en frisscbe
morgen
een prettige cfag!
".'J.
DE SCHUCHTERE
ISABEL
«i
A.'
M 4
haWe oTIES "SS
VERVOLGVERHAAL DOOR M. CORAY
I
14
E
- f
T s
lederen morgen een paar druppels Odol in het glas water -
goed gorgelen en spoelen dat verwijdert niet alleen dien duffen,
onfrisschen smaak in den mond, maar de lang nawerkende invloed
van Odol schenkt energie en
veerkracht gedurende vele uren.
Bovendien is Odol door zijn
sterk desinfecteerende werking
een voorbehoedmiddel tegen
schadelijke bacteriën in de
mondholte de broedplaats
van vele ziekten. Gorgel daarom
ook steeds 's avonds met Odol.
i/i flacon f 1.25
Vt flacon f 1.95
N. V. ODOL COMPANY AMSTERDAM
- spierpu*
in korten l zi\ nog
..AKKER-nES en verdmven 9ken en
transpire®^® pijnen ver aak!
«°*e"'Aen dos tevens de
bestreden
KORTE INHOUD VAN HET VOOKAKOAANDKArchitect Unmclrup, een ioiurc,
begaafde bouwmeester, is deelgenoot, in de oude aannemersfirma .Seller en Brandrup, welke
juist opdracht tot het bouwen van een landhuis heeft ontvangen van do rijke, protserige
mevrouw mat a Otzenn. Beate Sciler. de schoondochter van zijn compagnon, die jong weduwe-
is goworden, bemint hem, doch behandelt hom met koele beleefdheid uit angst, dat zij haar
liefde zal verraden. Hij ontmoet Isabel Weidt, redactrice van het wceklad De Moderne
Woning; de kennismaking maakt diepen indruk op hem. Brandrup wordt bekroond in
oen prijsvraag voor een nieuwen stadsschouwburg, en wordt, heiast. met de restauratie van
een oud rehaissaneegebouw, het Maidlingenhuis, dat als stedelijk oudheidkundig museum
zal worden ingericht. Hij ontwerpt hiervoor plannen, die in sommige kringen heftigen
tegenstand uitlokken. In de kelders van het huis vindt hij echter in een kistje oude teeke-
ningen van den oorspronkelijken architect, meester Rievbrandt, die hem in het gelijk stellen.
Op den avond, dat hij ze aan Isabel laat. zien, brengt een misverstand verwijdering tusschen
iu-n. Den volgenden dag, wanneer Brandrup do. gevonden documenten aan de pers zal tonnen,
blijkt het kistje gestolen te zijn. Een der kranten, de Koerier, plaatst daarna een insinuee
rend artikel, dat Brandrup het- verhaal van *t kistje verzon om de juistheid van zijn ziens
wijze te bewijzen. Door eelt verkeerde telefoonverbinding leert Isabel Jurgen Andersen en
Ba Milvcr kennen, wier zeilscheepje zij helpt opkalefateren. In 't jachthaventje vindt Isabel
in een ander jacht, dat eveneens wordt gerepareerd, 'n plankje met houtsnijwerk, dat precies
gelijk is aan de ornamenten op een der gestolen toekeningon. Ra Milvcr belooft haar hier
omtrent een onderzee in to stellen.
Dus toch verloofd," viel Jurgen na
een lange stilte uit, terwijl zijn
vriend, in gedachten verzonken,
doorliet raampje naar de grauwe balken
van den steiger staarde.
„Verloofd? Wie? Waarom?"
„Isabel natuurlijk. Waarom zou ze
zich anders zoo uitsloven?"
„Klets," was liet antwoord. „Isabel
is geen type, dat met anderen gaat
zeilen en fuiven, als zij verloofd is."
„Waarom wil zij dan zoo graag die
geheimzinnigheden oplossen? Zit ik te
piekeren om de eer van een volslagen
onbekende te redden? Wat is die
Brandrup voor een snoeshaan?"
„Ken heel knappe architect; naar wat
ik van hem gehoord heb, lijkt hij me
een trotsche artist, die zijn eigen waarde
kent en aan zijn meening vasthoudt
tegenover iedereen. Isabel kent hem
goed. want zij is de eenige die de teeke-
ningen gezien heeft, maar ik geloof niet,
dat. zij met hem verloofd is. Dat raakt
ons trouwens niet, ik moet alleen uit-
visschen, wie dat kistje gestolen heeft."
