SANKA
TROPID
2 Metëis
heerlijk
en
lekker,
net
als
vroeger
Of )nnr koude en verkoudheid
IVUW dreigen, beschermen
De
verstandige
huisvrouw
N.V. HANDELMAATSCHAPPIJ SOLANO
Verkrijgbaar Apothekers enDrojsfenb30en^
li
Miller. Hij werd weer brutaler. Hij zou
Rhodes wel eens laten zien, dat hij geen
kind was. Als hij dat was, had hij nu
al in de doodencel gezeten! Die officier
van justitie.
„Waar heb je de revolver verstopt?"
vroeg Rhodes nog eens. „Zooveel mag
je me toch wel gunnen, dat je me dat
zegt. Wat heb je er mee gedaan? Ik heb
een van de kogels hier" Rhodes
klopte tegen zijn slaap „en nu wou ik
graag weten, waar de revolver is."
„Zoo, wou je dat weten. Maar ik ver
tel 't je niet," zei Miller.
Albert Rhodes stond op.
„Waar is de revolver?"
Miller gaf geen antwoord. Rhodes
had een stap naar voren gedaan en Miller
stak zijn hand uit, om hem af te weren.
„Ga weg!" riep hij. De angst kreeg
hem weer beet. „Ik ben vrij. 't Is hier
mijn eigen huis. Ga weg!"
Maar Rhodes kwam nog dichterbij.
Hij had een zwavelaclitigen glans in
zijn oogen.
Miller sprong op van zijn bank en
verschool zich er achteT.
„Ga weg!" schreeuwde hij. „Ik zal je
vertellen, waar de revolver is..als je
niet dichterbij komt!"
De half triomfantelijke grijns kwam
terug op het lijkbleeke gezicht. Miller
zag het en rilde.
„Zeg op!"
„In den bijbel," fluisterde Miller.
„In dien grooten bijbel met die klam
pen daar, op de boekenplank rechts.
Ga nou weg. laat me met rust."
Rhodes slofte over de vloersteenen
naar de boekenplank.
Miller bewoog langzaam zijn hand in
de richting van den pook. Toen lachte
hij en trok zijn hand terug. Wat kon
hij beginnen tegen een spook? Je kon
iemand toch niet twéémaal vermoorden?
Albert Rhodes nam den- grooten
familiebijbel van de plank en ging er mee
naar zijn stoel terug. Het vuur was uit
gegaan en de kaars sputterde. Miller
huiverde bij de gedachte, dat hij in 't
donker alleen zou blijven met Rhodes.
Want er waren geen kaarsen meer.
Rhodes legde den bijbel op het kleed
je tusschen hen in en ging zitten.
„Laat zien," zei h\j. „Laat zien waar
hij zit. Een boek is geen doos!"
Miller kwam achter de bank vandaan.
„Dat dacht de politie ook," zei hij
lachend; er kwam weer iets van zijn
ouden moed boven. „Maar de revolver
zit er toch in. Kijk!"
Hij bukte zich raapte den bijbel
op en knipte het stijve slot los. Toen
sloeg hij het boek aan het begin open
en hield het Rhodes voor.
„Ze vonden 't niet noodig, daar in
te kijken!" zei hij, en met een voldaan
gezicht zag hij neer op een groote holte,
die uitgesneden was in het dikke pak
bladen en waar de revolver in gewrongen
lag.
„Leelijke schurk!" zei Rhodes.
„Daar kon hij nooit inzitten, dach
ten ze!" pochte Miller. „Ze hebben 't
lieele huis onderstebovengehaald, en
den vlder opgebroken en achter 't be
schot gepeuterd en weet ik 't allemaal,
en ze hebben den bijbel van de plank
gehad ook, maar ze dachten er niet aan,
0111 er in te kijken. En nu krijgen ze de
kans niet meer. 't Ding gaat morgen
ochtend de rivier in bij de fabriek;
daar zit wel een halve nieter modder
onder 't wateT."
„Moordenaar!" riep Rhodes, met den
bijbel op zijn schoot. „Maar je bent toch
nog niét glad genoeg."
„Hoe bedoel je?" vroeg Miller.
Rhodes had de revolver uit de schuil
plaats gehaald en om en om gedraaid
in zijn witte, beenige handen.
„Ik bedoel," zei hij, „dat er nog meer
kogels in dat ding zitten, en daar schiet
ik je mee neer; ik betaal je met gelijke
munt."
