DE SCHUCHTERE ISABEL VERVOLGVER HAAL 18 Zijn halfbroer wist I). bij Seiler en Brandrup aan een baantje te helpen. Hij moet ergens buiten de stad op kamers wonen bij een be jaard echtpaar. D. laat zich niet veel aan hem celegen liggen; af en toe bezoekt hij hem, niemand kent hun familierelatie, maar zijn sterken invloed op den stakker schijnt hij behouden te hebben." Isabel schonk met royale hand de glazen der vrienden nog eens vol. ,,'t Is knap gedaan." prees zij; „hoe heb je dat allemaal achterhaald?" „Dat is niet zoo moeilijk," weerde Ra bescheiden af; „iedereen zou het ook kunnen, als hij, net als ik, in officieele registers mocht snuffelen. Er was niets - moeilijks aan." „En het kistje?" „Dat heb ik nog niet." „Maar...." begon Jurgen aarzelend, „dan zijn weik bedoel, dat je 't allemaal prachtig hebt uitgekiend, maar 't gaat toch om 't kistje, en dat. .krijg ik wel," vulde Ra aan. „Luister eens goed; D. heeft een wrok tegen Brandrup, omdat deze opdrachten krijgt, die hij zelf wilde hebben. Hij heeft invloed op Rause en kan hem dus dwingen tegen Brandrup te schrijven. Zijn halfbroer, die bij Seiler en Brandrup werkt, staat ook heelemaal onder zijn invloed; ik vermoed dat hij den stakker heeft in geprent om het kistje te stelen. Tenslotte vinden wij in zijn zeiljachtje een plankje met houtsnijwerk, dat van een der gestolen teekeningen is nagemaakt. Me dunkt, dat het met zooveel sterke aanwijzingen niet al te gewaagd is, te veronderstellen, dat hij meer van den diefstal weet. Zijn halfbroer heeft in ieder geval de teekeningen in handen gehad; en de half achter lijke Waldech is er de man niet naar om op eigen initiatief de documenten te stelen. Absolute zeker heid heb ik nog niet, maar die krijg ik morgen." „Hoe?" „Door een beetje te bluffen. We zullen probeeren zekerheid te krijgen, dat Rause werkelijk op bevel van D. zijn scheidpartijtjes tegen Brandrup in De Koerier heeft gehouden. Daar wagen we niets mee; blijkt mijn vermoeden onjuist te zijn, dan klets ik me er bij Rause wel uit en neem ik Waldech en D. zoolang onder observatie,'tot ik meer van ze weet dan zij zelf. Het kistje zal ik vinden! Ik stel voor, dat Isabel morgen naar De Koerier gaat. Er. werd nog menige sigaret gerookt en door Isabel nog menig koekje geknabbeld vóór 't plannen maken gereed was en de drie strijders voor recht en waarheid opgewonden en hoopvol gestemd uiteengingen. „Laat juffrouw Weidt binnen," zei Rause den vol genden morgen tegen den jongsten bediende, die hem het kaartje had gebracht. Hij staakte zijn gewone ochtendinspectie van de krant, schoof een stoel naar zijn bureau en liep bereidwillig naar de deur, toen er geklopt werd. Het bezoek was hem echter vóór en was reeds in zijn kamer, eer hij de deur kon openen. „Morgen, meneer Rause ik ben blij dat u me even kunt ontvangen." De hoofdredacteur beantwoordde den groet niet. Eenigszins verbijsterd staarde hij naar een jong- mensch, dat achter Isabel zijn kamer was binnen gewandeld; hij mompelde een verontschuldiging, welke voor Isabel bedoeld was, en wendde zich ver volgens energiek tot den jongeman„U bent niet aangediend en u verlaat oogenblikkelijk mijn kamer; die brutaliteiten van u. „Ik hoop, dat u 't hem niet kwalijk neemt," zei [sabel inet een lief glimlachje, „meneer Milver zou graag ons gesprek bijwonen." Meneer Rause keek haar aan, of hij ook haar in minder beleefde termen wilde toespreken, maar hij bedwong zich, slikte eens en stamelde: „Ik hoef toch niet goed te vinden. Isabel viel hem in de rede met een stem, welke enkele graden minder lief en bedeesd klonk. „Ik ben bang, dat u nog veel meer goed zult moeten vin den, meneer Rause. Meneer Milver en ik hebben u een voorstel te doen; als u enkele»dagen geleden den raad van meneer Milver had aangenomen, had u van daag niet zoo'n onplezierigen dag en zouden wij uw kamer niet zijn binnengevallen. Nu is het te laat. Ik heb een artikel geschreven over de kwestie van het Maidlingen-huis; dat artikel zou ik graag in De Koerier geplaatst