w IN EEN BARAK Een verhaal van een patiënt en een verpleegster DOOR LOUISE VERDONCK 4 as Harry Blom- maert inderdaad gestorven, dan viel ,er geen verhaal te schrij ven. I)e inhoud van het verhaal is juist: hoe hij bijna stierf; hoe hij die grens naderde, waarheen géén reiziger iets anders kan mee dragen dan zijn zonden en dat was voor Harry Blommaert een heele vracht en hoe hij toen zocht naar een middel, om Ie voorkomen, dat zijn aardscli bezit in handen viel van de familie Blom maert-Vetter. Waarschijnlijk zou er niemendal gebeurd zijn. als Harrv Blommaert geen idee had gekregen, en als hij zich daar niet aan vastgeklampt had met een taaiheid die hij beter had kunnen gebruiken om zijn ziel te reddenals hij niet tegen de verpleegster, die net een thermometer stond te schudden, gezegd had: ..Toe. weest u eens sportief! 't ls nog maar een kwestie van uren." Wat hij echter niet hardop zei: het kwam er fluisterend uit. en hij moest nog tobben om lucht, om het zoover te brengen. Toen de verpleegster den thermometer af had geschud, liep ze naar de tafel en noteerde ze een temperatuur van eenenveertig graden, door een tranennevel heen. ilie heelema.nl niet bij haar beroep paste. Vervolgens schreef ze onder het hoofd „opmerkingen": ..Kilt". Maar Harry Blommaert ijlde niet. Als iemand omtrent veertig koorts heeft, tolt er misschien een wilde verwarring door zijn brein, maar als 't eenen veertig wordt, verdwijnen alle dolle gedachten dat je groene apen over 't voeteneind ziet dartelen bijvoorbeeld, en waarom die dokter eigenlijk op zijn handen zou loopendan ziet een menseh zijn ver leden. net als een drenkeling, en komt zijn hekel aan onaangename bloedverwanten boven, en vraagt hij zich af, hoe 't gaan zal, als hij de grens over is. Zoo lag Harry Blommaert in zijn bed in een barak voor besmettelijke ziekten, en kwam zijn hekel aan de familie Blommaert - Vet t er boven, en probeerde hij een middel te vinden. 0111 zijn bezit uit de handen dier familie te houden. En aangezien hij rechten had gestudeerd, was 't hem zonneklaar, dat hij nu geen testament kon maken, waar hij zijn doel mee bereikte. l)e Blommaert-Vetters konden 't zóó ongeldig laten verklaren. Xee. als hij er met een testament wou ko men. moest hij minstens nog dertig dagen leven: en de dokter had hem kans gegeven op dertig uren hoogstens! Misschien had hij 't wanhopig op moeten geven, en zich tevreden stellen met de bedreiging, dat hij den Blommaert-Vetters op alle mogelijke manieren het genot van hun rijkdom zou ontstelen, bijvoorbeeld door te komen spoken, als de verpleegster niet op dat moment een thermometer onder zijn arm had ge stoken. Nu moet, gelijk bekend, een koortsthermometer onder den oksel vijf minuten blijven zitten, en verpleegsters plegen dien tijd te vullen, door naast het bed knielend, of zelfs luchtigjes op den rand van het bed zittend, den arm van den patiënt tegen zijn lichaam aangedrukt te houden, en het getal zijner ademhalingen te tellen, terwijl ze zich houden, alsof z< aan iets anders denken. Het was in den loop van die vijf minuten, dat het idee in Harr\ Blommaert opkwam, en zich in zijn geest vastwortelde. De zuster stond op. met een stijfselaehtig geritsel, en Harry keek haar aan. „Zoudt u me.een plezier willen doen vroeg hij. „Graag, al wat u maar wilt." Ze probeerde tegen hem te lachen, maai kon alleen