IN EEN BARAK
11
Vervolg van biz. 5
Er begon toen een merkwaardig spel van beter
schap in het barakje aan den overkant van de bin
nenplaats. Geen minuut vergaten de spelers in de
beide hoofdrollen hun zonderlinge relatie; en voor
geen geld had een van heiden den ander laten merken,
dat hij er 0111 dacht. Nu en dan, terwijl de zuster de
kamer rondliep, merkte ze op, dat Harry Blommaert
strak naar haar keek, met een eigenaardige, droef
geestige uitdrukking in zijn oogen.
Hij sterkte vlug aan, en de dag kwam, dat hij op een
stoel werd getild, met behulp van een broeder. Eén
seconde was er, dat hij op zijn voeten stond te wan
kelen. In die seconde had hij begrepen, wat een nie-
tigheidje hij eigenlijk was, en hoe wreed hij van 'een
treurigen toestand gebruik had gemaakt om eigen
zin door te drijven. Toen hij in den stoel zat. en de
broeder weg was, kwam zij nog een kussen achter
zijn rug stoppen, en toen waagde hij de eerste per
soonlijke opmerking in hun nieuwe verhouding.
„Zult u 't me ooit kunnen vergeven?" vroeg hij.
„Vergeven? Dat u 't op hebt gehaald?"
Ze was bleekmaar hij vond 't geen tijd voor uit
vluchten meer, geen tijd om pijnlijke onderwerpen
te mijden. De zaak was in behandeling genomen.
„Dat ik met u getrouwd ben," zei Harry Blom
maert, en hij gooide zijn karnemelk om. Ze had een
poosje werk met opdweilen en een schoon kleedje
over 't tafeltje leggen, en toen moest ze een ander
glas melk halen en op 't tafeltje zetten.
„Hebt u érg het land aan me?" opende hij den
strijd weer. Dat was, om eens van beeldspraak te
veranderen, een sluwe zet.
„Waarom zou ik 't land aan u hebben?" ant
woordde de tegenpartij.
„Nou, dat moest toch wel. Ik heb 't u opge
drongen."
„Ik had 't niet'hóéven doen. Als ik maar niet mijn
ontslag krijg, terwijl ik voor Eritsje.
Hier voelde zij, dat ze moest huilen, en ze wou
geen gezichten trekken waar iemand bij was, dus
legde, ze haar armen op het tafeltje en haar gezicht
op haar armen. Haar stijve tulen muts raakte bijna
tegen Harry Blommaert's arm.
Harry Blommaert zat een seconde versteend.
„Fritsje?"
„Mijn broertje," kwam er van het tafeltje.
Opgelucht haalde Harry Blommert diep adem.
Hij had heel even gedacht.
„Misschien zou ik.... mag ik u iets vragen?"
Stilte op het tafeltje, dus waarschijnlijk toestemming.
„Is hij niet. kunt u goedvinden dat ik. Fritsje
help? Dan kwam ik misschien weer tot mezelf. Op
't moment vóél ik niet veel voor mezelf."
„Wilt u me niet vertellen, waarom u 't gedaan
hebt?" zei ze. Plotseling zat ze rechtop, met haar
armen nog uitgestrekt op het tafeltje. „Waarom
drong u zoo aan? 't Ging om een beetje geld, dat u
had, zei u.maar dat was 't niet.wel?"
„Nee."
„En ook niet, dat tl iets om me gaf," Dit klonk
bevestigend, niet vragend.
„Nee, eigenlijk ook niet, hoewel.
Ze maakte een hulpeloos gebaartje van wanhoop.
„Waarom deed u 't dan wél?"
„Om een van de schandelijkste redenen, die ik zou
weten. om een paar lui hun portie te geven, die
me wat gedaan hebben."
Nu werd 't haar makkelijker. Vooral, doordat hij
vierkant had ontkend, door gevoelens jegens haar
te zijn bewogen.
„Een meisje, waar u om gaf?"
„Gedeeltelijk, 't Meisje was een stakkerdje. Zoo
veel hield ze niet van me, dat ik liaar ergens pijn
mee kon doen. Maar de lui, die 't roet in de pap heb
ben gegooid.
