EEN MEISJE ONDER VOOGDIJ
SOLIDOX
f het wemelt van
bacteriën,beschermen
Qüterniaims
O-Ackuzi/A
w-
jij- haat taaien jao wtt
tegen tandsteen
\/orltriinhaar bij Apothekers en Drogisten f.-30en-S0^
Vervolg van blz. 22
STERK
ELASTISCH
KLEURECHT
Let op het
handelsmerk:
Het schaakbord!
Aan den voorkant
den achterkant aan
getast door tandsteen
DEZE VRAAG IS VA\ VEEL BELAAG, MAAR...
belangrijker nog is het de tanden tot op
hoogen leeftijd te behouden. Dagelijks
poetsen vooral aan de achterzijde
is noodzakelijk, maar niet afdoende.
Want aan de achterzijde vormt zich bij
de meeste menschen een laag tandsteen,
die ten slotte kan leiden tot het uitvallen
van de tanden. De tandheelkundige
wetenschap heeft thans ontdekt, dat
dit gevaarlijke tandsteen met succes be
streden kan worden door Sulforicinoleaat.
Het eenige Nederlandsche tandpasta,
dat Sulforicinoleaat bevat, is.Solidox.
(Ned. Octr. 19178). De doelmatigste tand-
verzorging is dus: dagelijks poetsen met
Solidox, dat niet alleen de tanden fraai wit
houdt, doch ook de nadeelige tandsteen
vorming tegengaat. Geef Uw tanden de
verzorging, die zij noodig hebben: Poets ze
tweemaal daags met Solidox en ga twee
maal per jaar naar Uw tandarts. Dan bent U
zeker van witte en tevens gezonde tanden.
Toen er even later een cipierster
binnenkwam met baar eten. vond zij
bet meisje in een diepen slaap, geknield
op den barden vloer.
ZEVENDE HOOFDSTUK
Ivar Olbv zat te twijfelen, of bij
naar buis zou gaan om te lunchen, dan
of bij in een restaurant in de buurt iets
zou gebruiken, om tijd te winnen, toen
de deur openging en Joban Rönne werd
aangediend
„Wel heb je ooit!" riep bij, uit zijn
stoel opspringend. „Wie gaat er nu met
zulk weer uitstapjes maken'? Maar je
bent welkom, kerel. Ga zitten."
„Dank je, Ivar," zei Rönne glim
lachend. ,,'t Spijt me dat ik je weer
uit je werk moet balen, maar ik weet
geen anderen raad. Dezen keer zul je niet
alleen moeten praten, maar ook doen."
„0 ja?" vroeg Olby, zijn wenk
brauwen iets optrekkend. Hij ging weer
aan zijn bureau zitten.
Rönne nam een stoel bij den baard
en besteedde een halve minuut aan
de verwarming van zijn vingers. Toen
baalde bij Elsa's brief uit zijn zak en
gaf hem aan zijn vriend. „Lees maar
eens," zei hij, „dan begrijp je. waar 't
me om te doen is."
Olby zette zijn lorgnet op en las den
brief langzaam en aandachtig.
„Hm!" deed bij, toen bij bet blaadje
opvouwde en in de envelop stak. „Da's
interessant."
„Jij met je interessant!" snauwde
Rönne. ,,'t Is tragisch! Ik ben zooeven
bij haar geweest."
„Zoo?"
„Ik vond dat ik eens moest, gaan
kijken,toen ik zoo'n brief had ontvangen.
En mijn moeder zou 't me nooit vergeven
hebben, als ik 't niét bad gedaan. Dus
nu moeten we iets doen, en gauw ook."
„We?"
„Ja, man. Je moet me helpen. Daar
kom je niet af. Wat heb je aan al je
rechtsgeleerdheid, als je niet tegen zoo'n
gemeenen truc op kunt?"
„Hoe kan ik weten, dat 't een truc is?"
vroeg Olby glimlachend. „Trouwens,
ik bemoei me nooit met zulke politie-
zaakjes."
„Bemoei je er dan nu maar mee,"
antwoordde Rönne onverstoord. „Jullie
schijnen je werk in allerlei hokjes in te
deelen en te verdoelenik lieb daar
geen verstand van; maar je bent in
ieder geval advocaat, geloof ik, en of
je nu naar een politiebureau gaat of
naar 't gerechtshof, dat maakt, volgens
mij maar een bedroefd beetje verschil."
