DAAR MOEST STRAF
OP STAAN...
S/of van blz. 9
de lieele familie. Paula, de schijnbare overwiimares
van het oogenblik, deed maar niets dan huilen. Toen
haar man nog geen tien minuten weg was, stond zij
al snikkend aan de telefoon en probeerde ongedaan
te maken, wat zij in haar eerste opwelling geëiseht
haden later is zij nog zelf naar het politiebureau
gegaan, maar het was te laat; de aanklacht was
ingediend.
Oom Lodewijk vond het nog heelemaal niet zoo'n
onpleizierig nachtje. Zijn geschiedenis werd over
verteld door de agenten aan den schrijver, en door
hem aan den cipier, en tot ooms verrassing en dank
baarheid bleek de gevangenis nog niet eens zoo
ondraaglijk te zijn.
„Alleen was het beroerd," heeft hij me later ver
teld, „dat de cipiersvrouw ons al kwam wekken om
vier uur, het kan misschien ook vijf geweest zijn. We
moesten allemaal zonder pardon uit onze cellen, want
zij had uitgevonden, dat de kribben beter in een
anderen hoek konden staanDus ging zij die ver
betering maar meteen aanbrengen. Buiten dat was
alles onverwacht pleizierig en iedereen was bijzonder
attent."
Natuurlijk bracht het geval geweldige opschud
ding in de familie. Het feit, dat een familielid, en nog
wel oom Lodewijk, betrokken was bij een ruzie en tot
overmaat van ramp in de gevangenis terecht was
gekomen, was ook wel het ergste, dat hen treffen
kon. Alle mogelijke invloed werd aangewend om den
commissaris te bewegen oom Lodewijk vrij te laten.
Paula was ook bereid, met alle graagte haar aan
klacht in te trekken, maar de man van de wet. was
niet te vermurwen.
Er waren al veel te veel mannen, die er een
gewoonte van maakten hun echtgenooten dwars
te zitten. Van Laan zou als voorbeeld gesteld
worden. Van Laan zou zijn verdiende straf niet
ontloopen.
Twee dagen later zaten wij allemaal met een
schaamrood gezicht en met angst om het hart, in de
kale verhoorzaal. Op een wenk van den rechter werd
oom Lodewijk binnengebracht om zich te verant
woorden. Achter de lage tafel zaten de politierechter,
zijn officier en oom Lodewijk'.s advocaat. Op her
haald aandringen van den rechter schuifelde Paula
eindelijk naar voren. Zij was bleek en had roode
randen om de oogen van het huilen. Heel bedeesd
gaf zij haar getuigenis. Zij vertelde alles zorgvuldig
naar waarheid, maar zoo gauw er iets kwam, dat
oom Lodewijk's schuld verkleinde, klonk haar stem
harder en vaster. De ruzietoon was totaal verdwenen
en wij, ingewijden, kregen allemaal den indruk, dat
Paula er een lief ding voor over had om de schuld
van haar rnan weg te praten.
Toen kwam de verdediging en met spanning zagen
we uit naar de woorden van oom Lodewijk.
„Meneer van Laan," zei de rechter, ..vertelt u de
geschiedenis nu eens met uw eigen woorden." Hij
sprak beheersclit, maar zijn blik verried duidelijk
genoeg, wat hij dacht van een mari, die op zulk
een lage manier zijn vrouw had aangevallen. Ook
de officier deed geen moeite om zijn minachting
voor beklaagde te verbergen. Alleen wij, die de
omstandigheden kenden, namen het op voor oom
Lodewijk.
In het begin sprak oom zoo zacht, dat de rechter
hem wrevelig vroeg, of hij nu ineens zijn dreig- en
beveelstem verloren was. Op aanraden van zijn
advocaat begon oom met te vertellen over zijn ver-
keeringstijd. Hij weidde uit over hun huwelijk, over
hun geluk en zijn pogingen om vooruit te komen.
Eindelijk kwam hij aan de kwestie van het meubi
lair. Hij stelde de feiten in een zoo gunstig mogelijk
licht, maar de Waarheid was de waarheid en die moest,
verteld worden. Enthousiast sprak en gebaarde hij
over zijn grooten stoel, hoeveel hij van hem gehouden
had, en hoeveel pleizier dat eenvoudig meubel hem
bezorgd had.