,,'t Was toch aardig geweest.
begon Jurgen, maar Ra viel hem vlug
in de rede: „Ga me nu niet vertellen,
dat je verliefd op haar bent. Isabel is
niet het type voor jou, kerel; jij moet
een heel ander soort hebben, en die zul
je wel krijgen ook. Isabel is een lieve
meid en een goeie vriendin, en we
hebben 't- reusachtig met ons drieën
gehad, en misschien loop ik voor haar
harder dan voor een ander, maar we
moeten de prettige verhouding niet
gaan bederven door verliefd op haar
te worden. En zeur er nu niet langer
over, want ik moet tn'n gedachten hij
elkaar houden; ik ga dit zaakje eens
lekkerheelemaal alleen opknappen. Veel
moeite zal ik er trouwens niet mee
hebben; het eerste spoor heb ik al."
Meneer Ranse was niet lartg en niet
kort, niet forsch en niet kleinhij had
het begin van een huikje en het begin
van een kaal kruintje; zijn neus was
normaal, zijn ooren lagen plat tegen
zijn hoofd, of ze er tegen aangestreken
waren, en de lijn van zijn mond kon
wijzen op energie of op 'n soort venijnige
vindingrijkheid. Niemand, die hem
kende, wist dat precies, al waren allen
het er over eens, dat hij vindingrijk was
en stellig niet vrij van venijnige trekjes.
Hij droeg altijd keurige costuums van
een onbestemde, saaie kleur tusschen
ut ijs en zwart, rookte nooit anders dan
kleine sigaartjes en bracht zijn dagen
door in 'n duur gemeubelde, maar on
gezellige kamer. In de stad was hij
minder bekend dan men zou verwach
ten, want meneer Rause, die hoofd
redacteur van De Koerier was, huldigde
de leer, dat een man tneer invloed
heeft naarmate hij zich tneer op den
achtergrond houdt, en iu zijn geval
ging deze leer prachtig op, want hij
had een krant achter zich en kon alles,
waarop hij zijn journalistieke zinnen
had gezet, door anderen laten uitvoeren.
De meeste redacteuren van De Koerier
mochten hem niet, maar zij gaven
allen volmondig toe, dat hij een knappe
kerel was en een specialen neus scheen
te hebben voor allerlei kwesties, be
langrijk of niet, waarvoor het publiek
juist belangstelling had; wanneer die
belangstelling er niet was, wist hij ze
wel te wekken.
Meneer Rause zat nu in zijn dure,
ongezellige kamer en keek het ochtend
blad door. Hier en daar trok zijn roode
potlood een streepje, hetgeen beteeken-
de, dat sommige leden van de redactie
later enkele zeer onaangename woorden
zouden moeten slikken. Zooveel roode
streepjes, zooveel visites zouden er
tusschen elf en t waalf in de kamer van
den hoofdredacteur afgelegd worden.
De redactie had geleerd, een uitnoodi-
ging om tusschen elf en twaalf op de
dure kamer te komen te vreezen, of
schoon meer dan één journalist later
dankbaar was, wanneer de beruchte
visite de inleiding tot een ontslagbrief
bleek te zijn. Zelfs de journalistiek was
onder meneer Rause geen prettig vak.
Het derde streepje was gekrast, toen
liet jongmaatje van de redactie een
kaartje kwam brengen met dc monde
linge mededeeling, „alsdat die meneer
in de wachtkamer zat". Rause bekeek
het visitekaartje, bromde: „0, die," en
beval, dat de bezoeker weer kon ver
trekken; hij had nu geen tijd. De man
in de wachtkamer ontving deze mede
deeling met een ongeloovig glimlachje,
schreef iets op zijn kaartje en vroeg het
jongmensch: „Geef dit maar aan meneer
Rause, of laat 't geven, als je soms bang
lient, hem voor den tweeden keer te
storen. Ik loop wel niet je mee, want ik
denk, dat je baas nu wel tijd voor me
heeft."
Het meeloopen verstond hij in dezen
zin, dat hij onmiddellijk achter het
jongmaatje de dure kamer binnen
stapte en meneer Rause nauwelijks tijd
gunde, de enkele woorden op het kaartje
te lezen. Rause stuurde den bediende
met een nijdigen blik weg, keek van den
bezoeker haar het kaartje en van het
kaartje naar den bezoeker, die onder-
tusschen met een vriendelijk knikje een
stoel naar Rause's bureau sleepte, en
zei, dat hij het een onbeschaamde bruta
liteit vond.
„De brutalen hebben de halve wereld,
dat weet u beter dan ik. meneer Rause,"
antwoordde de bezoeker. „Maar als n