zien, in't avondblad van morgen." „En mag de hoofdredacteur van De Koerier mis schien weten, wat er ongeveer in dat artikel staat?" informeerde Rause spottend. „Ik heb geschreven, dat De Koerier zich vergist heeft en dat uw krant zich vermaakt heeft met aller lei kinderachtige en ongegronde aanvallen op Brand rup. zonder de kwestie degelijk en objectief te onder zoeken en aan een algemeen bekend en geacht architect de eer te geven, waarop ieder fatsoenlijk mensch recht heeft.. Ik heb ook geschreven, dat Brandrup Rause stond op, „Ik zal dat jongmensch daar de deur laten uitgooien en ik ra y dringend aan, dade lijk deze kamer te verlaten. Als u denkt dat ik me door een vrouw bespottelijk laat maken, hebt u zich vergist. U schijnt te vergeten, dat ik beslis wat er in De Koerier verschijntik wist niet, dat u zich door de brutale manieren van uw meneer Milver zóó in de war kon laten brengen, dat u me in mijn eigen kamer komt beleedigen en vernederen. Ik zal. „LT zult niets!" Alleen een blosje op haar wangen verried, hoe opgewonden Isabel was. „En u hebt in dit geval ook niet te beslissen, wat er in De Koerier komt! U moet weten, dat wij volkomen ingelicht zijn over iemand, dien wij meneer D. noemen, en dien u kent als meneer. Wilt u hem misschien eerst in structies vragen?" Als een purperen beeld van woede, angst en erger nis viel Rause in zijn stoel terug. „Ziezoo, ik geloof, dat we raak hebben geschoten," zei Ra kalm. „We hadden 't bij het goeie eind, Isabel. Jij kunt nu je volgende boodschap gaan doen; daar zul je nog meer succes hebben. Ik blijf hier tot je me waarschuwt, dat alles in orde is." „Waarom blijft u. Ra glimlachte minzaam, ,,'t Zou me den boel leelijk in de war sturen, als u onzen vriend D. opbelde om hem te waarschuwen, dat er iets niet in orde is." „Zoo'n vernedering!" protesteerde Rause zwakjes. Isabel, die reeds bij de deur stond, draaide zich heftig om. „Hebt u er aan gedacht, hoe beleedigend en vernederend 't voor meneer Brandrup was om dag aan dag belasterd te worden in uw sensatiekrantje?" Zij stampvoette van drift. „IJ zult hem rehahili- teeren in diezelfde krant! Met mijn artikel!" „En zonder wijzigingen," vulde Ra aan. „We hebben liever niet, dat u er in gaat veranderen en er een mooien kronkel aan geeft om de belabberde hou ding van De Koerier goed te praten." Hij haalde een verfomfaaid romannetje uit zijn zak, zocht een gemakkelijke houding in zijn stoel en gaf zich met, volle plezier aan zijn lectuur, of hij thuis in zijn eigen kamer zat. Isabel ging intusschen naar het stadhuis, waar zij zich liet aandienen bij den stadsarchitect Aliner. De klerk in de kamer, waar zij zich moest aanmelden, begroette haar als een oude bekende; hij zou haar aandienen, maar zij zou wel een kwartiertje moeten wachten, want de architect was in conferentie met den wethouder. „Dat zal wel niet zoo belangrijk zijn als de journalistieke kwesties, die u waarschijnlijk wilt bespreken," meende de klerk, die Isabel erg aardig vond en zijn werk wel wilde onderbreken voor een babbeltje met haar, „maar ik durf hem toch niet te storen." Isabel gaf hem glimlachend gelijk; lang behoefde zij trouwens niet te wachten, en na tien minuten kon de klerk haar naar de kamer van'den hoogen ambte naar leiden. Hij ontving haar beleefd en voorkomend en informeerde vriendelijk, waarmede hij haar en de redactie van De Moderne Woning van dienst kon zijn. Hij had immers al vroeger de eer gehad haar te ontvangen Zij beaamde dit en zeide, dat zij iets wilde vragen over de restauratie van het Maidlingen-huis en vooral over de documenten, welke Brandrup gevonden had. De ambtenaar keek verbaasd. „Dan zult u bij de politie moeten zijn. juffrouw Weidt. Die kwestie is trouwens afgehandeldu weet toch, dat meneer Brandrup zijn plannen gewoon uitvoert, documenten of geen documenten?" Isabel frommelde aan haar tasclije en zeide, blo zend of zij verlegen was over haar eigen vasthoudend heid: „Ik hoopte toch iets meer van u te hooren, want. „Ik begrijp u