„Ik wed," viel de rechter hem pardoes in de rede.
„dat hij links van den haard terecht was gekomen."
I n der daa de delachtbare
„En de helft van het overige meubilair in de
kamer," vervolgde de rechter glunderend, „was van
haar plaats geschoven."
„Ja, precies, edelachtbare!"
„Luister!" De rechter zat
plotseling weer recht. „1* weet
nog niets! V denkt al, dat, uw
vrouw onuitstaanbaar is, maar
ik zal u eens vertellen, wat ik
heb ondervonden met een
nachtkastje. Mijn vrouw.
Er volgde een heel lange
geschiedenis over de omzwervingen van een nacht
kastje.
„Edelachtbare" oom Lodewijk's advocaat was
van zijn stoel opgestaan „nog geen twee weken
geleden ging mijn vrouw in het midden van de huis
kamer staan en.
„Edelachtbare, ik protesteer."
„Ga zitten," zei de rechter tot. den officier, „laten
wij eens hooren wat de geleerde advocaten vrouw
deed."
„Mijn vrouw," herhaalde oom Lodewijk's advo
caat., „stond heel vervaarlijk midden in de kamer en
voor één schilderij - een doodgewoon schilderij,
versta je moest ieder, iéder meubelstuk in de
kamer een eindje naar links of naar rechts of wat
verder in den hoek geschoven worden!"
„Pardon, edelachtbare, moet ik dit ook allemaal
opschrijven?" kwam de wanhopige stem van een
bleek, tenger mannetje.
„Nee," zei de rechter verschrikt. „Maar laten we
eens liooren, wat meneer van Laan nog te vertellen
heeft. Ga verder, meneer van Laan."
En terwijl oom Lodewijk zijn geschiedenis ont
vouwde, begon de rechter te knikken, ten teeken,
dat hij de situatie begreep.
„Ik ging dus voor mijn ledikant staan," vervolgde
oom Lodewijk, „en zou me achterover laten vallen,
dan had ik meteen een lekker warm holletje in de
matras; en toen ik achterover viel.
Hij hield op en er was een lange, angstige stilte in
de zaal. Duidelijk kon je het vlugge, hijgende adem
halen van Paula hooren. De rechter verbrak eindelijk
de stilte. „En toon u viel," zei hij zachtjes, „was het
bed weg."
„Ja."
Weer was het stil, en nu nam de officier het woord.
„Edelachtbare," begon hij, „toen ik pas getrouwd
was, hebben mijn vrouw en ik ook een huisje inge
richt. En, meneer, ik dacht, dat onze woning zoo
comfortabel was als een man het maar wenschen kón.
Ik had een fijnen luien stoel, waar ik erg aan gehecht
was.
„Rechts van den haard?" vroeg de rechter.
„Rechts van den haard, waar de stoel van den
heer des huizes behóórt te staan. Goed, maar wat ik
zeggen wilde, ik was gewoon gek op dien stoel, al zag
hij er ook een beetje kaal en gammel uit. En toen op
een dag toog mijn vrouw naar een tentoonstelling van
moderne interieurkunst.
„Mijn vrouw is ook naar zooiets toe geweest," zei
de rechter, „een paar weken geleden.
„Mevrouw van der Weide," vervolgde de officier
flink, „is bezweken. Een paar dagen later stond de
heele huiskamer vol stalen meubels
„Stalen?" riepen een paar verbaasde stemmen.
„Ja,van ijzer, gewoon ijzer!" verzekerde de officier.
„Iemand nog iets te zeggen?" vroeg nu de rechter.
De officier van justitie wisselde een blik
van verstandhouding met den advocaat en
den rechter. Deze laatste stond langzaam
op en schraapte zijn keel. Op ongewoon
officieelen toon begon hij te spreken:
„Daar uit het verhoor is gebleken, dat
beklaagde van Laan kennelijk in over
spannen toestand verkeerde tijdens en voor
vermeend misdrijf, en daar niet voldoende
bewezen is, dat voornoemde beklaagde
zich aan een laakbare handeling, zijnde
mishandeling of po
ging daartoe, heeft
schuldig gemaakt,
spreek ik den heer
van Laan vrij en
ontsla hem van
verdere gerechte
lijke vervolging."
