EEN PRACTISCH SLOBPAKJE
VOOR BABY
V"
Zoo'n slobpakje, waar baby heelemaal ingaat,
is een handig en practiscli kleedingstukje,
daar de kleine woelwater hierin, ook al trekt
hij alle dekentjes weg, toch steeds warm blijft, daar
hij zich eenvoudig niet bloot kan woelen.
Het modelletje, dat bestemd is voor baby's van
y2-l jaar, kan zoowel door jongens als meisjes ge
dragen worden, alleen moeten we voor een meisje
de knoopsgaten in het rechtervoorpand maken.
Henoodigdheden: ong. 200 gram lichtblauwe vier-
draads zephvrwol, 2 lange aluminium breinaalden
met knop nr. 2% en 16 platte paarlmoeren knoopjes.
HET JASJE
Het rechtervoorpand.
We zetten 40 st. op en breien hierboven eerst 6
naalden steeds afwisselend 2 r., 2 av. (r. boven r.
en av. boven av.). Daarna breien we verder in tricot
steek, <lus de heengaande naalden r. en de terug
gaande naalden av., doch de eerste 3 st. van alle
heengaande naalden en de laatste 3 st. van alle
teruggaande naalden breien we bij iedere 3e en 4e
naald av. en r. in plaats van r. en av., zoodat er dus
een randje ontstaat. Nadat we 66 naalden in tricot
steek gebreid hebben, breien we verder als volgt:
le naald: steeds afwisselend 3 r., 3 av.
2e naald: r. boven r. en av. boven av.
3e naald: steeds afwisselend 3 av., 3 r.
4e naald: r. boven r. en av. boven av.
Deze 4 naalden vormen het patroon en we her
halen ze voortdurend.
Voor het armsgat kanten we aan het begin van de
6e (volgende teruggaande) naald 3 st. af en aan het
begin van de 8e en 10e naald 1 st. (35 st.). Voor den
hals kanten we aan het begin van de 31e naald 16
st. af en aan het begin van de 33e naald 1 st. Aan het
einde van de 36e naald zetten we er 1 st. bij op, waar
na we de 19 st., die we dan op de naald hebben, op
een hulpdraadje rijgen.
Het linkervoorpand breien we op dezelfde, doch
tegengestelde wijze als het rechtervoorpand, alleen
moeten we er nu de knoopsgaten inbreien; dit doen
we door bij de 12e, 34e, 56e, 78e en 100e naald den
5en en 6en st. af te kanten en er bij de 13e, 35e, 57e,
79e en 101e naald boven de afgekante st. weer 3
nieuwe st. bij op te zetten.
Het rugpand.
We zetten 70 st. op en breien hierboven eerst 6
naalden steeds afwisselend 2 r., 2 av.; daarna breien
we 66 naalden in tricotsteek, waarna we verder
breien in patroon. Voor de armsgaten kanten we
aan het begin van de 6e en 7e naald (in patroon)
3 st. af en aan het begin van de 8e, 9e, 10e en 11e
naald 1 st. (60 st.). Voor den hals kanten we bij de
36e naald de middelste 22 st. af, waarna we de 19
st. aan beide kanten hiervan aan de 19 st. van de
schouders van linker- en rechtervoorpand mazen.
De mouw.
We beginnen aan den bovenkant, zetten 52 st. op
en breien hierboven in tricotsteek en wel:
le naald: 34 r., omkeeren.
2e naald: 16 av., omkeeren.
3e naald: 19 r., omkeeren.
4e naald: 22 av., omkeeren.
Van iedere volgende naald breien we nu steeds
3 st. méér, alvorens om te keeren, tot we ten slotte
boven 40 st. breien, Van de dan vol
gende naald breien we 46 st. alvorens
om te keeren, terwijl we daarna verder
breien boven .alle st. en aan het begin
en einde van iedere volgende 10e naald
2 st. te zamen breien, tot we nog 42 st.
overhebben.
