fe
n
m
A
jf i
i HUMORESKE DOOR
W. W. JACOBS
-V J
rM
Wzutöbbe aes/fadf
ILLUSTRATIES H. GIESEN
grappig hekje en een paadje
M f van gekleurde tegels," vervolgde
Mr zij, terwijl ze hem droomerig
Janus Bonkol - zat in de huiskamer on hij ver
keerde in een stemming van verontwaardiging,
vermengd met onrust. t as al half zeven
en nog altijd ontbrak in de echtelijke woning
Joosje Bonkers-Verhagen, zijn vrouw. En wat erger
mocht heetener stonden geen boterhammen en geen
thee klaar. I>it was een staat van zaken, die nog maar
éénmaal was voorgekomen. Dat was drie weken na
hun huwelijk geweest en bij die gelegenheid had Janus
Bonkers zijn voet met zooveel kracht op den vloer
gezet, dat de echo na dertig jaren nog weergalmde
door het huis.
In het keukenfornuis was het vuur uitgegaan en
op het aanrecht stonden nog de resten van het mid
dagmaal. Hoe meer Janus er over nadacht, hoe nader
hij tot de conclusie kwam, dat zijn levensgezellin
uitgegaan en rampzalig overreden was. Natuurlijk
konden er nog andere redenen voor haar afwezig
heid bestaan, maar alleen die twee te zamen ver
mochten haar gedrag te verontschuldigen.
Zijn overpeinzingen werden onderbroken door het
geluid van den sleutel in de voordeur, en twee
seconden later trad '11 klein, beverig figuurtje de
kamer in en leunde tegen de tafel om op adem te
komen. Deze houding werkte er niet toe mee om den
gemoedstoestand van Janus Bonkers te kalmeeren.
,,Ik. ik ben naar huis gehold, Janus, zoo.
zoo hard als 'k maar kón," zei Joosje Bonkers-Ver
hagen hijgend.
„Waar is mijn brood en waar is mijn thee?" in
formeerde haar echtgenoot. „En wat beteekent dat
allemaal Het fornuis is uit en in de keuken ligt de
heele boel nog overhoop."
„Ik. ik tien bij den notaris geweest, Janus,"
antwoordde Joosje, „en ik heb lang
moeten wachten."
„Bij den notaris?herhaalde hij
„Ik kreeg vanmiddag een brief
met een oproep. Die arme oom
Eduard, die naar Amerika is ge
gaan. die is dood!"
„Dat is geen excuus om mij zoo
schandelijk te verwaarloozen," zei
Janus streng. „Natuurlijk gaan de
mensehen dood, als ze oud worden.
Is dat die 00111 van je, die jaren
geleden den oceaan overgestoken
is en fortuin heeft gemaakt?"
Zijn vrouw, die nog altijd moeite
deed om op adem te komen,
knikte bevestigend. „Hijhij
heeft ine'n lijfrente van drieduizend
gulden per jaar nagelaten, Janus,"
zuchtte zij, terwijl ze haar fletse
blauwe oogen met een zakdoek
bette. „Ik krijg 't per maand uit
betaald.Tweehonderdvijftig gulden,
iedere maand, zoo heeft die. goeie,
brave oom Eduard bepaald."
„Driedui. begon Janus, voor
het oogenblik zichzelf heelemaal
vergetend. „Driedui. Vooruit,
ga thee zetten! Als jij meent de airs
van '11 mevrouw te kunnen aan
nemen, omdat je oom je wat geld
heeft nagelaten, doe 't dan ten
minste niet in mijn huis."
Hij trok een stoel bij het raam en
terwijl zijn vrouw in het keukentje
bezig was, zat liij naar buiten te kijken in
de schemering van de smalle straat. Drie
duizend pop per jaar't Was de eenige
gedachte, die zijn brein vervulde, toen zijn
vrouw weer binnenkwam en de tafel begon
te dekken. Maar toen zij in haar zenuw
achtigheid een boterhammenbordje uit haar
levende vingers op den vloer liet glippen,
beschikte hij weer over zijn volledige kracht van
uitdrukking.
,,'t Is toch leuk. als je zoo'n sommetje krijgt op je
ouwen dag," zei Joosje bescheiden, toen zij aan tafel
zaten, ,,'t Neemt me 'n pak van mijn hart."
„Ouwe dag!" bromde haar echtvriend ontstemd.
„Wat bedoel, je met ouwen dag? Ik ben pas twee
envijftig en voel me zoo jong als ooit."
„Ja, jij ziet er nog net uit als vroeger," gaf de
onderdanige Joosje toe. „Je lijkt niks veranderd.
Ten minste. zoo goed als niks."
„Klets toeli niet zoo veel," mopperde haar man.