Nou, Marga, ik
had voor mezelf al
zoo'n beetje op 'n
gunstige oplossing
gerekend, want het
wilde er bij mij
niet in, dat oom
Lodewijk schuldig pe demon van waanzin
va». gloeide in zijn blik
Je begrijpt, het was een overwinning voor oom
Lodewijk, maar hij was er niet erg blij mee. fi'jj hield
van Paula; hij betreurde zijn leelijke opwelling en de
oorzaak er van, maar diep in zijn hart beminde
hij haar. En hij voelde zich zoo eenzaam en ver
drietig, want Paula had zoo gauw zij kon het huis
verlaten en was naar haar moeder gegaan.
Alle meubels gingen weer terug naar hun ouwe
plaatsje, waar ze altijd graag hadden gestaan en waar
ze hadden voldaan. Ooms zenuwen konden wat dat
betreft dus weer tot rust komen, maar och, het leek
allemaal zoo leeg en waardeloos zonder haar. En op
het eind van de week verduwde hij zijn trots en ging
naar haar toe om zich te verzoenen. Zij verwelkomde
hem met, open armen en schreide tranen van blijd
schap. Zij hield ook van hem en had hem erg gemist;
en nu hun liefde verpuurd was in den smeltkroes der
beproeving, gingen zij gelukkiger dan ooit te voren
terug naar hun home.
Een keer, en één keer ook maar, werd de oorzaak
van hun oneenigheid nog eens aangeraakt.
„Lieveling," fluisterde Paula in zijn armen, „ik
zal nooit, nóóit meer aan de meubels zitten."
„Schat," stamelde hij.
En zij heeft woord gehouden, ofschoon er kort
na haar terugkeer 'n interessante gebeurtenis plaats
vond, die duidelijk aantoont, hoe diep ingeworteld
zoo'n vrouwelijk instinct kan zijn. Op een avond heel
laat werd oom Lodewijk wakker van het gestommel
naast zich. Hij draaide zich voorzichtig om en zag
Paula tusschen de dekens uit het bed afglijden hij zag
haar silhouet tegen het maanverlichte venster, zij
stond daar rechtop en leek in haar wijde, witte nacht
pon precies een geest; zij hield haar handen tastend
voor zich uit en hij zag haar langzaam voortbewegen
in de richting van de deur. Blijkbaar was zij aan het
slaapwandelen. Oom Lodewijk gleed ook heel voor
zichtig uit zijn bed en volgde haar om toe te zien. dat
haar geen ongeluk zou overkomen. Zij ging regelrecht
naar de huiskamer, waar zij een oogenblikje bleef
rondkijken, een angstwekkende schim, met de armen
steeds voor zich uitgestrekt. Toen bewoog zij
zich heel langzaam, als alle slaapwandelaars, en liep
op den divan toe, pakte hem bij een poot en probeerde
hem van den muur af te trekken. Zij rukte harder en
harder, maar het meubel bewoog geen streep.
Oom Lodewijk sloop met een bezorgde uitdrukking
op zijn gezicht weer terug naar bed. Enkele seconden
later kwam Paula ook terug, op den tast haar weg
zoekend en nog onbewust van hetgeen zij deed. Even
voorzichtig als zij het bed had verlaten, kroop zij
er nu weer in en sliep rustig verder.
Maar oom Lodewijk bleef wakker liggen. Het pro
bleem was weer actueel! Hij geloofde in een vrouwen-
belofte, maar hij had liet zijne gedaan om Paula te
helpen de hare te houden. Tijdens haar afwezigheid
had hij alle grootere meubels aan den vloer vastge
spijkerd. Dat had hem de eenige doeltreffende steun
geleken.
En, Marga," besloot ik, „zoo zie je waar dergelijke
gewoonten toe kunnen leiden. Ik vertel je de geschie
denis enkel en alleen als een baken voor jezelf. Als je
geluk wenscht in ons huis.
„Die piano," mompelde Marga afwezig, „staat
daar toch eigenlijk niet op haar plaat*
f.hcn-fe»-