LUCAS VAN LEYDENDE SCHAAK PARTIJ. In dit werk grijpt de meester van Leiden minder hoog dan in zijn „Laatste oordeel" -altaarstuk, nu in het museum De Lakenhal. Maar in zijn vroege „Schaakpartij" en zijn later „Kaartspel" is hij ■uitbeelder van het dagetijksch leven en daardoor toont hij zich den zeden - schilder, dien wij tussehen de vijf tiende en de zeventiende eeuw niet zouden kunnen missen. vooral in die naar zijn levens gezellin, Agatha van Schoonhoven, maar Scorel heeft toch ook on loochenbare verdiensten voor het opruimen van de laatste resten van de uitgebloeide kunst van een afgesloten tijdvak. Zijn leerling Maarten van Ueemskerck gaat in 1532, op vierendertigjarigen PIETER AERTSENBOERENTOO- NEEL. Onder detibijnaam „Lange IJier" werkte deze te A ntwerpen ge schoolde schilder langen tijd te Amsterdam. Zijn Boercntooneel is verwant aan de vermaarde Kier- dans", een werk uit de collectie van het Rijksmuseum. Hoewel de •ver onderstelling weieens is geopperd, did het „Boercntooneel" eigenlijk een voorstelling is van de gelijkenis van den verloren zoon, heeft toch in dit schilderij de profane voorstelling een vrij leven gekregen, dat de komende kunst van de zeventiende eeuw aankondigt. klinkt „do zoete nieuwe stijl". Waarschijnlijk is hij dau onder indruk van zijn, na een langdurig verblijf uit Rome weergekeorden, genialen leerling Jan van Scorel. Voor de kunst van meer belang dan Amsterdam was intusschen Leiden geworden, mede door de werkzaamheid van den in 1468 geboren Gornelisz Kngelbrechtsen. Deze schilder zal wel het meest gewaardeerd blijven in zijn leerling, den vroegrijpen Lucas van Leyden. Op veertien jaar begint hij, met z'n vroegst gedateerde kopergravure, een loopbaan, die vroeg oen einde neemt. In 1533 zal Lucas, 39 jaar oud, sterven, natuurlijk zonder' ons de volle maat van zijn groot talent te hebben geschonken. Na Geertgen tot St. Jans is hij de tweede groote in Holland., die te vroeg aan onze kunst onttrokken wordt. Van de rol, die Lucas als italianiseerend renaissancist ge spoeld heeft, worden wij ons het diepst bewust voor zijn, in 1526 geschilderd, hoofdwerkhet vleugel- altaarstuk met het „Jongste Ge richt" in de Lakenhal te Leiden. In zijn latere gravures neemt hij, als in „De Melkmeid", zulke echte Hollandsche onderwerpen op, dat hij er mede de zeventiende eeuw door aankondigt. In een vroeg werk, „Do Schaak partij", en in een later, „Het Kaart spel", toont hij zich den zedenschil- derin profane onderwerpen, waaruit de kunst van Holland in de vol gende eeuw mode voortkomt. Het meest representatief voor den tijd waarin hij leefde, is, de licele figuur genomen, Jan van Scorel, do te Schoorl bij Alkmaar geboren schilder, dio een man van rijk intellect en ruime cultuur, een latinist en dichter, maar ook ingenieur-architect, een volledig menseh in den zin der renaissance, zou wor den. Zijn reizen zullen zich uitstrekken tot Jeruzalem, en te Rome wordt hem door den Hollandschen paus Adriaan VI de directie van de Vaticaansche kunst verzameling toevertrouwd. In 1524 is hij in het vaderland terug, weldra is hij kanunnik te Utrecht. Dat maakte hem tot een vrij man, die bij herhaling weigerde lid van hot verworsgilde te worden. In PIETER BREUGHEL: DE VAL VAN ICARUS. De Straat van Messina diende als achtergrond, toen Brenghel den val schilderde van Icarus, den vermetele, die zich vleugels aanbond en wilde vliegen. Toen hij echter te dicht bij de zon kwam, smolt de was en Icarus stortte in zee. welk moment de schilder geheel rechts op zijn schilderij vast legde. Aan (te staff age van den voorgrond is te zien. dat Breughel een Brabander was. Een reproductie in kleur naar een ander werk van dezen grooten meester vindt ■men elders in lit nummer. zijn werken met religieuze onderworpen heeft hij van de „bella et nuova ma- niera" vooral de manier trachten over te brengen; hij brengt zijn land- genooten uit Italië meer nieuws dan schoons. Wat er van die schilderingen over is, laat, wat de eigenaardige kleur betreft, de herinnering achter aan een rijk bloeiende hortensia. Hot is weer in hot portret, dat deze Hollandsche meester zijn beste eigenschappen uitzet,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 7