j Avo ndutir-
Lectuur
7
fabrikant luxtl hem over de eerste zorg heengeholpen.
Het bad hem wel behoorlijk geleken om bij de
notabelen kennis te gaan maken. Waarom? De
burgemeester vond het malligheid, maar hij vond
dien burgemeester nu eenmaal een rariteit. De
wethouders hadden wat raar gekeken, maar hij was
op hun boerderijen gul ontvangen. En zoolang hij
hen over het bedrijf sprak, over de beesten, de
ronsumptieinelk en de prijzen, keken ze hem blij
moedig in de oogen. Hij had er weliswaar geen zier
van begrepen, maar toen zij hem de boerderij en heel
het erf lieten zien, vond hij gelegenheid een paar
stommiteiten los te laten, die den baas en zijn zoons
geruststelden. Ze waren eerst waarlijk een beetje
benauwd voor den nieuwen secretaris geworden,
omdat hij met een gezicht had zitten luisteren, of hij
alles begreep. Een had er zelfs gevraagd: „Kom
•je ook van het boerenland?"
Beschaamd had hij.moeten antwoorden: „Nee.
mijn vader is directeur van een zenuwinrichting."
Dat had de mannen gerustgesteld, maar ze waren
tegelijk op hun hoede. „Hij doet wel erg vreemd,
maar zoo slecht is ie nog niet," zeiden ze. De secre
taris vond het zelf interessant. Het koele huis achter
de kerk had hij voor het laatst, bewaard. Bij den
notaris had hij een heelen middag stoffig zitten
wauwelen en nu wist hij precies, wat ze allemaal in
de omgeving waard waren. Bij den dokter had hij
de fout begaan'over z'n studententijd te praten, want
de dokter herinnerde zich uit zijn studententijd alleen
maar, dat hij nooit biljart had leeren spelen. Deze
tactische fout scheelde den secretaris zeker drie
glazen en vele kwaliteiten wijn. Want gemeenlijk
kon de dokter voor academisch gevormden nog wel
eens uit de slof schieten, dan schonk hij het beste,
wat hij had, en dat was best. Nu was het bij het
matige gebleven en dat was zeer matig. Op den
middag bij den burgemeester na, die heel de visite
lang geen ander onderwerp wist te vinden dan de
knepen van de gemeente-administratie en zijn visie
op de leemten in de gemeentewet, afgewisseld met
beschouwingen over de groeizaamheid van het weer
en de zooals de burgemeester het hardnekkig
noemde deugdzaamheid van den Nederlandschen
veestapel, was die middag bij den dokter de ergste
geweest.
En daar had hij me bij den meubelfabrikant op
z'n minst dén menscli gevonden, die lachen kon. Zijn
eerste indruk was bedenkelijk geweest. Maar achteraf
begreep hij, dat dat door de breede gang was ge
komen. In die gang lag een zware looper, er stond
een staande klok en 'n koperen glazenspuit. Fratsen!
Toen hij de schemerige kamer binnenkwam, was hij
geschrokken.
Eerst was de moeder hem tegemoet getreden en
toen hij de vriendelijkheden,, waarvan hij meende,
dat ze wel bij deze omgeving konden passen, had
geuit, kwam uit den uitersten - en den donkersten
hoek van de kolossale kamer dezelfde gestalte nog
eens op hem af. En hoe meer ze naderde, hoe meer
ze veranderde. Hij trad haar ietwat bedremmeld
tegemoet en toen ze voor hem stond, stond hij paf.
Hoe kan een mensch in zoo korten tijd zoo in haar
voordeel veranderen? dacht hij nog en toen zei de
vorige gestalte: „Meneer Bonda, mijn dochter
Mary." Zoo kwam hij tot de werkelijkheid. En welk
een werkelijkheid!