„Enfin, daar zullen we nu maar niet
over redeneeren," antwoordde Olby
lachend. „Vertel eerst maar eens, wat
de jongedame er van zegt."
Rönne's gezicht klaarde op. Hij begon
verslag uit te brengen van zijn gesprek
met Elsa in de cel van bet politiebureau.
„Dus 't komt bier op neer," besloot
bij. „Iemand heeft die ringen in haar
koffer gestopt; maar wie? Mevrouw
Grubbe is één en al naastenliefde en
goede werken. Marta beeft een hart van
goud, en Lotta, de werkmeid, is brutaal
en houdt van uitgaan, maar ze is dood
eerlijk. Dus wat denk je?"
„De meest voor de hand liggende
conclusie is natuurlijk, dat juffrouw
Larson schuldig is. De aanwijzingen
zijn zoo bezwarend mogelijk."
„Ach, loop jij naar de maan met je
voor de hand liggende conclusie en
je bezwarende aanwijzingen en al je
andere malligheden," viel Rönne uit.
„Ik verzeker je, dat ze net zoo on
schuldig is als jij. Daar kan ik met
mijn leven voor instaan. En bovendien
heeft ze haar hersens heel goed bij elkaar
als ze een schurkenstreek uit wou
halen, zou ze 't heel wat handiger
aanleggen."
Olby nam zijn lorgnet af en poetste
de glazen op. „Heb je al geluncht?"
vroeg hij opeens.
„Nee. Ik heb geen tijd gehad om aan
eten te denken."
„Heb je je wagen bij je?"
„Ja, die staat om den hoek."
„Dan zal ik Johansson opbellen en
zeggen, dat we hem komen balen. Dan
gaan we ergens samen lunchen en
kunnen we er onderwijl over praten."
„Wie is Johansson?"
„Een collega, een vriend van me.
Paul Johansson. Heel knappe advocaat.
Kijk, vrind, als we dat zaakje aan willen
pakken, moeten we 't goed doen. Paul
is dol op zulke uitzoekerijtjes, vooral als
hij 't voor mij kan doen. Hij zal 't, meisje
vanmiddag nog uitvragen, de getuigen
aan den tand voelen, de lijn van
verweer trekken, mij instrueeren.
„Stil toch, man!" kreunde Rönne.
„Ik word wee van jullie muggen
zifterij. Je doet maar wat je wilt,
als je 't maar dóét. Als er zooveel
omhaal noodig is, hebben we heelemadl
geen tijd te verliezen."
Een half uur later zaten de drie man
nen samen te lunchen. Rönne hechtte
zich aanstonds als een klit aan Johans
son de man beviel hem wel, en leek
hem voor 't werk, dat hem te wachten
stond, buitengewoon geschikt. Hij was
nog jong, lang en. mager, met een paar
schrandere, grijze oogen en een welge
vormde mond en kin. Zij hadden geen
van drieën veel aandacht voor hun
eten. Olby was bet meeste aan 't woord.
Johansson zat nu en dan te knikken, en
Rönne deed weinig meer dan toe
luisteren. De zaak was nu in andere
handen. De advocaten knaagden er op
als een hond aan een been niet over
haast, maar bezonnen en rustig. Het
kwam Rönne voor, dat het Olby was.
die zijn collega instructies gaf. Johans
son keek en luisterde als iemand, die
een opdracht aanneemt. Hij stelde nu
en dan een vraag en knikte instem
mend. als er een meening werd gefor
muleerd. In ieder geval kregen zij
samen het been heel aardig schoon.
Na de lunch bleven Olby en Rönne
zitten rooken, terwijl Johansson naar de
telefooncel ging. Hij kwam na een
minuut of wat terug en zei bedaard:
„Zoo, ik heb't zaakje aan'trollen, dus
zal ik me nu maar eens een pijp en een
kop koffie permitteeren."
Eenigen tijd bleven zij zwijgend
rooken; ieder scheen op te gaan in zijn
eigen gedachten.
Eindelijk zei Rönne: „Als ik 't wel
heb, meneer Johansson, wou u juffrouw
Larsson vanmiddag gaan bezoeken?"
„Ja, dat was ik van plan."
,,T)an kunt u in -mijn wagen mee
rijden. Ik moet langs het politiebureau,
als ik naar buis ga."
„Prachtig. Dank u, meneer Rönne.
Dan hoor ik wel, wanneer u zoover
bent."
Wordi vervolgd