POËZIE EX PROZA vatt het platteland De erve Beemink te Geesteren -T libber gen in O ver ij set. (Foto SpaarnestacU jnei PO, p jU Meer nog dan onze oude kasteelen, onze zakelijke bruggen, onze kronkelende rivieren en hooge dijken hun beteekenis bepalen de boerderijen het karakter van ons land- Z schap. Zij immers weerspiegelen in hun bouwtrant den CU hlStOri-G geest der bevolking en telkens weer ontdekken wij opnieuw, hoe in den loop der eeuwen een eigen stijl voor bepaalde streken is ontstaan, of liever gegroeid, waarbij de eischen van practische bruikbaarheid en gevoel voor juiste verhoudingen hebben samengewerkt om een schoon geheel te vormen. Onze boerderijen zijn nuttigheidsbouwwerken, waar wij trotsch op mogen zijn zij liggen breeduit, bewust van hun band met den bodem, op ons zand, ons laagveen en onze klei, en behalve dat zij als gebouw mooi zijn, passen zij zich als geen ander geheel aan bij het land en vormen er een onmisbaar onderdeel van. Zij dragen voor het meerendeel kenmerkende namen, die dikwijls tot ver in de historie teruggaan en die evenzeer den geest van ons volk weerspiegelen als hun bouwtrant dat doet. Deze namen, geestig of ernstig, nuchter of poëtisch, practisch of bespiegelend, vormen een folkloristischen schat, waaraan op fiets- en wandeltochten nog te weinig aandacht wordt besteed. Daarom geven wij onzen lezers hierbij een uiteraard helaas onvolledig beeld van de Nederlandsche boerderijnamen en hun beteekenis, waarvoor wij de gegevens hebben ontleend aan een werk van p. Vine, van Wijk, Ord. Carm., in de hoop, dat zij er aanleiding in zullen vinden dezen zomer bij hun uitstapjes eens op deze uitingen van Nederlandsch volksleven te letten. Waaraan denkt men het eerst als men zijn huis een naam wil geven? Waarschijnlijk aan de ligging en zooals men dan ook in villadorpen uitentreuren de namen Schoonzicht en Ruimzicht tegenkomt, zelfs als het zicht lang niet meer schoon of ruim is, zoo treft men ook hij boer derijen deze aanduidingen aan. Veldzicht, Spoorzicht, Kerkzicht, Duinzicht, Landlust, Schoonoord, Welgelegen, het zijn alle namen, die geen nadere verklaring noodig hebben. Toch vindt men juist onder deze categorie vele oude aanduidingen, waarvan de beteekenis niet meteen in het oog springt. Naar namen als Brinkhuis, Den Ham, Spijkbuizen. Geeresteijn, Achthond. Dagemaat, Lan- deweer, Dierik kun je niet raden: dan moet je weten, dat brink heuvel, aarden val. grasvlakte iti of aan het dorp beteekent, dat ham waarschijnlijk hoek is, dat spijk afkomstig is van het woord spiek, een paalbrug of vonder, dat geer behalve speerpunt of werpspies (vergelijk den eigennaam Gerard of Gerhard: sterk met de speer) ook een in een punt uitloopend stuk land is, dat hout een landmaat voorstelt, het onderdeel van een morgen, dat mant daarentegen misschien verband houdt met made, mate, meet en gemaaid (hetzelfde woord!) grasland beteekent. Een landweer was een aarden wal, die waarschijnlijk vanouds als verdedi gingsmiddel diende, maar 1 herik is hetzelfde woord als park, waarmee oorspronkelijk slechts een om heining of afgesloten ruimte werd aangeduid. Meteen zitten we nu al midden in de verklaringen (die overigens voor een deel aanvechtbaar zijn omdat de geleerden het dikwijls niet eens kunnen worden), want juist onder deze namen, die ligging of gesteldheid van den bodem aanduiden, komen oude en dus niet meteen te begrijpen termen voor. Namen met geest en mark gaan nog: we kennen nog de woorden geestgrond en markgraaf; geest immers is Voorjaarszon op de boer- derij „De Honderd Morgen"- (Foto S. di? Waard) I De Tanke bij den Tankenberg nabij Oldenzaal. waar een maal een heidensche „tempel" fajgeshden heilige hoxchruimte mei altaar) zou hebben gextaan. (Koto Ant. Croonen) hooggelegen grond en mark beteekent grens, holt, is na tuurlijk hout, braak (Braakhuizen, de Braak) is gelukkig nog steeds braak, ofschoon sommigen van meening zijn, dat het ook voor broek (natte grond) zou kunnen staan, maar rode (rade, raai) in Tetterode, Wingerode, kortom alle „rotles", ook al zijn het geen boerderijen, beteekent niet iets wat rood is of iets wat rijdt, maar het houdt verband met rooien, ontginnen. Laar van Langelaar, Stoevelaar, Laarhuis is droog, dor, onbebouwd land en ink of enk geeft een hooggelegen stuk bouwland aan. Vandaar dat vele huizen- en geslachtsnamen op ink eindigen, al beteekent deze uitgang ook vaak ,,zoon van Horst, vooral in Gelderland heel geliefd, is een hoogte in het lage land, maar Nederland zou Nederland niet zijn als niet vele' namen aanduidden, dat we rondom in het water zitten. Woorden op broek, voorde (doorwaadbare plaats), zijpe (vgl. sijpelen), delf (sloot), wiel (draaikolk), weerd en waard, nate (nat), laak (Latijnsch lacus. d.i. vijver, poel), mars (moeras). water bij de vleet in ons lage landje! Van de ligging komt men gemakkelijk terecht bij de historie, ten minste wat boerderijnamen betreft, want vele boerderijen, die destijds op het landgoed t.f in de nabijheid van een buitenhuis of een kasteel gelegen waren, dragen een naam, die aan het reeds lang geleden verdwe nen gebouw herinnert. Ook duiden zij soms aan, dat zij vroeger tot een klooster behoorden of althans, dat zich een klooster in de buurt bevond, zooals Monnikhof, Ugoklooster, de 'loose (van clusa, dat kluis beteekent), de Wainberg (van weemc of wedëme, dat samen hangt met liet Duitsche Weihe en dotat ie aan een kerk of klooster beduidde), verder Kapittelshof en der gelijke.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 2