MAURITS EN OLDENBARNEVELT I wee bouwers aan den Nederlandschen Staat IHISTORIEI te goed uitgekomen. Met De geschiedenis van de wording van den Nederlandschen Staal blijft voor eiken reehtgeaarden Nederlander altijd een boeiend schouwspel. Voorgoed zijn daaraan de namen verbonden van Maurits van Nassau en Johan van Oldenbarne- velt. Beiden zijn bouwers geweest aan den Staat, maar elk op zijn eigen terrein. Jolian van Oldenbarnevelt (1647-1619) Prins Maurits (1567-1625). Verscliil en overeenkomst Maurits wilde, dan kon hij ook als volmaakt hoveling optreden. Dan danste hij de ingewikkeldste Fran- sche dansen zoo voortreffelijk, dat niemand liet hem verbeterde. Hij schreef een fraaie, loopende hand, maar zette nooit een letter op papier, als het niet strikt noodig was. Zijn wijd en zijd verspreide familieleden klaag den er over, dat zij nooit iets van hem hoorden, maar hij maakte er zich van af met de betuiging, dat het niet noodig was om te schrijven als alles goed ging. Zoo onhartelijk was hij zelfs, dat hij aan een van zijn zusters een mooi verjaarscadeau beloofde, maar zelfs vergat te feliciteeren, toen zij jarig werd. Maar wanneer hij wilde, kon hij ook weer ieder voor zich innemen door zijn beminnelijkheid. Toen zijn stiefmoeder, in de dagen vóór het tot stand komen van liet Twaalfjarig Bestand, uit Frankrijk naar Den Haag kwam met de opdracht van Hen drik IV, om Maurits voor de Fransche belangen te winnen, waar hij niets van hebben moest, ontwapende, hij haar door zijn hartelijkheid zoo volkomen, dat zij zich onvoorwaardelijk aan zijn zijde plaatste. Maurits, de edelman van vorstelijke afkomst, had karaktertrekken gemeen met Oldenbarnevelt, den burgerman. Koppig, eigenzinnig en vasthoudend waren zij beiden. In begaafdheid behoefden zij niet voor elkaar onder te doen. Maar de gelijkmatigheid, die Maurits miste, bezat Oldenbarnevelt in ruime mate. Maurits werd pas energiek als de dingen op hem afkwamen; Oldenbarnevelt was anders. Hij wachtte de dingen niet af, maar trok ze zelf naar zich toe. Ongeloofelijk werkzaam, ging hij in strenge regelmaat zijn gang. De tallooze memories en nota's, die hij opstelde in zijn kriebelschrift vol afkortingen, dat den handschriftkundige tot wanhoop brengt, zijn als een zintuiglijk bewijs voor de energie, waarmede hij altijd bezig was. Oldenbarnevelt moest zijn positie zelf veroveren. Hij was er niet door afkomst en geboorte voor aan gewezen. Hij bekleedde een hoog ambt als raad pensionaris, maar hij was eigenlijk als zoodanig niet meer dan de ambtenaar en de dienaar der Staten. Door de kracht van zijn persoonlijkheid wist hij zich echter de onbetwiste leiding in de binneu- landsche zaken te verschaffen. Twintig jaar ouder dan Maurits was hij het, die dezen naar voren schoof en hem op de plaats bracht, die hem rechtens toe kwam. Oldenbarnevelt vergat dit nooit, ook niet, toen Maurits' zinspreuk: „Eindelijk groeit uit het rijsje een boom", voor dezen zelf reeds lang in vervulling was gegaan. Op gelukkige wijze vulden de staatsman en de veldheer elkander aan tot heil van den jongen Nederlandschen Staat. Maar het ongeluk wilde, dat door het lukrake van den opzet van dien Staat beider terrein niet nauwkeurig was afgebakend. Zoodra de een overgreep op het terrein van den ander, moest het tot botsingen komen, die bij de gelijkgestemdheid van beider karakter eindigden in een catastrophe. De Republiek der Zeven Vereenigde in beider