1
i
V E R V OLGVERHAAL DOOR AAGE BORKLAND*
EEN MEISJE ONDER VOOGDIJ
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE:
Heel Stureholm, een dorpje in de omgeving van Stockholm,
is in Tep en roer. Elsa Larsson is plotseling uit huize Baner-
berg, de woning van hagr voogd, Erik Lunrl, verdwenen
zonder cenig spoor achter te laten. Johan Rönne, de vrede
rechter van Stureholm, die het nabij gelegen huiten Mtllarhov
bewoont, noch zijn moeder vertrouwen Elsa's voogd en daar
om gaat Johan een speurtocht ondernemen te Stockholm,
waar hij ontdekt dat Karl Larsson zijn dochter Elsa een
vermogen van bijna één millioen kronen heeft nagelaten, dat
door Erik Lund wordt beheerd. Rönne vraagt zijn vriend
Ivar Olby, een scherpzinnig advocaat, om raad. Na verloop
van eenige maanden, waarin alle nasporingen vruchteloos
zijn, ontvangt Johan Rönne een brief van Elsa: zij wordt
verdacht van diefstal en is in arrest gesteld. Rönne, wiens
belangstelling voor Elsa Larsson tot liefde is gegroeid, ver
trekt terstond naar Stockholm en stelt alle pogingen in het
werk Elsa uit de gevangenis te redden. Tijdens het verhoor
van den politierechter wordt liet complot, waarvan Elsa het
slachtoffer dreigde te worden, ontsluierd en'Elsa wordt ter
stond in vrijheid gesteld. Mevrouw Rönne neemt haar mee
naar Miilarhov, waar Marit Anders, een nichtje van .Johan
Rönne, komt logeeren. Den dag, nadat Johan op ontactische
wijze Elsa ten huwelijk vraagt (hij vergeet eenvoudig te
zeggen dat hij haar liefheeft) en daarom wordt afgewezen,
verschijnt 'n zuster van mevrouw Rönne ten toonecle, tante
Christine; zij neemt Elsa terstond in dienst als juffrouw
van gezelschap en reist nog dénzelfden middag met haar
af naar de Rivièra. Johan Rönne rijdt 's avonds, na een
langen dog van vergaderingen, per auto naar huis terug.
Het was, of hem een licht opging. Wat was hij een
dwaas geweest! Hij had het paard achter den
wagen gespannen, zichzelf tegengewerkt; hij
had haar beklaagd, en in -één adem door gevraagd,
of ze zijn vrouw wilde worden. Zijn liefde had hij haar
niet betuigd, zelfs het woord had hij niet uit
gesproken. „Ik heb zooveel medelijden met je, dat
ik je wel tot vrouw wil nemen." Da&i* was zijn
aanzoek op neer gekomen meer of beter was 't
niet geweest!
Wat moest zij wel denken? Wat kón zij denken?
Menig meisje zou misschien gretig hebben toe
gestemd, hij wist het niet. IJdel was hij niet. Maar
Elsa in geen geval. Hp kende haar te goed zp
móést zoo'n aanbod afwijzen. Slechts zoo'n groote
ezel als hij had iets anders kunnen verwachten.
Nu kon hij van voreil af aan beginnen, en met veel
minder hoop op succes. Ze zou wantrouwig tegenover
hem zijnals hij werkelijk van haar hield, zou ze
natuurlijk denken, had hij 't wel gezegd, toen hij er
de kans toe had. Kwam hij nu met een liefdes
verklaring voor den dag, dan zou ze meenen, dat hp
achteraf op 't idee was gekomen, aldus zijn figuur te
redden. Hp had heel wat op te ruimen, voor hij
opnieuw kon beginnen. Eerst moest al het puin van
zijn vorigen misgreep verdwpnen.
Toch was hij vast besloten, opnieuw te beginnen,
en dat zoodra mogelpk. Hij was nu nog vuriger
verliefd op haar dan tevoren. Zijn verlangen was
feller geworden. De korte vlaag van boosheid had
zpn teederheid verinnigd. Hooger dan ooit zag hij
tegen haar op, en lang vóór hij Malarhov bereikte,
liep hp over van ongeduld om haar gezicht weer te
zien.
Zijn moeder en Marit zaten in het salon op hem
te wachten, gereed om aan tafel te gaan. Hij keek
snel rond, raaaf Elsa was er niet. Dat verbaasde hem
niet. Ze zag er waarschijnlijk nog een beetje tegen
op, hein te ontmoeten, en verschoof dat moment
dus zoo lang mogelijk.
„Je bent laat, Johan," zei zpn moeder. „Over
tien minuten komt het eten op tafel."
„Hoe eer hoe liever," antwoordde hij opgewekt.