haar kin aan 't trillen krijgen. „Trouw dan met me," stiet lfarry Blom maert uit. ..'t Is maar. voor een paar uurtjes Op dat moment was het. dat de verpleeg ster naar de tafel liep en onder liet hoofd opmerkingen noteerde, dat Harry Blom maert ijlde. En hoewel zij op de If.B.S. Was geweest en een acte voor wiskunde had ge haald. schreef ze „Eilt". met ei. Harry Blommaert was niet verliefd op de ver pleegster. Ze was iets. dat bij zijn ziekte hoorde, evenals het smalle ledikant en de geelgesehildenle muren, en de thermometer onder zijn arm, en de medicijnen. Een kwestie van gevoel was 't dus heele maal i) iet. 't. Was wraak. „IJ hebt 'fbeloofd," zei hij nog eens; maar de zuster antwoordde slechts met een verdraagzaam lachje en begon de flesckjes op het kastje netjes in de rij te zetten. Om zes uur kwam Halkema, de huisknecht, haar eten in de barak brengenkoude ham. aardappelensla, eustardvla, en thee. Ifij had ook een avondblad meegebracht. Maar de verpleegster had weinig trek. Zij ging de badkamer in, bette haar oogen met koud w ater, deed een schoon boordje om straks kwam de dokter en ging toen voor 't raam staan kijken, naar het hoofdgebouw. Ze voelde zich erg eenzaam en gedrukt ouden haar verantwoordelijkheid, 't Was geen groot ziekenhuis, maar 't zag er dien avond on tzaglijk en angstwekkend uit. De ziekenauto kwam de binnen plaats op, en een dokter, in 't wit. kwam naar buiten, met een instrumentenkoffertje, en liep op den auto toe. lfarry Blommaert. die even weg was geweest, deed zijn oogen open. „Hoe zit 't?" vroeg hij. ,.l' bent toch niet.... getrouwd. hoop ik?" „Probeert u nu te rusten. Als ik straks uw bouillon breng. „Acht wat.... bouillon!" hoonde Harry Blom maert fluisterend, en toen deed hij zijn oogen weer dicht - maar niet om te slapen. Hij lag te bedenken hoe hij zijn zi n moest krijgen, en eindelijk, uit een zonderling mengelmoes van gedachten, bracht hij iets te voorschijn. Natuurlijk de dokter! Die verpleegsters moesten doen, wat de dokter voor schreef. Hij zou wel eens met den dokter praten Het was wel een heel bijzonder geval: (lat hij daar zoo lag, de jolige Blommaert. ver verwijderd van allen, die hem kenden als den rijkste der Blom- maerts, en als zoodanig in staat en gerechtigd alle dokters en verpleegsters ter wereld in dienst te ne men; dat hij daar zoo lag, in het isolement van een ziekenhuisbarak, en zelfs niet probeerde beter te worden! Dat voelde zelfs de verpleegster, en toen de dokter dien avond de binnenplaats over kwam hield ze hem op den drempel staande om er over te praten. ,,'t Kan hem niets schelen, of hij beter wordt of niet." zei ze ontmoedigd. „Hij denkt er alleen maar over, dood te gaan en te zorgen, dat zijn familie zijn nalatenschap niet krijgt, 't [s verschrikkelijk!" De dokter, die een moeilijken dag achter den rug weent u nu reu had. en een ziekeuiiuisinaaltijd, ging op een bank bij de deur zitten en vischte een Rpijsvertcringstablet uit zijn tasch. ...la. kind. 't is treurig," zei hij. met het tablet je op zijn tong. Hij kénde de verpleegster al geruimen tijd. langer dan wie ook zelfs, en sprak tegen haar op een vaderlijken toon. Da-at z'n kaart maar eens zien." De zuster liep op haar teenen naar binnen en vond lfarry Blommaert slapend. Ze verliet haas tig het vertrek en nam de kaart met haar aanteekeningen met zich mee. „Eilt. met e-i," zei de dokter, over zijn bril heen kijkend. „Dan ging hij zeker geweldig t-e keer." „Hij was wel kalm. maar hij.... hij vroeg me ten huwelijk!" Ze lachte, waardoor een betoo verend kuiltje in haar eene wang verscheen. „Aha! Da's nog geen bewijs, dat hij ijlde. Hm. pols, ademhaling. wat een temperatuur! .Ja. 