karakter Nederlanden wordt geboren Maurits werd geboren te Dillenburg op ,13 November 1567 als zoon van Willem van Oranje en Anna van Saksen, de dochter van den keurvorst Maurits van Saksen, naar wien hij genoemd werd. Hij had niet het voorrecht een liefderijke moeder te bezitten. Haar grootvader, Philips van Hessen, had Oranje gewaarschuwd 11V I A IV 1^1 tegen een huwelijk met lAAlX \J (le hoogmoedige en E IN 71 IN I eigenzinnige Anna. Zijn voorspelling is maar al Anna was niet veel huis houden. De vreemd heid, die haar altijd eigen was, ging ten slotte over in volslagen krankzinnigheid. Heeft Maurits iets van haar zonderlingheid geërfd? Er is inderdaad iets vreemds in dezen vorst. Hij was knap, ver boven het middelmatige. Alzijdig begaafd, kon hij uitblinken in wat hij wilde. Maar eigenzinnig wierp hij zich uitsluitend op de vakken van zijn voorliefde: de wiskunde en de krijgskunde. Een niet te mis kennen traagheid en gemakzuch tigheid deden hem maar al te ge makkelijk de beslommeringen der staatkunde afschuiven op anderen, hoewel hij ook daarvoor meer dan gewone begaafdheid bezat. Huiselijkheid of gezelligheid leek hij niet op prijs te stellen. Aan hoffelijke omgangsvormen hechtte hij niet. Het leven te velde had hem verruwd. In het stadhouder lijk kwartier op het Binnenhof leefde hij als in zijn legerkamp. De toon, die er heerschte, wekte zoo zeer den afschuw op van zijn fijn- beschaafde Fransche stiefmoeder, Louise de Coligny, dat zij het met bittere tranen beschreide, dat haar eigen zoon, Frederik Hendrik, er zich door liet meesleepen. Maar als Zestien jaar was Maurits oud, toen zijn vader vermoord werd. Ijlings verliet hij Leiden, waar hij aan de in 1575 opgerichte universiteit studeerde in de klassieken en de wiskunde. Het stadhouder schap was niet erfelijk en wij moeten ons dan ook niet voorstellen, dat hij zonder meer zijn vader opvolgde in diens ambten. Utrecht koos een eigen stadhouder en toen deze al spoedig in gevangenschap raakte, werd hij nog niet vervangen door Maurits, dien men daarvoor te jong achtte, maar door den graaf van Nieuwenaar, die ook stadhouder was van Gelderland en Overijsel. Pas in November 1585, dus een en een kwart jaar na zijn vaders dood, werd Maurits tot deze waardigheid aangewezen in Holland en Zeeland. De Staten waren inmiddels op zoek gegaan naar een nieuwen souverein. Zij boden achtereenvolgens de heerschappij over deze landen aan den koning van Frankrijk en de koningin van Engeland aan, maar zoo slecht leek de zaak van de vrijheid er voor te staan, dat beiden uit vrees voor het machtige Spanje weigerden. De Engelsche koningin zond ten slotte haar gunsteling Leicester met een hulpleger. Zij hoopte zoo den oorlog tegen Spanje uit te vechten in de Nederlander zonder dat haar eigen land in dien oorlog direct betrokken werd. Tegen goede betaling wel te verstaan! Den Briel, Vlissingen en Fort Rammekens moesten wij Van Maurits' krijgsbedrij ven spreekt de verovering van Brerla het meest tot de ver beeld ing. Maurits -had de Spanjaarden in den waan gebracht, dat hij een aanslag op Geertruidenberg beraam de. Inmiddels drong een in een turfschip verscholen groepje Staatsolie soldaten in het kasteel van Breda door, icaar een Italiaansche bezetting lag. 's Nachts over rompelden de Staatscheu de wachthuizen, waarna een Holland sche legermacht de stad kon binnenrukken (4 Maart 1590).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 6