„Ik heb langzaam gereden, omdat 't zoo donker
was. Even mijn tasch boven brengen ik kom
zoo." Hij was vol goeden moed. 't Zou heerlijk zijn,
weer in Elsa's oogen te kpken, het spel van haar
trekken gade te slaan, de kuiltjes te zien komen en
gaan in haar wangen. Hij zou misschien een moeilijke
rol te spelen hébben de volgende dagen, maar hij
wanhoopte niet aan, het resultaat. Het was een
ontzaglijk voordeel, dat zp in één huis woonden.
Het kon zoo moeilijk niet zijn haar te overtuigen,
dat hij haar ernstig en innig liefhad.
Hij gebruikte de tien minuten tijd, die hem
gegeven waren, voor zijn toilet. Zijn das moest
keurig recht zitten en zpn haar borstelde hij op.
Toen daalde hp neuriënd de trap af.
Nog een minuut, dacht lrij, en ik kan weer in
haar lieve oogen kijken.
Zijn moeder en Marit kwamen de vestibule in
en samen gingen zij de eetkamer binnen. Hij vroeg
niets en zei niets, al dacht hijniets voor Elsa, om
zoo laat aan tafel te komen.
Toen hij wou gaan zitten, uitte hij zijn verbazing.
Ër was maar voor drie personen gedekt. Hij keek
snel zijn moeder aan.
„Is Elsa ziek?" vroeg hp.
„Nee, Johan," begon zij langzaam.
„Elsa heeft ons in den steek gelaten," viel Marit
er op in.
„In den steek gelaten? Hoezoo?"
„Tante Christine heeft haar ontvoerd," lachte
Marit.
„Als je me even den tijd wilt laten, Marit," zei
mevrouw Rönne, „zal ik Johan op de hoogte
brengen."
doet er zoo verschrikkelijk lang over," riep
Marit, opnieuw lachend.
Johan luisterde met gefronst voorhoofd, maar
zei niets. Maar zijn gevoelens lieten zich niet
onbetuigd. Hp had op dat moment bijna een hekel
aan tante Christine. Zij scheen in huis te zijn
gekomen als een booze hand, die hem scheidde
van zpn geliefde. Waarom had ze juist dezen eenen
dag moeten komen?
Mevrouw Rönne vertelde hem, hoe tante Chris
tine in verlegenheid was geraakt, en hoe Elsa
zich gedwongen had gezien, onmiddellijk een be
slissing te. nemen.
Johan luisterde, maar verzoend voelde hij zich
niet. Hp dorst niet te spreken, uit angst, zijn
gevoelens te zullen verraden. Al zpn plannen van
het laatste uur waren door den wind uiteenge
slagen. De verzoening, waarnaar hij had verlangd,
moest worden uitgesteld, wie weet voor hoelang
Misschien kwam ze nooit tot stand. Elsa kon hem
wel vergeten, in een nieuwe omgeving waar
schijnlijk zóu ze hem vergeten. Enfin, hp kreeg
zijn verdiende loon. Hp was een trage, onhandige
broddelaar geweest. Bp had zicb aangesteld als een
dwaas, en voor een dwaas was er zelden vergeving.
Maar hij wist zich zoo goed te beheerschen, dat
noch zijn moeder, noch Marit eenig vermoeden kregen
van zijn getob. Marit toonde zich zelfs een beetje
geërgerd, ómdat hp het bericht van Elsa's vertrek
zoo koel opnam. Was er een dienstbode weggegaan,
dan had hij zich nauwelijks onverschilliger kunnen
toonen.
Na liet eten vocht zij 't met hem uit. Zp bedankte
er voor, haar mond te houden, als haaT sekse miskend
werd. Elsa's vertrek was een gebeurtenis van belang,
in dat stille huishouden, evenals haar komst het
was geweest; dat Johan er zoo luchtigjes overheen
kon loopen, was in haar oogen niet veel minder dan
een onbeschaamdheid.
„Zal ik jou eens wat vertellen, Johan," zei ze, met
een rukjè van haar hoofd. „Ik vind je een naarling."
„O ja?" vroeg hij, met zpn lucifer bp zijn pijp.
„Dat sppt me. Wat heb ik gedaan?"
„Waarom neem je zoo'n onridderlijke houding aan
tegenover dames jonge dames bedoel ik? Je
schpnt te vergeten, dat wij evengoed recht hebben
op een plaatsje onder de zon als jij."
„Heb ik dat recht dan ooit betwist?" vroeg liij
glimlachend.
„Misschien niet met woorden, 't Caat niet om
wat jullie zéggen, jullie heeren der schepping.
't gaat om jullie pauwachtige manier van loopen,
met je neus in de lucht, en je veelbeteekenend stil
zwijgen, en je holle verstrooide blikken om jullie
vorstelijke onverschilligheid tegenover ons vrouwen."
„Maar. lieve kind, waar héb je 't eigenlijk over?"
vroeg hp, met verbaasde ontsteltenis in zpn oogen.