Nu gebeurde er iets vreemds. Harry Blommaert
kwam in dat oogenblik tot, de ontdekking, dat hij
geen hekel meer had aan de Blommaert-Vetters. Die
ontdekking sloeg hem met stomheid; dat hij, die
zijn haat had meegedragen tot in het dal des doods,
nu aan zijn neef en diens vrouw kon denken, zonder
dat. iets pijnlijkere dan minachting hem ontroerde.
Alleen zijn wrok tegen de Blommaert-Vetters had
schuld aan den stand van zakennu was zijn wrok
verdwenen en de stand van zaken hield aan.
„Ik zou u graag wat vertellen," begon Harry Blom
maert eindelijk, „als
ik u niet verveel ten
minste.over me
zelf. en over dingen,
die ik had moeten
laten, en over het
meisje."
Maar voor ze wou luisteren, moest ze zijn tem
peratuur opnemen en hem zijn drankje geven, en
zien, dat hij zijn karnemelk opdronk-dekarnemelk
't laatste, anders koelde zijn mond te veel af voor
den thermometer.
De lijnen van vermoeienis waren onder haar oogen
vandaan, en ze was bijzonder knap dien dag. Ze
was altijd al knap geweest, maar Harry Blommaert
had het nooit opgemerkt. Dien dag echter, toen hij
met den thermometer in zijn mond zat en zij zijn
ademhalingen telde, en zieli hield alsof ze 't, raam uit
keek, zag Harry Blommaert, hoe lief en mooi en in
alle opzichten hetooverend ze was, al had ze dat
droeve trekje om haar mond. en vond hij 't
moeilijk, de dingen te zeggen, die hij begreep te
móéten zeggen
Toen ze daarna weer zat, lag een hand van haar
op het tafeltje bij hemhij strekte zijn eigen hand
uit en legde die er overheen.
„Toe nu maar!" bedelde hij. „Voor de gezelligheid!
En dan komen sommige dingen, die ik vertellen moet,
er makkelijker uit."
Na eenig onrustig beweeg liet ze haar hand liggen.
En terwijl ze door het raam zaten te kijken, naar de
stoffige binnenplaats, met verbonden patiënten in
ziekenwagentjes, met invaliden op een bank, kruk
ken naast hen, met een fontein die niet werkte en
havelooze vogeltjes, vertelde hij haar over het
meisje, en de Blommaert-Vetters en zelfs over den
chauffeur en den ring. En omdat hij voelde mis
schien door een zekere strooming, uitgaande van
het kleine handje onder zijn hand dat zij 't
aanvaardde en begreep en zich niet ergerde, vertelde
hij haar veel meer dan hij van plan was geweest;
al waren er leelijke dingen hijwant dat lag in de
lijn van zijn deugd.
Dm negen uur dien avond was in de barak alles
klaar voor den nacht. In de ziekenkamer was het
licht uit. In de gang brandde een nachtlichtje laag.
Harry Blommaert sliep niet. Hij probeerde de ver
lichte ramen van het ziekenhuis te tellen, maar werd
hoe langer hoe wakkerder.
De verpleegster lag nu in bed, in haar eigen kamer
tje tegenover de zijne, maar hun beider deuren stonden
open. Als hij maar even bewoog was ze op, kwam ze
op haar teenen binnen om hem direct te helpen. Dus
al ging 't stilliggen hem pijn doen, Harrv Blommaert
lag roerloos, tot hij plotseling van een geluid aan den
overkant opschrok.
De verpleegster lag in haar bed te schreien. Haar
heele jonge lichaam schokte van de stomme snikken,
die ze in haai- kussens trachtte te smoren.
Er schoot Harry Blommaert een brok in zijn keel.
„Zuster," riep hij schor. Bijna onmiddellijk stond zij
aan de deur, met haar flanellen
ochtendjas om zich heen, in lie)
donker te turen.
„Hoorde ik.... Bent n minder
goed?" vroeg ze angstig.
„Ik voel me best," zei hij. 11ij
kon zichzelf wel slaan. „Alleen
maar geen slaap. En u?"
„Ik slaap nog niet, maar. ik
rust," antwoordde ze.
Haar gestalte teekende zich
vaag af in de deuropening, met
't haar neerhangend op haar schou
ders. en haar stem klonk nog een
beetje gedwongen van 't huilen.
Harry Blommaert stak in 't donker
zijn armen half uit. maar hij liet
ze beschaamd weer vallen.
„Wou u nog .een deken hebben?"
„Als u er een hij de hand
hebt.
