KRUSCHEN 1 oE boosdoener;- VERVOLGVERHAAL DOOR MAGE BORKLAND *ev W\®«' e a®^ Ai\S° 0 Dat deed de onzichtbare stamgast, DM 19 VOOGDIJ zo leek niet ontevreden over me. En toen merkte ze gisteren ja, 't was gisteren, maar ik heb een gevoel, of 't al lieel lang geleden is dat er een paar erg kostbare ringen verdwenen waren van een schaaltje op haar toilet tafel. Ik had die ringen 's morgens zien liggen, toen ik stof afnam, en ik had al niet begrepen, dat mevrouw die zoo open en bloot liet liggen. Ik dacht: ik zal 't haar toch eens zeggen, maar ik vergat 't. Enfin, 's middags na tafel kwam ze boven om ze op te bergen in haar juweelenkistje, en toen merkte zij, dat ze weg waren. Eerst heeft ze overal gezocht, en toen riep ze mij. Ik zei, dat ik de ringen 's morgens had zien liggen, en toen zijn we samen gaan zoeken, maar we vonden niets. Ik voelde dadelijk, dat; ze mij ver dacht. Marta, de keukenmeid, en Lotta, de werkmeid, heeft ze al heel lang, ziet u, die vertrouwt ze volkomen, maar ik was er pas een half jaar. Ze had me aangenomen zonder getuigen en ze wist niets van me, dus 't is heel begrijpelijk, dat de verdenking op mij viel. Wie moest ze er anders op aanzien? Ik heb al gedacht, dat ze me waarschijnlijk nooit heelemaal vertrouwd heeft. Ze begreep niets van me. Ik had geen familie of kennissen, ik schreef nooit brieven en ik kreeg nooit post,, ik ging nooit de stad in en vroeg nooit vrij. En ze ontdekte ook vrij vlug, dat ik geen echte dienstbode was, dat ik met, welopgevoede en ontwikkelde menschen had omgegaan. Er zijn dingen, die je niet verbergen kunt, al probeer je 't nog zoo, en ik kon haar geen tekst en uitleg geven ook, dus werd ze natuurlijk wantrouwig. Mevrouw Grubbe heeft me niet recht streeks aangeklaagd, maar ik kon aan haar gezicht én manier van doen merken, (lat, ze mij voor de schuldige hield. Dat vond ik natuurlijk erg droevig, maar omdat ik onschuldig was, maakte ik me niet erg ongerust, zelfs niet toen ze getelefoneerd had en er politie kwam. Eerst toen de ringen in mijn koffer ge vonden werden, tusschen mijn kleeren, drong 't tot me door, hoe afschuwelijk ik er voor stond. Maar wat kon ik doen? Wat kon ik anders zeggen dan dat ik onschuldig was, en niet wist, hoe die ringen in mijn koffer kwamen? Dat heb ik gezegd, maar niemand geloofde me natuurlijk." Een snik deed haar stem breken, en toen bleef het stil: alleen de afgemeten tred van een cipier, die in de gang heen' en weer liep, was hoorbaar. Zoolang zij sprak, had Rönne geen oog van haar af gewend, en er was geen trilling van haar lippen, geen buiging van haar stem, geen beweging van haar vochtige oogen, die aan zijn waar neming ontging. Hij merkte ook op hoe bleek ze was, en hoe slank haar figuur, en hoe haar schouders mismoedig neer hingen. Telkens opnieuw welde feeder - heid in hem op. Kon liij haar niet in zijn armen nemen, en haar wegvoeren, de vrijheid in, al was het vechtend? Het geluid der voetstappen van den bewaker in de gang, het kleine venster met de dikke tralies, (1e, koude steenen muren, de drukkende atmosfeer in de cel joegen hem op tot een koele woede. Hadden die idioten dan geen verstand en geen oogen genoeg, om te zien, dat ze on schuldig was? Toen ging hij beseffen, hoe hopeloos haar toestand was. De rechter van instructie, die haar den volgenden dag in verhoor zou nemen, zou zich niet door persoonlijke gevoelens laten meesleepen of door tranen laten ontroeren. Hij zou nergens oog voor hebben dan voor de naakte, koude feiten, en alle feiten spraken tegen haar. Er was een bezwa rende aanwijzing, die als een spring vloed over alles heen startte. Hij belieerschte zich met groot»- inspanning, en trachtte rustig en moedig te spreken. „Zegt u eens," zei hij, „hoe zijn die twee. meisjes, de keukenmeid en de werkmeid?" Zij sloeg langzaam haar oogen op. „Heel aardig, voor zoover ik weet," zei ze vermoeid. „Van 't begin af, dat ik kwam, heeft, Marta me willen be moederen. 