Hij richtte de revolver, maar Miller
was op zijn hoede. Hij gaf een klap op de
sputterende kaars en 't was stikdonker
om hen heen. Toen sloop hij om de tafel
heen naar de deur. Hij hoorde Rhodes
luid grinniken .en hij rilde ervan. Toen
lnj bij de deur was, stak hij zijn hand uit,
maar in plaats van den knop vond hij
iets kouds en vochtigs. Hij gaf een
schreeuw. Het was een gezicht.nat
en kleverig, aan den eenen kant. Weer
hoorde hij Rhodes lachen.
Hy holde terug naar de tafel.
„Om 's hemelswil. spaar me!"
Er volgde een knal, waardoor de
kamer scheen in te storten, en toen werd
het plotseling licht. Hij schoot recht,
half versuft, en zag twee mannen over
hem heen staan. Hij zat in een spoorweg
coupé
Er was iets in de oogen van de twee
mannen, dat hem met een grooten schrik
„Heb ik iets gezegd?" vroeg hij, met
halfbewuste brutaliteit.
„Ja, meneer MilleT," zei de grootste
van de twee, terwijl zij gingen zitten.
„U hebt zelfs een heeleboel gezegd.
Maar ik dacht al, dat u 't was, voor u in
slaap viel. U schijnt geen prettigen
droom te hebben gehad."
Miller dacht snel na.
„Zoudt u ook geen nachtmerries heb
ben gehad, als u zoo'n dag achter den
rug had? Kunt u 't zich niet indenken?
Wat er allemaal in je hersens omgaat
de angst. de spanning? Ik zal wel
een massa onzin hebben uitgeslagen."
„Of 't onzin was, kunnen wij niet
uitmaken, meneer Miller. We stellen
voor.
„Natuurlijk was 't onzin," viel Miller
hem in de rede. „Mijn hoofd liep me
natuurlijk om.doet 't, trouwens nog.
Ongeloofelijk gekke droom. Ik heb 't
zeker oveT revolvers gehad?"
„U had 't oveT één revolver," zei de
magere man. „Een heel apart geval.
Een revolver in een bijbel."
Het bloed week uit Miller's gezicht.
„Wat nog meer?" zei hij. „Lijkt
me wel interessant. Wat zei ik nog
meeT?"
„Ik vind. 't lijkt me beter, dat
we er voor 't oogenblik maar over zwij
gen," zei de man, die een dokter leek.
Miller stond op, en er kwam iets
kwaadaardigs in zijn oogen.
„Voor 't oogenblik?" herhaalde hij.
„Voor 't oogenblik over zwijgen? Dan
bent u zeker van plan om me aan te
geven, en dan krijg ik wéér huiszoeking
en zoo?"
Een paar seconden keek Miller de
beide mannen vragend aan, maar er
kwam geen antwoord.
„Reken dan maar, dat u een strop
haalt," zei Miller.
En toen, vóör een van de twee be
greep, wat hij wilde, had hij 't portier
open en sprong hij den trein uit, de
duisternis in.
Een kort oogenblik keken de twee
mannen elkaar verbluft aantoen stond
de dikke op en trok aan de noodrem.
„Een mensch kan geen tweemaal
terechtstaan voor hetzelfde misdrijf,"
zei de dikke, toen het lichaam van
Miller in de wachtkamer van een tus-
schenstationnetje lag. „Ze konden Miller
niets meeT doen. Maar dat schijnt hij
niet geweten te hebben."
„Je zou zeggen: de Gerechtigheid
wou zich niet te kort laten doen," zei
de magere. „Maar geef me alsjeblieft
gauw nog een slok cognac.'"
stelt terecht vertrouwen in
beproefd vakmanschap;
daarom koopt zij bij voor
keur Sanka Tropid. De voor
Sanka-Tropid bestemde
grondstoffen ondergaan in
een moderne bedrijfsinstal-
latie onder vakkundig toe
zicht een grondige voor
bewerking, waardoor geur
en smaakstoffen bij het
branden tot volle ontwik
keling komen en een pro
duct ontstaat, dat ons „bakje
troost van vroeger" zoo
dicht mogelijk benadert.
Sanka-Tropid is dan ook
een surrogaat-melange, zóó
geurig en krachtig van
smaak, zóó mooi en warm
van kleur, dat men terecht
uitroept: heerlijk en lekker,
net als vroeger!
Amsterdam - Prinsengracht 299-301