*v „r~r mm** i - r-i** •pLi&sïï De opgehoorde grond wordt uit de boor gehaald en in een monslerflesch geborgen. In het laboratorium wordt de gr gedroogd om de mounters gene Maar hier is men niet mee tevreden, want een onmisbare bacterie, de wortelknolletjesbacterie, komt niet in den grond voor, doch moet er in ge bracht worden. Deze wor- telknolletjesbacterie zorgt voor de stikstof en iedereen, die wol eens op schralen zandgrond een lupineveld gezien heeft en weet, dat die lupine daar niet voor het mooi, maar voor be mesting gekweekt wordt, heeft kennisgemaakt met d e wortel knol! et j esbacterie, die in de wortelknolletjes van vlinderbloemige plan ten als klaver en lupine zetelt en daar van de stikstof uit de lucht eiwit maakt. Nu eet een plant weliswaar geen eiwit, maar er zijn weer andere bac teriën, die deze stof om zetten, zoodat de stikstof ten slotte toch aan het gewas ten goede komt en daar gaat het om. Deze wortelknolletjesbacterie vormt met klaver of lupine- een gratis-bemesting, maar i Het bodemonderzoek begint met 't nemen van grond monsters. De boor wordt in den grond geslagen. eerst bij den bacteriënpolder. Men zon 't niet denken, maar een polder is dol op bacteriën en de grootste zorg van den leider van het bacteriologisch labora torium is de omstandigheid, dat een polder, die duizend jaar onder water gelegen heeft, geen bac teriën bezit, of ten minste geen bacteriën, die hem als polder van nut zijn. Want de bacteriën, die in het water leefden, zijn „waterbacteriën" en voelen zich uiteraard niet op het land thuis, ze „doen" niets aan den grond en sterven langzamerhand af, maar ze worden, zoodra de grond droog ligt, gelukkig vanzelf vervangen door „landbacteriën". De functie van deze laatste bestaat in dc ontleding van het organisch materiaal. In eiken kubieken centimeter goeden cultuurgrond komen millioenen bacteriën voor, die in hooge mate bijdragen tot (1e vruchtbaar heid van den grond, immers, de toebereiding van een groot gedeelte van het plantenvoedsel geschiedt door deze bacteriën. Het is dus van belang, dat deze kleine organismen zich in hun nieuwe omgeving plezierig voelen ori zich snel ontwikkelen; de grond moet „actief" zijn, er moet een snelle stofwisseling plaatsvinden. In lang niet elke grondsoort gaat dat even snel of intensde bacterioloog moet er nu voor zorgen, dat er maatregelen genomen worden om den groei der bacteriën te bevorderen: natte gronden moeten ontwaterd, zure gronden bekalkt en humus- arme gronden door groenbemesting (het zaaien van een gewas en dat in nog groenen toestand onder- ploegen) verbeterd worden. OnderzoeI, mei eenden om na te gaan, welke onkruid- soorten den eendendarm levend passecren. ze doen het alleen als ze samen zijn en daarom kweekt men daar in Kampen milliarden van die bacteriën om daarmee het zaad te „besmetten" (de technische term is veel vriendelijker, want zulk zaad heet „geënt" zaad) om het daarna uit te strooien. Zoo ijverig de bacterioloog zijn best doet den polder te besmetten, zoo angstig waakt de plantkundige voor niet nadrukkelijk uitgenoodigde gaston. On kruid vormt de nachtmerrie van den leider der plantkundige afdeeling. Iloe komt het zaad in den nieuwen polder? Het is er al: meerendeels, voor drie kwart naar schatting, met hot water; voor een belangrijk deel gedreven door den wind; voor een niet onbelangrijk deel door mensehendoch ook niet uit te vlakken is de invloed pbren msr-i jrn trdoos WELK