Indanihren
SQctpervc/f
li»
Altijd
kleurrijk als
de lente!
9
fronst voorhoofd, „de rest van den dag
zal ik wel werk hebben om alles schoon
te krijgen. Overal zit roet. Het kleedje
is heeleinaal bedorven."
Zij deed haar hoed en mantel af en
maakte zich klaar voor de schoon
maak. Beneden vergeleken de heeren
Telling en Derks hun bevindingen en
trachtten met veel overtuiging de
schuld op de juiste schouders te laden.
„In elk geval, daar is het niet," zei
Derks ten slotte. „Daar ben ik nu zeker
van. Dat is al iets. Daar hoef ik ten
minste nooit meer te kijken, gelukkig."
Telling trok zijn neus op. „Nog meer
ideeën?" vroeg hij.
„Zeker," zei de ander flink. „Er
zijn massa's plaatsen, waar je nog kunt
zoeken. Ik ben pas begonnen. Neem
haar zooveel mogelijk mee en ik heb
den buit voor jij kunt zeggen.
„Roet?" opperde Telling knorrig.
„Nog zoo'n misplaatst grapje en ik
gooi den heelen boel er bij neer," zei
Derks kwaadaardig. „Als ik geen centen
noodig had, deed ik het meteen."
Nijdig ging hij naar zijn kamer en
de eerstvolgende dagen zag Telling
hem weinig. Vrouw Telling mee uit te
troonen was bijna even moeilijk ^ls 'n
slak er toe over te halen haar huisje
te verlaten, maar het lukte hem twee
of drie keer, en iederen keer breidde
zij haar garderobe uit.
De assistent-fortuinjager woonde al
langer dan een maand bij hen, toen
Telling, op een middag thuiskomend,
in het kleine gangetje bleef staan om te
luisteren naar een onderdrukt gejam
mer, dat van boven kwam. Het klonk
zoo griezelig, dat hij halverwege de trap
aarzelde en op strengen, maar bevenden
toon vroeg wat zijn vrouw scheelde.
Een luider gekerm was het eenige ant
woord. Telling raapte al zijn moed
bijeen, duwde de deur open en gluurde
naar binnen. Hij zag zijn vrouw op
het haardkleedje tegenover een ont
takelden schoorsteenmantel zitten,
klaaglijk met haar bovenlichaam heen
en weer wiegend.
„Wat.... wat is er gebeurd?" vroeg
hij haastig.
Vrouw Telling zette zoo'n snerpende
stem op, dat zijn haren ten berge rezen.
„Mijn geld!" kermde ze. „Alles is weg!
Alles weg!"
„Géld?" herhaalde Telling, bijna niet
in staat zich te beheerschen. „Wat voor
geld?"
„Al.... al mijn spaarduitjes!" kreunde
zijn vrouw.
„Spaarduitjes!" zei Telling verrukt.
„Wat voor spaarduitjes?"
„Geld, dat ik opzij had gelegd voor
onzen ouden dag," zei zijn vrouw.
„Tweeëndertighonderd en twintig gul
den. Alles weg!"
De blikken van Telling vielen op de
kachel. Hij deed een stap vooruit en
bekeek ze goed. De achterkant stond
open en vrouw Telling vestigde zijn
aandacht op een pijp aan den zijkant en
smeekte hem, er zijn arm in te steken
om zich te overtuigen, dat deze leeg was.
„Maar hoe kwam je aan al dat geld?"
vroeg hij, nadat hij eenigen tijd in de
pijp gegrabbeld had.
„Ge....ge....gespaard," snikte zijn
vrouw, „voor onzen ouden dag."
„Onzen ouden dag," herhaalde Telling
uit de hoogte, „en stel je voor, dat ik
eerst dood was gegaan? Of stel je voor,
dat jij plotseling doodging? Dat komt
er van als je de dingen stilletjes buiten
je man om doet en hem bedriegt. Nu
iieeft iemand het gestolen."
Vrouw Telling boog haar hoofd en
begon weer te huilen.
„Ik.... ik was net.... een.... een....
uurtje weg," snikte ze. „Toen ik terug
kwam, was het raampje van de bijkeu
ken kapotgeslagen, en.
Haar verhaal werd weer onderbroken
door hevig gesnik. Telling, stom van
bewondering over de slimheid van
Derks, sloeg haar zwijgend gade.
„Wat.... wat denk je van de politie?"
vroeg zijn vrouw ten slotte.
„Politie!" herhaalde Telling met
ongewone onstuimigheid. „Politie! Vast
niet! Denk jij, dat ik wil, dat iedereen
weet, hoe gierig mijn vrouw is? Ik ben
net zoo lief tien keer dat geld kwijt."
