De tijd van Fred erik H end Het begin der Gouden Eeuw To e n e m e nde bloei 'HISTORIE! prikkel tot het ver- 6 Na enkele kleinere veroveringen sloeg Frederik Hendrik 't beleg voor 's-HertogenboschEen versterking der troepen scheen de krijgskans te doen keerendoch de verovering van Wezel maakte, dat s-Uertogenboseh kon krijgen en zich overgaf. Met Frederik Hendrik, die van 1625 tot 1647 het stadhouderschap bekleedde, brak in de geschiedenis van ons land het tijdvak aan, dat bekend staat als de Gouden Eeuw. Het is een tijd van bloei op alle gebied. Het kleine Nederland is, om een woord over te nemen van den taalkun stenaar Lodewijk van Devssel, hoog opgestooten in de vaart der volkeren. He jonge staat heeft zich een plaats veroverd in 't Europeesche statensysteem, en in economisch en cultureel opzicht neemt de Republiek een vooraanstaande positie in. Aan alle kanten barstte de wasdom uit in onstuimigen groei. Landbouw en veeteelt wer(|en z00 intensief be- SfNlVJC I A IA j oefend als nimmer te vo- j WIN O I L \i I ren steedshooger steeg I-'IV 7| I1V j de pachtwaarde der lan- j t derijen en daarin lag'n werven van nieuwen gron(jj tot het droog leggen van moerassen en meren. Alleen al in West- Friesland werden van 1608 tot 1641 niet minder dan zevenentwintig plassen en moerassen drooggemalen en bedijkt. De nijverheid, maar vooral de scheep vaart en de handel nainen een hooge vlucht. Holland werd door zijn ligging de centrale stapelmarkt van Europa en Amsterdam dijde uit tot de grootste marktplaats en havenstad van dit werelddeel. De energie, die het geheele leven doortrilde, in spireerde ook de kunstenaars. Vooral de dichtkunst en de schilderkunst kwamen tot de hoogste ont plooiing. Dichters als Brederode, Hooft en Huygens, maar bovenal Joost van den Vondel schreven hun schoonste werken. Schilders als Frans Hals en Rem brandt van Rhijn schiepen een eigen Hollandsche schilderkunst, die ons kleine land uit een kunst zinnig oogpunt aan de spits bracht.. Er waren schaduwzijden aan dit alles verbonden. De met den bloei groeiende tegenstelling tusschen arm en rij ktusschen heeren en knechten was een donkere vlek. Geldverdienen werd voor menigeen de hoofdzaak, waardoor het moreele peil bedenkelijk zakte. Omkooperij en corruptie kwamen voor in kringen, waar men dit niet voor mogelijk zou hebben Het Oranje-huis deelde in den bloei. Met Frederik Hendrik en zijn elegante, maar eerzuchtige gemalin. Amalia van Solms, ontwikkelde zich in Den Haag een weelderig hofleven, dat een scherpe tegenstelling vormde met den ruwen eenvoud uit de dagen van Mau- rits. Geboren in 1584, had de nieuwe stadhouder zijn vader nooit gekend, maar met des te liefderijker zorg had zijn moeder, Louise de Coligny. zijn opvoeding geleid, zonder dat zij er echter in geslaagd was hem geheel aan Maurits' invloed te onttrekken. Levens lustig, vroolijk en knap van uiterlijk, was de jonge Hendrik, zooals hij altijd genoemd werd, allerminst een studiehoofd. De krijgsmanssuccessen van Mau rits werkten op zijn verbeelding en maar al te graag nam hij den lossen toon en zeden van het stad houderlijk kwartier over. De „aap van zijn broer" noemde Louise hem in bittere ontgoocheling. Toch was Frederik Hendrik geheel anders dan zijn broer. Veel meer dan deze leek hij op zijn vader. Zonderdat hij Willem I in politieken durf evenaarde, had hij een aangeboren begaafdheid voor diplomatie en staatkunde. Hij miste de knapheid van Maurits, maar was veel evenwichtiger. In de krijgskunde was hij door zijn ouderen broer grondig voorbereid. Al was hij daarin niet origineel als deze, hij was in elk geval een voortreffelijk leerling, met name in de wetenschappelijke belegeringskunst, waaraan hij zijn populairen bijnaam „de Stedendwinger" te danken had. In godsdienstig opzicht was hij gema tigd, zooals zijn moeder het was geweest. Het hel eg van 's-Hertogenhosch Terstond na Maurits' dood werd Frederik Hendrik benoemd tot stadhouder in diens gewesten, be halve in Groningen en Drente, waar