„Ik heb 't over jou!" zei ze hits. „Ik vond 't een
voudig beleedigend, zoo koel en onverschillig jij 't
bericht aanhoorde, dat Elsa vertrokken was. Als
't een straatkat was geweest, die je had opgepikt
en mee naar huis gebracht voor een paar dagen, had
je niet harteloozer kunnen doen. En daar moet ik
als vrouw tegen protesteeren. Ik vind ?t ongema
nierd. Over mezelf heb ik 't niet. Als ik wegga, zing
je natuurlijk een zegelied, maar da's beter dan
onverschilligheid. Ik ben trouwens maar een nichtje,
en nichtjes tellen niet mee. Maar Elsa was een gast,
een buitengewoon lieve en dankbare gast. Als zoo
iemand weggaat, beb je 't reclxt niet, een gezicht to
trekken, of 't er niets op aan komt."
„Maar, Marit," riep'hij uit, nog steeds verbaasd en
ietwat knorrig, „wat had ik dan moeten zeggen?
Wat wés er te zeggen?"
„Massa's," antwoordde zp. „Maar meneer vond
zichzelf te boog staan, om er iets van te zeggen."
„Ik kan niet vinden dat je lieelemaal eerlijk bent,
Marit," zei hij, zijn opkomende drift bedwingend,
't Was al erg genoeg, thuis te komen en te ont
dekken, dat Elsa verdwenen was daar bovenop
nog een uitbrander van Marit te krpgen ook, dat
werd hem te veel. Maar hij wou zich niet boos
maken, en daarom ging hij gemoedelijk voort: „Al
had ik een week lang gepraat, dan was er nog niets
veranderd. Ik kom thuis, na een vervelende en ver
moeiende vergadering, en dan hoor ik, dat onze logée
vertrokken isdat ze een betrekking heeft gekregen,
die ze volgens moeder met allebei haar handen
aangreep, en die ze volgens mejuffrouw Marit Anders
als een extra-gunst van de Voorzienigheid be
schouwde. Zeg nu eerlijk: wat viel er dan te
zeggen? 't Was gebeurd. Ze was blij, dat ze wegging.
Dacht je, dat ik een huilbui zou krijgen, met mijn
hoofd op tafel?"
„Daar heb je 't weer," viel Marit hem in de rede.
„Wéér een steek op de vrouwen. Omdat wij 't ons
aan hebben getrokken, je moeder en ik. 't Is tragisch,
dat zoo'n meisje heen en weer wordt gekaatst in
de wereld, omdat haar ouders dood zijn en ze in
angst zit voor haar voogd. Heb jij geen menschelijk
gevoel?"
„Veel te veel soms," zei hij met een heeseh lachje.
„Jawel, voor je vrienden," zei het meisje min
achtend. „Maar 't lijkt wel, of er huiten je moeder
geen vrouwen op de wereld bestaan."
„Ik weet heel goed, dat ze er zijn, en veel ook,"
antwoordde liij, „maar ik moet eerlpk toegeven,
dat ik ze niet begrpp. Ik kan er niet bij."
„Dan moet je er bp zien te kómen, Johan. Klim!
Ik ken jou. Je wordt hoe langer hoe nuchterder en
hooghartiger. Als je geen grijsaard was geworden
in je hart, was je dol verliefd geworden op Elsa."
„En wat was ik daar dan nóg mee opgeschoten?"
vroeg hij.
„Opgeschoten? Je had nooit een geschikter vrouw
kunnen vinden, en. je moeder had een gat in de
lucht gesprongen, en dan hoefde dat arme kind niet
alleen en onbeschermd de wereld rond te zwerven."
„Je praat uit twee monden, Marit," schertste hij.
„Ik? Hoezoo?"
„Hoezoo vraagt zeHak je niet eeuwig op
liefde en huwelijk? Haal je je neus niet op voor
iederen jongen man, die hij je in de huurt komt?
Neem je niet iedere gelegenheid waar, om betoo
gingen te houden voor je vrijheid en onafhanke
lijkheid?"
„Da's heel wat anders." zei ze minachtend. „Ik
sta niet alleen op de wereld. Ik heb een tehuis, en
familie, en geld. Elsa moet vechten voor haar
leven."
„Hoogstens nog een jaar."
„In dien tpd kan zp dood zijn, en haar geld op."
„Ik hóop'"van niet," zei hij ernstig.
„O, dus zóóveel belang stel je nog wél in haar?"
zei Marit. „Enfin, ik heb mijn hart gelucht. Nu weet
je ten minste, hoe ik denk over je hooghartige
ongenaakbaarheid."
Nu stoof hp op. „Je slaat door als eeu blinde
vink, Marit," zei hij'boos, „over dingen waar je
niets van weet. Je zwelgt in woorden, terwijl je 't
beste liad kunnen zwpgen. Je denkt maar direct,
dat iemand geen pijn heeft, omdat hij niet piept.
Als jij pijn had, ging je natuurlpk dadelijk aan 't
piepen ab een bezetene. Je moest een beetje leeten
nadenken en een beetje minder praten."
Even zat het meisje hem stil aan te kpken. Toen
schoot zij in den lach.
„Heerlijk, Jo!" riep ze uit. ,,'t .Was me een