Even later kwam ze met de
deken binnen en ze spreidde die
over het bed uit. Hij lag roerloos,
terwijl ze de deken recht en glad trok. llij lag zijn
moed bij elkaar te rapen om iets te vragen - - zonder
lingegeestestoestand voor Harry Blommaert, die al
tijd zonder vragen genomen had. wat hij hebben wou.
„Ik had graag dat u me een kus gaf. ééntje!"
zei hij kleintjes. En toen hij haar iets achteruit zag
gaan, gebruikte hij een bedrieglijk voorwendsel. „Ik
geloof, dat ik daardoor niet kan slapen."
„Doe niet zoo mal!"
„Is dat zoo mal. de omstandigheden in aan
merking genomen?"
„U kunt best slapen als u 't maar probeert."
Zij liep de kamer uit, met haar kin flink omhoog.
Maar in de gang aarzelde ze; zij keerde'zich om en
kwam vlug weer binnen.
„Als ik 't doe," zei ze, met ietwat gêjaagden
adem, „zult u dan gaan slapen? En belooft u, dat u
uw armen boven uw hoofd zult houden?"
„Ja maar, mijn armen
„Boven uw hoofd!"
Toen gehoorzaamde hij. en een seconde daarna
had zij zich in 't donker over hem heen gebogen;
en vlug, licht, heerlijk, kuste ze. het. puntje van
zijn neus.
Ze was den volgenden dag echt opgewekt en vol
komen rustig. Zij spraken geen van beiden over de
nachtelijke episode, maar Harry Blommaert dacht
aan weinig anders. Heel vóór in den ochtend vroeg
hij, of hij een handspiegel mocht hebben, en toen
hij zijn gezicht bekeek, gehavend en ontsierd door de
scheermethode van den broeder, voelde hij zijn
gewonde ijdelheid schrijnen. Hij was blij, dat 't donker
was geweest, anders had ze er waarschijnlijk voor
bedankt. Hij leende een scheermes en hegon-zich
te verfraaien.
In zijn stoel, rondom in de kussens, zwelgde hij in
't schuim, kapte hij een hoekje uit zijn rechteroor,
en schoor hij op 't gevoel af zijn nek uit, bij gebreke
aan betere behandeling. Toen dit geschied was, en de
lange onwillige haren boven zijn ooren geschulpt
waren bijgeknipt want hij werkte niet een gebogen
verbandsehaar kon hij zich weer een beetje voelen.
Dien middag was hij echter zenuwachtig en woelig.
De zuster keek ongerust. Hij ontweek het onderwerp,
dat hem den vorigen dag zoo in beslag had genomen,
was verstrooid en prikkelbaar, kon niet eten, en zat
op zijn stoel voor het raam nerveus zijn handen te
knijpen en te wringen.
De verpleegster begreep er niets van, maar toen
de dokter zijn ronde deed stak die haar een licht op.
„Hij heeft 't er door gehaald hoe, dat weten God
en jij alleen," zei hij. „Maar zoodra hij op krachten
komt gaat hij weer schreeuwen om drank. Als
iemand zich jaren lang doorweekt heeft met alco
hol.
De zuster was bleek tot in haar lippen, maar ze
hield zich sterk. „Mag bij 't niet hebben?"
„Zoolang hij hier is geen druppel. Als hij er uit is.
moet hij 't zelf weten, maar zoolang hij hier is.
Tusschen twee haakjes, houd den broeder maar in de
gaten; andere koopt hij hem om."
„Dat geloof ik niet, dokter, 't. Is een gentleman."
„Pff! Dat weet ik ook. Al is hij dronken, dan is 't
nóg een gentelman; maar 't is een drinker een
gewoontedrinker."
De zuster ging de kamer weer in. Harry Blommaert
zat op een stoel, met zijn handen voor zijn gezicht;
en 't hoek. waarin hij had zitten lezen.lag op den vloer.
CC/ lillllil. til'.
zijn bril hei n kijkeml.
,,'t. Spijt me verschrikkelijk," zei hij. zonder op te
kijken, „maar ik heb gehoord wat hij zei. En hij heeft
gelijk ook."
„Da's jammer. En ik geloof niet, dat ik u hierbij
kan helpen."
Ze legde haar hand op zijn hoofd, maar hij trok die
naar beneden en hield die tusschen de zijne.
Slot op blz. 14