Wanneer we in totaal ongeveer 24
cm gebreid hebben, breien we nog 8
naalden in patroon en kanten daar
na af.
We persen de verschillende doelen
luchtig onder een vochtigen doek op en
naaien ze in elkaar.
Voor het kraagje nemen we rondom
den hals 51 st. op en wel zoodanig, dat
er van beide voorpandjes ongeveer 6 st.
overblijven (waar we dus geen lussen
uit opnemen). Boven deze 51 st. breien
we in patroon, terwijl we er aan het
einde van de 4e tot en met 15e naald 1
st. bij opzetten. Bij de 17e naald kanten
we af.
We persen het kraagje nog even op
en naaien de knoopjes op het linker
voorpand tegenover de knoopsgaten van
het rechtervoorpand.
DE BROEK
De voorkant. We zetten 76 st. op en
breien hierboven eerst 8 naalden steeds
afwisselend 2 r., 2 av., terwijl we bij de
4e naald hiervan de knoopsgaten in
breien door den 5en en 6en, 16en en
17en, 27en en 28en, 38en en 39en,
49en en 50en, 60en en 61en, 71en en
72en st. af te kanten; bij de 5e naald
zetten we er boven de afgekante st.
steeds weer 2 nieuwe st. bij op.
Vanaf de 9e naald breien we verder
in trieotsteek, terwijl we bij de le naald
hiervan (dus bij de 9e naald) op gelijke
afstanden 8 st. meerderen (84 st.).
Wanneer we 76 naalden in tricotsteek
gebreid hebben, rijgen we de st. voor-
loopig op een hulpdraadje en breien
(Eigen foto dit gedeelte van den achterkant geheel
op dezelfde wijze. Wanneer we ook
hiei'van 76 naalden in tricotsteek gebreid hebben,
zetten we de laatste 42 st. van den achterkant en
de eerste 42 st. van den voorkant op één naald (de
overige st. rijgen we dan op het hulpdraadje) en
breien hierboven het rechterpijpje af. Aan het begin
van iedere volgende naald breien we 2 st. te zamen,
tot we nog 50 st. overhebben, waarna we nog 28
naalden breien zonder minderen. De 8 daaropvolgen
de naalden breien we in blokjespatroon, waarna we
weer verder breien in tricotsteek en beginnen aan
het voetje.
le naald: 2 st. breien uit den 33en en 39en st.
(52 st.).
3e naald: 2 st. breien uit den 34en en 40en st.
(54 st.).
6e naald: 2 st. breien uit den 35en en 41en st.
(56 st.).
Op deze wijze gaan we door, tot we 72 st. op de
naald hebben (de meerderingen -vallen dus steeds
boven elkaar). De volgende heengaande naald breien
we als volgt: 42r., 2st.. r. te zamen breien, 6 r., een
overhaling (1 st. afhalen, 1 st. r. breien en den afgeh.
st. over den gebr. st. halen), 20 r.
2e naald: averecht.
3e naald: 41 r., 2 st. r. te zamen breien, 6 r., een
overhaling, 19 r. (68 st.).
4e naald: averecht.
6e naald: 40 r., 2 st. r. te zamen breien, 6 r., een
overhaling, 18 r. (66 st.).
Ge naald: averecht.
7e naald: afkanten.
Boven de 84 st. van den hulpdraad breien we het
linkerpijpje op dezelfde, doch tegengestelde wijze als
het rechterpijpje.
We persen het geheel luchtig onder een vochtigen
doek op en naaien het in elkaar. Aan den bovenkant
van de zijnaden laten we ongeveer 11 cm open. Cor-
respondeerend met de knoopsgaten van het broekje
naaien we ten slotte op het truitje de 12 knoopjes;
we moeten even passen op welke hoogte ze moeten
komen (bij ons voorbeeld ongeveer 10 cm van den
onderkant van liet truitje).