PRACTISCH HEI HET WETENSCR 'EUJh ONDERZOE MICROBIOLOGIE In de Wieringermeer gaj Lucerne (een klaver soort) 25.o 50.per ha terreinen, welke niet oj wArf bat cultuur geënt werden. De is 50.000 hagroot. PLANTKUNDE Onkruidbestrijding kost op 1 land per jaar per ha. Geluk1 h lm grt het onkruid in den Noords Mer jaren te vertragen oj tlien i enkel ten te beletten., dan hew enorm kapitaal. CULTUURONDERÈEK Zonder aanleg van proejvt niet hoeveel kunstmest eet tepaalt precies noodig heeft. I v de doseering ook maar bijaderii te stellen, bespaar1 men gt Itlige h heden mest en dus geld. BODEMONDERZO K van vogels. Nu bij hot droogvallen ziot men steeds Het veel vogels op de droogvallende ondiepten. Zij via kunnen zaad aanvoeren aan hun pooteu. Vele zaad- etende sdorton, vooral eenden, voeren ook veel zaad met hun uitwerpselen aan. Zoo werden eens in den j». krop van een taling niet minder dan 30.000 zaden gevonden. Nu wordt proef ondervindelijk nagegaan met eenden, welke onkruid- soorten en hoeveel zaden den eendendarm levend passeeren. Om te weten, wat den Noordoostpolder verder nog te wachten staat, heeft men een studie gemaakt van den plantengroei rond om den nieuwen polder en langs de watergangen, die in de omgeving op het IJselmeer loozen; verder wordt getracht langs expo- rimenteelen weg zoovéél mogelijk te weten te komen over het leven van de onkruiden, die verwacht kunnen worden, speciaal met het oog op hun be strijding. Daartoe werd o.a. een groote collectie on kruidzaad aangelegd, en worden er proeven gedaan om na te gaan onder welke omstandigheden do ver schillende soorten kunnen kiemen, en hoe lang do verschillende soorten als zaad kunnen blijven loven onder verschillende om standigheden. Aangezien over het onkruid tot nu toe slechts weinig bekend was, lieeft dit onderzoek ook groote wetenschappelijke waarde. legt Een van do belangrijkste wilde planten in den bos» Noordoostpolder is het riet.. Een gewichtige vraag is: Heeft riet zaad, en kiemt dit In het echte rietland, waar de oeroude rietcultuur wordt bedreven, ziet men van riet meest alleen den wortelstok als voort plantingsorgaan en gelooft men eenvoudig niet, dat riet zaad beeft. Het tegendeel is waar. Riet produ ceert zeer veel zaad, sommige pluimen meer dan 10.000 stuks; en bovendien kan dit zaad jarenlang blijven leven. Niet zonder roden is men bevreesd voor een riet-invasie in den Noordoostpoldor. Deze polder is immers bijkans gevat in een gordel van riet. liet riet van Schokland (ruim 60 ha) wordt daarom al sedert 1938 groen, dus voor het zaad rijp en kiem - krachtig is, gesneden. Maar er zijn zooveel andere gevaarlijke gewassen uit de Wieringermeer is namelijk bekend, dat de na tuurlijke begroeiing zich daar, ondanks de ziltheid van den bodem, ongeloofelijk snel ontwikkelde, zoodat drie a vier jaar na het droogvallen de polder door niet minder dan driehonderdzesendertig soor ten begroeid was. De Noordoostpolder-bodem bevat nog slechts zeer weinig zeezouthoe gunstig dit ook mag zijn, de ontwikkeling van den natuurlijken plantengroei zal er ook <loor bevorderd worden. opval Kshtii 941 nitsh Voor de ontwatering moei graven en draineerbuizen b m. Lit te ver van elkaar, dan is dus de oogst slecht; elkaar, dan gooit men geld door het wetenschappelijk dichter bij de juiste liggh en buizen, dan bespruirt een t en bos en, wa m g, iImtej k di j. Ken. ierzoe) der gi

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 16