waarschijnlijk verkeerd." De stem werd ongeduldig. „Met diefstallen houden wij ons hier niet bezig. Ik heb u al gezegd, dat u bij de politie meer kunt hooren, of misschien bij meneer Brandrup zelf." „Dat heeft De Koerier ook herhaaldelijk geschre ven, maar ik vermoed, dat die krant den volgenden keer er een beetje anders over zal denken," ant woordde Isabel. „Ik ben vanmorgen bij den hoofd redacteur, meneer Rause, ai op visite geweest om hem voor te stellen, een rehabilitatie van Brandrup te publieeeren en aan de lezers te vertellen, dat zij verkeerd zijn ingelicht, en dat Brandrup het verhaal tje van de gestolen documenten niet heeft uitgevon den om zijn plannen voor de restauratie te recht vaardigen." „Dat. zou een harde noot voor dien meneer Rause zijn, maar waarom komt u mij dat vertellen?" „Ik veronderstel, dat 't u interesseert." „Natuurlijk interesseert 't mij, juffrouw Weidt; ik ben architect, ik heb het een en ander met de restauratie te maken gehad en ik zou heel graag de oude teekeningen gezien hebben, maar. „U hebt ze toch gezien?" Ahner fronste geërgerd zijn voorhoofd, opende zijn mond, haalde toen zijn schouders op en strekte zijn hand uit naar een belknopje op het bureau. Isabel aarzelde even. Zij probeerde haar rol precies te spelen, zooals Ra haar die den vorigen avond had ingeprent; het spel beviel haar niet, maar het besef, dat zij de taak op zich genomen had om het belang van Brand rup te dienen, gaf haar den moed, op haar stoel te blijven en den man tegenover haar recht in de oogen te zien. „Als u iemand wilt roepen om mij uit te laten," probeerde zij zoo rustig mogelijk te zeggen, „moet ik u eerst zeggen, dat uw vriend Rause ook begon met hoog op het paard te klimmen. Maar hij zag al heel gauw in, dat wij er niet invlogen, en toen was het afgeloopen met zijn mooie praatjes over recht en waarheid, en dat hij niets persoonlijks tegen Brandrup had." „Waarom zou hij ook?" vroeg de architect, en Isabel bedacht vlug, dat zij terrein won; als de man zich onschuldig voelde tegenover hetgeen zij hem nu zeide, zou hij eenvoudig het gesprek staken en haar op een nette manier de deur wijzen. „Daar waren wij ook erg nieuwsgierig naar en daarom hebben wij 't onderzochtRause heeft geen reden om in Brandrup een vijand te zien, maar iemand anders wel, en die iemand schijnt voldoenden invloed op Rause te heb ben om hem tot het publieeeren van scheldartikelen te dwingen. Brandrup. „Brandrup, Brandrup.... met uw verlof, juf frouw Weidt, wat maakt u zich toch druk over me neer Brandrup." Het lachje, waarmede deze woorden vergezeld gingen, had een spottenden, onaangenamen klank, die Isabel bet. bloed naar het hoofd joeg. Zij vergat de instructies van Ra, die haar op het hart had gedrukt scherp te observeeren, of mogelijke opwin ding van Ahner veroorzaakt werd dooi- angst en ontsteltenis van een betrapt misdadiger, ofwel door woede van een man, die zich ergert over een schaam- t.elooze beschuldiging. Zij bedacht evenmin, dat de laatste woorden van den architect misschien een poging waren om haar af te leiden en het gesprek in een andere richting te stuwenzij wist alleen, dat zij haar gevoelens niet liet bespotten door dezen man en zij viel giftig uit„Dat is een kwestie, die u niet raakt, meneer Ahner. Had u zich maar minder druk over hem gemaakt! U hebt hem voor de heele stad te schande gezet in dat misselijke blaadje van uw vriend Rause! U hebt alleen gedacht aan eigen roem en glorie; u kon liet succes van Brandrup niet ver duwen, en toen hebt u wraak genomen op zoo'n ge- meene manier, dat. er geen woorden voor. zijn u. u bent een dief!" „Stil!" Ahner was opgesprongen; woeste vrees stond in zijn oogen. „U weet niet wat u zegt!" Het was duidelijk, dat geen eerlijke woede over de beschuldiging hem aangreep, maar vrees, dat de woorden buiten de kamer gehoord zouden worden. Isabel was ook opgestaan; zij leunde half over het bureau en gooide in felle verontwaardiging haar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 18