hadden zij een tijdlang een onder
komen gevonden, maar koningin Elisabeth, bang.
dat zij op deze wijze in een openlijken oorlog met
Spanje zou worden gewikkeld, verdreef hep daaruit.
Zoo voeren zij de Noordzee op, zonder dat zij met
Oranje en Lodewijk veel contact meer hielden.
Langs de Nederlandsche kust kruisten zij op het
Vlie aan, waar enkele handelsschepen gereedlagen
om uit te varen, in de hoop deze buit te maken.
Tegenwind dwong hen terug te keeren en zoo
verschenen zij in den Maasmond, met de bedoe
ling een plundertocht op het land te ondernemen,
zooals zij dit zoo vaak deden.
Op den lsten April kreeg de veerman .Tan Koppel-
stock hen in 't oog. toen hij bezig was met zijn schuit-
reizigers van Den Briel naar Maassluis over te
zetten. Op den terugweg roeide hij naar de schepen
toe en stelde zich in verbinding met den kapitein
Willem Blois van Treslong, den zoon van den vroe-
geren baljuw van Den Briel. Hem lichtte hij in over
den toestand in de stad, waaruit Alva het garnizoen
had verplaatst naar Utrecht, uit vrees voor onlusten
in deze plaats in verband met de invoering van den
lOen penning. Wat was gemakkelijker dan een
overval op Den Briel? Lumey aarzelde niet. Hij zette
een aantal van zijn mannen aan land en liet, toen
de vroedschap niet snel genoeg aan zijn
wenschen voldeed, een der poorten open
rammeien. Zijn plan was, weer weg te zeilen,
als hij den buit binnen had. Maar Treslong
en Willem de Rijk, twee van zijn best be
raden kapiteins, haalden hem over, nadat
zij de stemming in de stad hadden gepeild,
Den Briel te bewaren voor den prins, om
vandaar uit een opstand te beginnen.
Kleine oorzaken hebben groote gevolgen.
Holland was rijp voor opstand. Tevergeefs
trok de stadhouder Bossu met tien vendels
voor Den Briel. Door het moedige optreden
van den stadstimmerman Roehus Meeuwis-
zoon werd de Nieuwlandsche sluis open-
gestoken en door het water werden de
Spanjaarden spoedig verdreven. Een leelijk
ding voor Alva, want in een ommezien
breidde het verzet zich uit over heel Holland
en Zeeland. Missingen en Enkhuizen kozen
de zijde van Oranje en vandaar uit werden
Ook de vrouwen weerden zieh in den strijd
tegen Spanje. Kenau Simons Hasselaer vuurt
haar vrouwen aan tijdens de verdediging der
wallen van Haarlem, de stad die na zeven
maanden in banden van don Frederik viel.