Toch was het voor Mary, die nog altijd de Majoor
heette, juist een periode in haar jonge leven, waarin
ze het allerminst genoeglijk had. Ze wist zich eerlijk
gezegd geen raad. Het leven was materieel wel
zorgeloos aan haar voorbijgegaan, maar ze begon te
lijden aan besluiteloosheid. Ze kon niet kiezen tus-
schen stad en dorp. In de stad kreeg ze op den duur
het gevoel, of ze in de verdrukking raakte. In het
dorp werd ze duizelig van de polders, de koeien en
de menschen. Ze vroeg wel vrienden en vriendinnen
bij zich op het koele huis achter de kerk en die vonden
het romantisch. Ze gingen 's avonds wandelen op het
kerkhof en dan giebelden de meisjes en joelden de
jongens. Het dorp ging er schande van spreken. En
terecht, want hoe kan men op een dorp nu begrijpen,
dat het voor stadsmensohen een uiting van eerbied
kan zijn een kerkhof griezelig té vinden? Soms
wandelden ze ook wel langs de vaart en dan zongen
ze steedsclie liedjes en op de hoeven werd er gemom
peld. „Dat ze zoo gek willen doen, moeten ze zelf
weten," zeiden de boeren, „maar de beesten worden
onrustig." De boeren hadden gelijk: tegen de onrust
van den mensch is geen koe opgewassen. Zoolang de
heele troep er was, had Mary het naar lraar zin, maar
zoodra ze weg waren, zat ze zoo eenzaam in het
stille, groote huis, dat ze er angstig van werd. „Het
lijkt wel een sterfhuis," heeft ze eens tegen haar ma-
gezegd, en ma wist zoo gatrw niets anders te ant
woorden dan: „Kind, 't is zonde."
Na de eerste, griezelig correcte, maar gelukkig
zalig zot afgeloopen visite van den gemeentesecretaris
had Mary merkwaardigerwijs volkomen vrede met
haar leven op het dorp. Ze vond de menschen weer
aardig. Ze ging warempel weer eens naar de boerderij
en ze lachte met de vrouw en den baas over haat-
eigengereidheid van een goed jaar geleden. De men
schen waren ook weer merkbaar gewoon tegen haai
en 's avonds aan den dijk ging ze over de tong, maar-
ze zeiden„Marrigje is er toch eon van ons, as je 't
goed beschouwt." Ze kwam weer in de gratie. Men
vond het zelfs aardig voor zoo'n jong ding, dat de
nieuwe secretaris haar zoo bij tijden eens meenam
in z'n autootje. Hij reed er hun kinderen toch ook als
een dolle mee door den polder!
Maar al voelde Marrigje zich al een heeleboel
rustiger worden, ze. kon er toch niet recht uitkomen.
Als ze zoo heelemaal alleen thuis was, als vader in
Hij reed cc naar Iniis en hl
Wij vestigen do aandacht op do j
j wekolijkseho romans, welkt* wij j
onder den naam
uitgeven en waarvan vrijwel weke-
lijks een aankondiging van t nieuw j
verschenen hoek in Panorama
plaatsvindt.
De prijs pan het 48 of 56 pagina's
groote boek is slechts /6 cent, een uit-
gnoe roaarooor men zichzelf minstens
I tinee noonden per meek prettige uren
bezorgt, termijl dim na de lezing ook
aan de huisgenooten een zelfde genoe-
gen kan morden bereid.
J De romans worden uitgegeven in gekleur-
den omslag en kunnen gemakkelijk in
jas of tascb worden meegenomen. De
t bezorger van ons blad zal u gaarne elke
5 week een exemplaar van liet nieuwe l
boek aanbieden.
Ook in den boekhandel verkrijgbaar.
de fabriek was en moeder naar de stad en dat
kwam zeker twee of drie keer in de week voor dan
kreeg ze het soms ineens te pakken door het uitzicht
van de achterkamer. Daar keek je op de lange, lange
weiden en aan het eind kartelde het silhouet van de
stad. Dan was het net, of ze leegliep, net of alles van
haar weggleed en zij heel klein in de leegte bleef
zitten. Het was haar wel gebeurd, dat ze tranen in
de oogen kreeg. En of ze nu al tegen zichzelf zei, dat
het maar flauwe nonsens was, ze had het toch een
paar maal gelrad. En één keer zoo erg, dat ze naar
haar kamer was gevlucht en op haar bed eens echt
had uitgehuild. Dat was na een heerlijken middag
harder dit ging. hoe harder de jeugd schreeuwde.