DUIZEND
LAMPEN
A
JVS2B8 Km
IN EEN TOREN
J
~~7i *<"8!
BÏM
HUM
(JiiiH ulee
lainwn he
menife ,,8(
dat d koi
»fe«-
IHI
In normale tijden doet de
lichttoren der Philips-fabrie-
ken denken aan een reus
achtig haken, dat een ieder,
die Eindhoven na het vallen
der duisternis nadert, veilig
binnenloodst. De toren werd
tevens het symbool van dit
bedrijf, waarvan het op 23 Mei
vijftig jaar geleden is, dat de
oprichtingsakte werd onder
teekend. In die vijftig jaren
groeide het simpele fabriekje
uit tot een machtig gebouwen
complex.
Meer dan 4U.UUU soorten lampen moeten in den
lichttoren van hun kwaliteit getuigen. Behalve de
gewone modellen, die we in het huiselijk gebruik
kennen, worden natuurlijk ook de fietslampjes,
vuurtoren- en filmlampen beproefd.
aan een intensieve belastingproef voor kwaliteit en
levensduur worden onderworpen.
Hiertoe wordt, nadat elke lamp de. eindcontrole is
gepasseerd, ongeveer iedere duizendste lamp uit de
enorme productie genomen om te worden gekeurd.
Teneinde een indruk te geven van den omvang en de
veelzijdigheid van deze productie, noteeren wij enkele
lampentypen, die wij in dit laboratorium aantreffen
zaklantaarn- én fietslampjes, telefoon- en mijnlam
pen, illuminatielampjes in allerlei vorm en kleur:
daarnaast de uiteenloopendste typen autolampen,
deze alle als vertegenwoordigers uit het groote rijk
der kleine gloeilampjes. Dan komen de lampen van
grooter formaat: de normale gloeilampen, zooals
iedereen in gebruik heeft, lampen voor straat- en
etalageverlichting, verduisteringslampen en ten slotte
de nóg grootere, zooals projectielampen voor bios
copen, schijnwerperlampen en de lampen voor de
vuurtorens. Gezien de velerlei toepassingen en de
verschillende spanningen en lichtsterkten, waarvoor
deze lampen vervaardigd worden, worden in Eind
hoven niet minder dan veertigduizend soorten gloei
lampen gefabriceerd. En deze moeten alle in dit
laboratorium het bewijs van hun bruikbaarheid
leveren
Allereerst komen die lampen in de afdeeling
„Photometrie", waar licht en stroomverbruik der
lampen worden gemeten. Om te controleeren of een
gloeilamp, die bij 225 Volt spanning en een stroom
verbruik van 91 Watt een hoeveelheid licht van 125
dekalumen geven zal, wordt ze in een merkwaardige
kast gebracht, die in de vakwereld bekend is als de
„Ulbrichtsche bol". De aanduiding „bol" stamt nog
uit vroeger dagen, toen deze apparaten werkelijk een
kogelvorm hadden. Thans hebben ze den vorm van
een kubuseen witte holle ruimte, waarin niets anders
te zien is dan een fitting voor de te beproeven lampen,
en een klein, vierhoekig scherm, dat voorkomt, dat
het lamplicht direct in de, aan het rechterzij vlak
zichtbare, opening valt. Achter deze opening bevindt
zich een fotocel, die de opgevangen liekthoeveellieid
in electrische-stroomen verandert. Wanneer dus de
lamp in den kubus komt, ontstaat een volkomen gelijk
matig licht, dat op de genoemde fotocel valt en hier
in een electrischen stroom wordt omgezet. Deze
stroom wordt in het eigenlijke meetinstrument geleid,
waarop men dan duidelijk de lichthoeveelheid kan
aflezen. Tevens wordt ook het stroomverbruik op
een ampère-meter aangegeven.
Wanneer nu de lamp, zooals we reeds beschreven,
uit de productie genomen wordt en haar lichtsterkte
en stroomverbruik den toets der keuring hebben
doorstaan, dan gaat zij naar de hoogste etages van
den „lichttoren", waar men haar levensduur contro
leert.
WJ wo
pho##riscl
f I Is een gigantisch baken, dat iedereen,
die Eindhoven nadert, binnenloodst, ver
heft zich de Philips-lichttoren. Deze lichttoren, die
in normale tijden zeeën van licht uitstraalt, maar thans
geheel verduisterd is, maakt deel uit van de gloeilampen
fabriek en herbergt een installatie, welke een der laatste,
maar tevens een der voornaamste schakels vormt in het
veelomvattende wordingsproces van de gloeilamp. Een in
richting namelijk, die de nieuw gefabriceerde lampen aan
een zeer scherpe controle onderwerpt, alvorens zij hun
weg naar den afnemer vinden.
De eischen, die aan de moderne gloeilamp gesteld
worden, zijn immers niet gering
De lamp moet niet alleen liet
aangegeven lichtvolume geven,
doch zij moet ook, met betrekking
tot den levensduur en stabiliteit,
eigenschappen bezitten, die enkele
jaren geleden nog als onmogelijk
werden beschouwd. Men denke
maar eens aan het onophoudelijk
schudden en schokken, waaraan de
gloeilampen in auto's, treinen en
andere verkeersmiddelen weer
stand moeten bieden. En bij het
vervoer naar verre landen en af
gelegen oorden worden de lampen
bij het vele in- en uitladen ook
niet zachtzinnig behandeld. Ze moeten hiertegen
echter bestand zijn en het is dadrom, dat ze geregeld