Een oude legende navertel
FRANS
Zij neschen zich dan op zoo n akeli
DE HEKS
Vroeger werden er soorten van heksen gevonden.
Ieder soort vond 'n plaats, waar zij arbeiden konden.
Je had er, volkomen verslaafd aan de hei,
Maar natuurlijk, er waren er ook heel wat bij
Verzot op het weiland, op heuvels en bosschen,
Waar zij hun werk deden, slim als de vossen.
Een heel klein gedeelte deed daar niet aan mee
En bepaalde zich liever alleen bij de zee.
De landheksen gingen, op duistere tijden.
Op den steel van een bezem, gezellig uit rijden,
Het liefst als het maantje den luilak uithing,
En een buld'rende storm over 't heuvelland ging.
Dan moest zij de huizen langs, eten gaan vragen.
Zij hesohen zich dan op zoo'n akelig houtje
En bonden zich vast met een rafelig touwtje.
Zij namen zoo'n touw en zoo'n stok maar voor lief,
Want anders bestond niet en hoe primitief
Zoo'n voertuig ons, menschen van nu, ook mag lijken,
Zij konden er heel wat gebied mee bestrijken.
In donkere nachten, bij 't buld'ren der winden,
Dan waren zij steeds op hun stokje te vinden.
De zeeheksen waren toen nog niet zoo wijs.
Zij gingen in mosselenschelpen op reis,
Waarmee zij, hoog over
de huizen der boeren,
Naar de zeeën, die Hol
land omspoelden, heen
voeren.
Zoo'n mosselenschelp
bood een heks veel
gemak
Al kwam het wel voor
dat zoo'n dmgetjebrak.
Dan was zelfs'11 heks weer
genoodzaakt te keeren,
Want zwemmen heeft
nimmer een heks kun
nen leeren.
Viel zij in het water, zóó
was zij gezonken,
En in een minuut of wat
netjes verdronken.
Maar meestal verliepen de reizen heel vlot,
En 't was voor een zeeheks gewoon een genot,
Om, lekker geleund in zoo'n niosselenhuidje,
De lucht te doorklieven: zij gaf 0111 geen buitje.
Geen stormen, geen hagel, geen onweer, geen regen
Hield de mosselenschelp van de zeeheksen tegen.
Zij wisten de schepen daarmee t'achterhalen
De schipper moest dan het gelag haar betalen.
Op bevel van zoo'n heks moest hij dadelijk draaien,
En regelrecht stuurde zij 't schip naar de haaien.
Haastten zij zich op de
reede te komen.
Daar wachtten de markt en
do koopers met duiten,
De lekkerbek zelve kwam
gnuivend naar buiten.
Schril knerpte de lier bij
het lossen der tonnen.
De keurmeesters, reeds aan
de keuring begonnen,
Zij proefden met kenners-
tong 't kost'lijk banket
Dat de vloot van Schiedam
op den wal had gezet.
Eenieder was blij met die
vettige vinnen;
Zoo'n prachtige vangst, daar
was veel aan te winnen.
En de welvaart die daar
mee zoo feestelijk kwam,
Maakte rijk en beroemd het
aloude Schiedam.
De heks, waarvan ik u nu wil verhalen,
Was ook zoo verzot op die mosselenschalen.
Behoorde, 't, is waar, tot de lieksen-elite,
Ging nooit zonder lippenstift naar haar visite.
Zij woonde al jaren in 't stadje Schiedam,
Waar z'in een klein huisje haar intrede nam.
't Was een huisje, verweerd, met, grijsgroene ruitjes.
Daar leefde zij zuinig van d'enkele duitjes
Die z'af en toe van den duivel kreeg.
Maar vaak was haar heksenbeurs akelig leeg;
Dan moest zij de huizen langs, eten gaan vragen;
Dit lukte haar steeds, zij kon zeldzaam goed klagen.
Zoo kreeg ze weer voedsel voor 'n dag of wat
Tot de duivel weer in zijn contanten zat.
En zoodra deze duikelaar weer kon betalen,
Ging de heks uit Schiedam haar strek
Zij maakte 't dan dikwijls dagen
zoo bar,
Zij stuurde er vaak zooveel goeds
in de war,
Dat vandaag aan den dag in de
Schiedamsche straten
Je nog over haar en haar streken
hoort praten.
In den tijd, dat de heksen zoo
arbeidzaam waren,
Had Schiedam nog veel schepen
ter haringvangst varen.
Zij haalden sinds jaren en jaren
daarmee
Welvaart uit de glinst'rende golven
der zee.
Rap waren de schepen en rap de
matrozen,
Als zij, vlaggen in top, het zee
water kozen.
Gul vingen de netten de zilveren
schatten
Het leek of zij 't zeebanket zóó
konden vatten.
Met de buiken der schepen vol
zilveren droomen
Zij gaven hem grog, brandewijn
en citroen.
t,halen.
Nog was er een stad, die de
zilveren vissollen
Als bron voor veel welvaart
niet graag wilde missen.
De stad Rotterdam stuurde
gretig haar schepen
Naar zee, om wat buit uit
de golven te sleepen.
Fier voeren haar schuiten,
met waaiende wimpels,
Ter haringvangst uit en de
schuimende rimpels
Der eeuwige golven beloof
den veel buit.
Helaas, 't kwam voor Rot
terdams schepen nietuit.
Hoe vaak zij de prachtige,
foutlooze netten
Aan stuurboord of bakboord de golven in zetten,
Nooit kwamen ze t'rug als de vleet der SchiedaminersJ
Vol zilveren visschen; al wat Rotterdammers
Probeerden, niet ligging, met gronden of maas.
Steeds bleven Schiedammers hun verre de baas.
Zij proefden t ko<