't, Is een goede oude ziel, met een hart van goud." „En de werkmeid?" Hij vroeg 't, kortaf, om zijn stein in bedwang te kunnen houden. „O, da's een heel ander type. Ze is bijna drie jaar bij mevrouw Grubbe, en mevrouw heeft nooit iets op haar aan te merken gehad." „Wat bedoelt, u met een heel ander type?" „Ze is jong en levendig, en een echt stadskind; dol op kleeren, en vrij in haar mond, en grillig. Ze is verzot op dansen en op de bioscoop, ze vindt zich zelf ontzaglijk wereldwijs en is voor geen menscli bang." „Is ze fatsoenlijk en eerlijk, denkt, u?" „0 ja, zeker." „En kon u goed met haar overweg?" „We hebben ten minste nooit ruzie gehad." Ze glimlachte droefgeestig. „Ik ben niet precies haar soort, maar we konden 't best met elkaar vinden." „Heeft ze een behoorlijk verstand?" „Zoo voor dagelijkscli gebruik wel. Ze is lang niet dom, maar wel onont wikkeld. Ze zou niet diep of ernstig na kunnen denken. Dat zit er niet in." „En ze heeft geen grief tegen u, denkt u?" „Ik weet wel heel zeker van niet. Wat zou ze daar voor reden toe hebben?" ,,U neemt me toch niet kwalijk, dat ik zooveel vragen stel? Ik wou pro- beeren het raadsel op te lossen. De ringen kunnen niet zélf in uw koffer zijn gekropen, is 't wel? Dus heeft iemand anders ze er in gestopt. De eenige vraag is: wie? Als we een reden konden vinden, waren we een heel eind verder. Kan die mevrouw Grubbe 't er niet op aangelegd hebben, om u een hak te zetten?" „0 nee, zeker niet! Zooals ik al gezegd heb, heeft ze een sterk recht vaardigheidsgevoel. Ze voelt lieel veel voor maatschappelijk werk ze doet aan allerlei hulpacties mee en zoo." „O ja? Ze lijkt me anders niet erg begeerig, om u te helpen. Misschien denkt zeals ik haar nu zooveel mogelijk knauw, kan ik haar later des te beter helpen." „Nu kijkt u toch heusch door een veel te donkeren bril." „Ze heeft in ieder geval erge haast gehad, om de politie te roepen. Ze had er om moeten denken, dat er een ver gissing in't spel kon zijn, of dat iemand anders u in 't ongeluk wou storten. Ze heeft u niet eens tijd gegeven, om u te verdedigen. De naastenliefde van die dame schijnt er niet dik op te zitten." Vervolg op blz. 22 W® na® ®v ,t\fc® pn (ja® As Bij apothekers en drogisten 1.62 - 1.47 - 0.76 - 0.41 onder voortdu rende controle van scheikun- dige-apotheker G. J. Logger zegt Mevr. de Wijs te Raad. Wanneer U denkt, eindelijk van de mot, deze onwelkome stamgast, verlost te zijn dank zij allerlei huismiddeltjes, dank zij zorgvuldig kloppen en borstelen, dan blijkt ge woonlijk tot Uw groote schrik, dat U U vergist hebt. Want in verborgen hoekjes heeft zich het kleine motten- rupsje onzichtbaar weten te nestelen en doet er zich te goed aan Uw kostbare wollen stof. Alleen wanneer wollen garens bij de fabricage met Eulan zijn behandeld, lust de mottenrups ze niet. Vooral in dezen tijd, nu grondstoffen dikwijls moeilijk of in het geheel niet te krijgen zijn, is het van het hoogste belang er voor te zorgen, dat geen kostbaar materiaal verloren gaat. De verstandige huisvrouw koopt dan ook steeds met Eulan behandeld materiaal voor dames- en heerenkleeding, breiwol, gebreide goederen, vloer- en meubelbekleeding. Ook is het thans meer dan ooit aan te bevelen, wollen goederen door een betrouwbare ververij met Eulan te laten behandelen. Eulan maakt het weefsel blijvend motecht zonder het aan te tasten en is geheel reukloos. Uitknippen en als brief inzenden aan Mevr De Wijs-te Raad, Kalverstraat 1 34, A dam NAAM: ADRES:. WOONPL wenscht nadere inlichtingen omtrent de toepassing Eulan. (Aanvragen kunnen ook per brief of briefkaart geschieden)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 19