't is wel droevig.... en dan zoo moederziel alleen.... arme jongen." „1". Is er geen hoop meer. dokter?" „Geen sikkepitje. Ten minste - - ik heb ze er nooit van af kunnen helpen." Wat had nu die verpleegster, naar de beproefde zede van ziekenhuispractijk, moeten doen? Zij had achter den dokter aan moeten loopen. eerbiedig luisterend naar hetgeen hij zei. zwijgend tot haar iets gevraagd werd; maar zij deed. in de donkere gang, heel iets anders. Omdat ze heel moe en op en overspannen was begon ze opeens zachtjes te huilen. „Wat krijgen we nuf" vroeg de dokter gestreng, terwijl hij zijn arm om haar heen sloeg, „de weet toch wel, (lat zooiets niet te pas komteen jonge verpleegster tegen een dokter aan staan huilen?" En toen hij geen antwoord maar een snik kreeg, ging hij voort: „Ze mogen je niet zoo aftobben: ik zal zorgen, dat je wordt afgelost. Wanneer heb je geslapen „Ik wil niet afgelost worden," zei de verpleegster, met zeer gesmoorde stem. „G-geen m-mensrh zou begrijpen w -wat hij hebben wou. Ik kan 't alleen u-u-niet aanzien, dat hij zoo ligt te...." De dokter pakte z'n zakdoek en droogde haar oogen voor haar af; toen zuchtte hij. „Dat zien we geen van allen graag, meiske," zei hij. „Ik ben een oude man, en ik heb er nog steeds niet aan kunnen wennen. Wat hebben ze je te eten gegeven?" ,,'t Eten is best." zei ze mistroostig. „Ik heb alleen maar geen trek. Hoe lang zou hij nog. De dokter stak zijn armen uit, om zich in een lange gesteriliseerde jas te laten helpen, toen zei hij: „Misschien tot morgen." Een minuut daarna betrad hij. met een gelaat, van alle ontroering gereinigd, de ziekenkamer. De zuster volgde hem op den voet, met de kaart in haar eene hand en een schoonen zak doek in de andere. Harry Blommaert maakte in zijn bed een statig groetend gebaar tegen den dokter. „Hallo. bent u daar weer!" hijgde hij vroolijk. ,,X n. dokter.'t varken is zeker op een oor nagevild!" Kort na middernacht ontwaakte Harry Blommaert uit een verdooving. Hij was vol komen helder van geest en dacht er zelfs over. liet bed uit te komen. Maar hij kon geen beweging in zijn voeten krijgen. Al had hij zich maar heel even verroerd, de zuster had het gehoord. Ze zat in 't donker voor 't raam. Ze kwam naar hem toe. „Water?" vroeg ze. zachtjes. „Alstublieft." Zijn stem klonk sterker dan ze geweest was. Een gedeelte van het water liep in zijn hals. maar 't kon liem niet schelen. Niets kon hem schelen, behalve de Blommaert- Vetters. De zuster nam zijn temperatuur op en ging in de gang staan, om 't getal af te lezen, dan kon hij haar gezicht niet zien. 'Poen zij onder het nachtlampje gekeken had. kwam ze de kamer weer in. „Waarom hebt u niet wat makkelijks aangetrokken?" vroeg lfarry Blommaert ontevreden. Hij vóelde zichzelf zoo prettig, en zij zat zoo strak in 't stijfsel, zoo onbarmhartig iu haar boord en muts. „ik heb 't. zoo.makkelijk als ik maar hoef." „Waar is dan die soort cape, die ik u wel eens aan zie hebben 's nachts?" De zuster kreeg een kleur.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 4