men tot zijn grievende teleurstel ling de voorkeur gaf aan den Frie- schen stadhouder Ernst Casimir. Als kapitein-generaal en admiraal der Unie had hij het bevel over leger en vloot en weldra was hij ook de onbetwiste leider der bai- tenlandsche zaken, wat hem te gemakkelijker viel, nu na Oldenbar- nevelt's dood het raadpensio narisschap gekortwiekt was. In militair opzicht bewees de nieuwe stadhouder spoedig wat hij waard was. In 1626 en 1627 vielen Oldenzaal en Grol hem in han den, waardoor het oosten voorgoed van den Spaanschen vijand verlost was. Twee jaar later sloeg hij het beleg om 's-Hertogenbosch, om zoodoende ook het gevaar van invallen van het zuiden uit over de Maas weg te nemen. Het werd een der grootste en belang rijkste krijgsondernemingen, die ooit op Nederlandschen bodem verricht zijn. Gelegen tusschen de rivieren Dommel en Aa, omringd door moerassen en beves tigd met hooge wallen en sterke forten, werd de stad onneembaar geacht. De gelukkige verovering van de Spaansche zilvervloot in 1628 door Piet Heyn, waardoor het crediet van den staat be langrijk was versterkt, had het geld voor de kostbare onderneming verstrekt. Het was noodig, want het beleg duurde maan den en het vrat geld. Met taai geduld ging de Stedendwinger zijn gang. Een heele dijk werd er aangelegd, om tusschen de moerassen door twee kampen te ver binden. De Dommel en de Aa werden afgedamd en watermolens gebouwd, om de moerassen droog te pompen. Tever geefs trachtte de Spaansche aanvoerder Hendrik van den Bergh Spinola was in 1628 gestorven het leger van de stad weg te lokken. Maar opeens kreeg het geval een dramatische wending, toen geen'1 hulp hÜ naar het oosten trok, om te zamen met een keizerlijk leger een inval in de Veluwe te forceeren. kin Duitschland was de oorlog met de protestanten, die in de geschiedenis als de dertigjarige bekend staat, voor den keizer gunstig afgeloopen. De keizer kreeg daardoor troepen vrij en hij haastte zich zijn Spaanschen bondge noot in de Nederlanden te hulp te komen. In de overtuiging, dat Frederik Hendrik het niet op een inval zou laten aankomen, maar het beleg aanstonds zou opbreken, vereenigde Van den Bergh zijn troepen met die van den keizer, maar 't ongeloofelijke gebeurde. De stadhouder bleef rustig voor Den Bosch, ook toen hem de eene jobs tijding na de andere bereikte. Een Spaansche afdee- ling slaagde er in bij Westervoort den IJsel over te steken. In plaats van met alle beschikbare troepen tegenweer te bieden, verdeelde men deze over de bedreigde Geldersclie steden, waardoor de Veluwe open kwam te liggen. Alles geraakte in paniek, toen bleek, dat ook Utrecht niet veilig meer was. Amers foort gaf zich zonder verweer over. Spoedig keerde de kans Maar de Staten-Generaal hielden zich flink. Zij keurden Frederik Hendrik's houding goed en brach ten alles in staat van verdediging, er niet ten on rechte op rekenend, dat voedsel- en ammunitie- gebrek de invallers zou nopen den tocht te staken. Een onvoorzien geluk deed dit nog spoediger ge beuren dan verwacht was. Een kleine troepenmacht onder Van Gent van Dieden slaagde er in, de stad Wezel te verrassen, waardoor Montecuculi dreigde van zijn basis te worden afgesneden en ijlings moest aftrekken. Daarmee was ook het lot van Den Bosch beslist. Nog geen maand later gaf de stad zich over. Het maakte in Europa een geweldigen indruk. Een voorname stad, met een groot stuk van het platte land, was van Brabant "afgescheurd. De naam van Frederik Hendrik als veld heer was gevestigd. De afloop vermeerderde de ontstemming in het zuiden. De priesters, die met de kerksieraden, op karren geladen, Den Bosch moesten verlaten, vorm den een triest bewijs, dat Spanje niet in staat was de Rdomsch-katholieken te beschermen. Moest men daarvoor de toenemende verspaansching van het Prins Frederik Hendrik, die in 1625 zijn halfbroeder Maurits in diens gewesten als stadhouder opvolgde en het bevel voerde over leger en vloot.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 6