Ïess'èï fabriek
verder niets meer aan te doen. Eén ding is
gewonnen: men zet nu niet meer klakkeloo-
den sloopor aan het werk. Moderne gebouwen
hooreu in een moderne omgeving en in de
oude stadsdeelen dient men zich aan te passen.
Tot liet inzicht, dat de veelal veronacht
zaamde voortbrengselen der niet-officieele
bouwkunst onze aandacht ten volle waard zijn,
heeft de vereeniging „Hendrick de Keyser"
(zoo genoemd naar den beroemden stads
bouwmeester van Amsterdam, 1565-1621)
in de laatste decennia veel bijgedragen, in
de eerste plaats veel door een voorbeeld te
geven: doordat zij onaanzienlijke panden
kocht en die deskundig restaureerde, zoodat
men kon zien, hoeveel schoons verloren was
gegaan als men deze „onbewoonbaar ver
klaarde" woningen had afgebroken. De resul
taten spreken overtuigender dan lange ver
slagen en als wij de foto's bekijken van de
huizen voor en na de restauratie, dan zal
niemand van ons betwijfelen dat hier grootsch
en in waarheid opbouwend werk is verricht.
Nieuwe Zijd» Voorburgwal 264 (uit het jaar
1688) te Amsterdam, vóór en na de restauratie.
Foto's: Lichtb. tast. (5); Ver. Hendr. de Keyser (2);
Trekker (1); v. Dijk (1).
aantal stadhuizen, en dan is men al zoowat uitgepraat.
Het is niet de officieele bouwkunst, die in onze
steden overlieerscht, het zijn de oude woonhuizen,
de smalle gevels, de eenvoudige gebouwen. Zij zijn
uitgevoerd met de groote liefde voor het detail,
den Nederlander eigen, en vormen, hoe verschillend
ook de persoonlijke smaak en opvatting van bouw
heer of bouwmeester was, samen steeds een har
monisch geheel.
Onze steden zijn mooide één denkt bij die uit
spraak aan het Rapenburg in Leiden, de ander aan
de Turfkade te Goes, de grachten van Amsterdam,
hot Spaarne te Haarlem, den Burgwal te Kampen of
do Noorderhaven te Harlingen, achteraf gelegen
straten en grachten dikwijls, die niet kunnen bogen
op groote monumentale gebouwen, doch die in hun
stille schoonheid nooit nalaten indruk te maken op
iedereen, die dit, ons eigen land kent en het liefheeft.
Het wezen van onze bouwkunst wordt niet zoozeer
gevonden in de reeks van prominente bouwwerken,
waarvan wij er zooeven enkele noemden, deze immers
verrezen veelal op last van uitlieomsche vorsten en
hoogwaardigheidsbekleoders of althans onder velerlei
vreemden invloed, het wezenlijke van onze architec
tuur is te vindon in de bescheiden uitingen van
schoonheidszin, die ons volk voortbracht, in zijn
dorpskerken, in zijn burger- en boerenwoonhnizen,
in de eenvoudige utiliteitswerken, geschapen naar
eigen wensch en behoefte, uit eigen geest en traditie.
Doordat échter deze uitingen van schoonheidszin
zoo bescheiden waren, hebben latere generaties er
nogal onverschillig mee omgesprongen. Als men het
plan oppert een groot historisch gebouw met den
grond gelijk te maken, dan schreeuwt iedereen moord
en brand, en terecht, doch tot voor kort maakte
niemand zich druk als een trapgevel of een halsgevel
neergehaald werd om plaats te maken voor een
modern geval, dat kwalijk in de omgeving paste, ja,
zelfs de harmonie van een heele huizenreeks bedierf.
In de negentiende en het begin van onze twintigste
a eeuw heeft zich de sloopingswoede ongehinderd bot
gevierd, men stond verwonderd met welk een snelheid
bijvoorbeeld een deel van oud Amsterdam verdween,
hoe op de Keizersgracht en het Singel en in de
Ossenmarkt 5 te Groningen, uit 1624. De in
gang is van 1723.
Spuistraat pom
peuze gebouwen
verrezen, die we
nu al niet eens meer
mooi vinden, niet
eens omdat ze op
zichzelf zoo ver
schrikkelijk leelijk
zijn, maar omdat
ze in deze omge
ving niet tot hun
recht komen. Hoe
veel pittoreske ge
veltjes hebben voor
een paar van deze
groote kasten niet
het loven moeten
laten. Half Haar
lem, een deel van
Leiden, een stuk
van Utrecht, Zwol
le, Leeuwarden,
noemt u maar op,
zijn op deze wijze
van hun sfeer be
roofd. Er waren
zooveel van die
oude huizen, dat
het niet hinderde,
als er een stuk
of wat verdwenen,
meende men, doch
wij zitten nu met
de van hun ouden
luister beroofde
straten, die iets za
kelijks en dors heb
ben gekregen.
Gelukkig begint
men er den laatsten tijd anders over te denken
niemand zal willen, dat zijn stad een museum van
oudheden wordt, móét een oud huis verdwijnen om
gegronde redenen, dan is het jammer, maar valt er
Turfkade 11 te Goes, een
gothisch huis 1320) vóór
en na de restauratie.