„Als ik jouw opinie over mijn voorkomen wil heli-
ben, zal ik daar wel naar vragen. Wanneer denk je
dat geld te krijgen?"
„Woensdag voor het eerst dat is 't. begin van
de maand, liè? De notaris zal 't me aan huis laten
bezorgen."
Janus Bonkers knorde voor zich heen.
„In zekeren zin spijt 't me wel, dat we nu dit
huis uitgaan," merkte Joosje rondkijkend op. „We
hebben hier aardig wat jaartjes gesleten, hè Janus?"
„Dit huis uit?!" herhaalde Janus. Hij zette zijn
theekop neer en staarde haar verontwaardigd aan.
„Dit huis uit? Waar heb je 't over?"
„Maar we kunnen hier toch niet blijven wonen,
man," stotterde Joosje. „Denk eens aan: niet al dat
geld! In Zuid worden zulke leuke huizen gebouwd
met 'een badkamer, met marmeren schoorsteen
mantels, met van dat magnifieke glas-in-lood boven
de voordeur en allerlei meer, en voor maar dertig
gulden in de maand."
„Schitterend!" zei de ander met een glimp van
wrevel en hoon in zijn oogen.
„En '11 tuintje voor en achter en aan de straat zoo'n
aanzag.
Bonkers gaf het tafelblad een klap met zijn vuist.
„Dit huis is voor mij goed genoeg!" viel hij-uit. „En
wat voor mij goed genoeg is, dat is 't ook voor jou.
Jij wilt 't geld over den balk gooien, hè? Glas-in-lood
en marmer en tegelpaadjes! 'n Badkamer en een
tuintje voor aan de straat! 't Zal me niks verwonde
ren, als je ook nog '11 daghit wilt hebben om voor
jou het werk te doen!"
Joosje Bonkers-Verhagen bloosde schuldbewust
bij die.veronderstelling en haalde diep adem.
„We zullen leven zooals we altijd geleefd hebben,"
ging haar man voort. „Ik laat me door het geld het
hoofd niet op hol brengen. Ik stel me niet aan als
kapitalist, al kom ik in beteren doen. Als jij vrij je
gang kon gaan, dan kwamen we nog in het armenhuis
terecht."
Hij stopte zijn pijp en rookte nadenkend, terwijl
zijn vrouw de tafel afruimde en den theeboel 0111-
waschte. Tafereelen, prettig 0111 naar te kijken, vorm
den zich in de rookwolken beelden van een wel
varend man, die door een lommerrijk laantje wan
delde, arm in arm met drieduizend pop per jaar;
van de gezellige biljartzaal in een keurig restaurant;
van prettige uitstapjes op zomersche Zondagmid
dagen; van een strandstoel aan het Zandvoortsche
strand en een zitplaats bij de voetbalmatch in het
stadion.
Op den veelbeteekenenden Woensdagmorgen ge
bruikte hij voor liet eerst sinds lang zijn ontbijt op
z'11 dooie gemak en toen hij klaar was, nam hij zijn
zitje bij het venster in en wachtte de komst van den
boodschapper af. Joosje's bescheiden opmerking,
dat 't al laat. werd en de nog bescheidener voorspel
ling, dat hij weieens te laat op zijn werk zou kunnen
komen, waren voor doovemans ooren gegeven.
Plotseling sprong hij op, liep naar de voordeur en
leo-de daar beslag op den bediende van den notaris.
„Is 't gekomen?" vroeg Joosje, terwijl zij haar
hand uitstak.
Tot eenig antwoord sneed haar man de enveloppe
open en overhandigde liaar den inliggenden brief;
de bankbiljetten telde hij secuur na en stak ze toen
langzaam in zijn zak. Terwijl zijn vrouw hem strak
aankeek, wierp hij een blik
op de klok, zette zijn hoed
op en stapte de deur uit.
Hij kwam dien namid
dag laat thuis en het leek
maar beter, hem niet met
vragen lastig te vallen.
Joosje, met het droevig
uiterlijk van iemand, die
een zwaar verlies heeft
geleden, zuchtte diep en
bracht haar zakdoek aan
de oogen.
„Laat dat nou maar,"
zei haar man. „Daarmee
krijg je hem toch niet
terug."
„Wien terug?" vroeg do
vrouw met ongeveinsde
verbazing.
„Je oom Eduard natuur
lijk," antwoordde Janus in
een poging 0111 zich flink te
houden. „Daarom laat je
toch die watergootjes zoo
loopen, waar of niet?"
„Ik dacht heelemaal niet
aan hem," antwoordde
Joosje, terwijl ze een fer-
men toon probeerde aan te
slaan. „Ik dacht aan.
Honkers gaf het tafelblad
een klap met zijn vuist.