Hij stapte plechtig de kamer uit en
ging naar beneden. In de mooie kamer
gaf hij lucht aan zijn gevoelens in
een wilde, maar stille horlepijp. Ten
slotte botste hij tegen de tafel, zakte in
een gemakkelijken stoel, propte een
zakdoek in zijn mond en gaf zich over
aan zijn met moeite onderdrukte vreug
de.
In zijn opwinding vergat hij zijn thee
en zijn beroofde vrouw maakte geen
aanstalten om beneden te komen en ze
te zetten. Met zijn oogen op de klok
wachtte hij met zooveel geduld als hij
kon verzamelen op de komst van Derks.
Het gewone uur voor zijn thuiskomst
kwam en verliep. Nog een uur ging
voorbij en nog één. Een vreeselijk denk
beeld, dat Derks beroofd zou kunnen
zijn, week slechts voor een nog ver
schrikkelijker. Verslagen liep hij de
kamer op en neer tot om zeven uur zijn
vrouw beneden kwam en lusteloos de
tafel begon te dekken.
„Tom is erg laat," zei Telling met
onzekere stem.
„O ja?" zei zijn vrouw somber.
„Erg laat," zei Telling. „Ik begrijp
niet.... o, daar is hij."
Hij haalde diep adem en kneep zijn
handen samen. Tegen den tijd, dat
Derks de kamer inkwam, had hij zich in
zooverre hersteld, dat hij in staat was
Derks tersluiks een knipoogje te geven.
Deze knipoogde met een schalksclien
trek om zijn mond terug.
„We zijn hier lieelemaal van streek
geweest," zei Telling, op waarschuwen
den toon.
„Hè?" vroeg de ander, terwijl vrouw
Telling haar schort over haar hoofd
trok en zich in een stoel liet vallen.
„Wat dan?"
Met moeite zijn opwinding bedwin
gend en af en toe gestuit door gebroken
gefluister van zijn vrouw, vertelde
Telling van den diefstal. Derks leunde
tegen den deurpost en luisterde met
open mond en uitpuilende oogen. Zoo
nu en dan slaakte hij een uitroep van
medelijden en verrassing om zijn be
langstelling te toonen. Toen het verhaal
uit was, wisselden de mannen een blik
vol verstandhouding en zuchtten ge
zamenlijk.
„En waar is het nu?" vroeg Telling
een uur later, toen zijn vrouw de kamer
had verlaten.
„Ja, dat is de kwestie," zei Derks
oolijk. „Ik vraag me af waar het zou
kunnen zijn."
„Ik.... ik hoop, dat het op een veilige
plaats is," zei Telling bezorgd. „Waar
heb je het gestopt?"
„Ik?" vroeg Derks. „Wat bedoel je?
Ik heb het nergens gestopt. Dat weet
je."
„Doe nou niet alsof je van niets
weet," zei de ander dringend. „Waar
heb je het? Is het daar veilig?"
Derks leunde achterover in zijn stoel
en zei hoofdschuddend, doch met een
goedkeurenden glimlach: „Je bent ge
woon een mirakel, Guus. Geen wonder,
dat je vrouw er zoo gemakkelijk inge
vlogen is."
S/of op blz. 11
Wie Uwer kent ze nog niet Over heel de
wereld worden ze gebruikt. Heeft U zich
eenmaal met zoo'n BLAUW MESJE gescho
ren, dan is voortaan Uw vraag: ,,'n Pakje
BLAUWE GILLETTE MESJES van 50 a.u.b. I
Mevr. de Wijs te Raad zegt:
Zon en bloemen, licht en kleuren
Lentetijd Helaas de lente gaat voorbij.
In de brandende zomerzon en stroomenden
regen vergaan de teere frissche tinten van de
lente; haar kleurenweelde is vergankelijk.
Als de lente komt, brengt ook U kleur in
huis en kleeding; déze kleurenweelde kunt U
behouden. Koop - vooral in tijden van mate-
riaalschaarschte - Indanthren-geverfde stof
fen, dan zullen de mooie tinten niet ver- iDe kwaliteit van
schieten of doorloopen, want Indanthren- f Indanthren blijft
stoffen, ook van kunstzijde of celwol, M altijd gelqk,want
Cr m de vergevorderde
zijn onovertroffen zonecht, waschecht m kieurStoffen
en weerecht. Zij blijven altijd kleur- M industrie is ge
rij k en vroolijk als de lente. j heel onafhanke
lijk van den aan-
hm HM voer van overzee.
NAAM:
ADRES:p. 1
WOONPL, --(Aanvragen
kunnen ook
per brief of briefkaart geschieden)