6
wasscherij moeten sturen, vader," zei Bep.
Op dat oogenblik kwam Wim door bet tuinhekje
stappen, wuifde vroolijk naar hen beiden en kwam
glimlachend' naderbij.
„Waar lach je om?" vroeg Bep.
„Ik kwam een slagersjongen tegen met spijker
schoenen aan. Ik zag hem niet erg lang, want hij bleef
nergens lang stilstaan. Hij scheen bezeten door het
dubbele waandenkbeeld, dat hij een agent en een
gekkenhuis was."
„Pardon?" vroeg Bep koeltjes.
„Ja, hij zei: Politie. Hij gooit nu al met aarde
werk. Gekkenhuis."
„Vader gooide hem met twee theekopjes,zei Bep,
en liep naar binnen. Zij gaf slechts de feiten, geen
verklaring.
„Als hij over de politie sprak, stuur ik mijn vest
liever niet naar de wasscherij," zei dr. van Staveren.
,,Zou jij dat doen, Wim?"
„Neen," zei Wim, die niet wist, dat Kees in huis
geweest was. „Neen, dat geloof ik niet."
„Je hebt het heel vlug begrepen. Geen onnoodige
verklaringen. Ik geloof niet, dat we er nog over hoe
ven praten. Maar ik moet wel een woordje met Bep
spreken." Hij liep het huis in, terwijl er grassprieten,
wortels en modder tusschen zijn colbertje en vest
omlaag vielen.
Bep kwam uit den tuin, van den kant van
de keuken. „Blijf je theedrinken, Wim?" noodigde
ze hem uit.
„Ja, graag. Was je vader aan het tuinieren of
iets dergelijks?"
„Zooiets."
„Zei je niet, dat hij kopjes naar dien jongen man
gegooid had?"
„Ja. Theekopjes."
„Waarom?"
„Mijn vader kan toch zeker over zijn eigendom
beschikken, zooals het hem bevalt, zonder dat ik
jou daar rekenschap van hoef af te leggen?"
„Luister eens," zei Wim, „dat is de kwestie
niet. Het wordt nu tijd, dat ik met hem over
jou spreek."
Toen dr. van Staveren bemerkte, dat Bep niet
binnen was, kwam hij weer naar buiten, zag Wim
en bleef staan.
„Kom, Bep, meisje, verdwijn eens
een oogenblik," zei Wim.
„Wat zei je?" vroeg ze.
„Doe wat je gezegd wordt,"
snauwde haar vader. „Ik spreek
later wel met je."
nemen, als er niet een bezwaar was. Ik ben namelijk
dol op uw dochter."
„0 ja?" Dr. van Staveren greep zijn hand en
drukte deze; hij kon dan oud en moe zijn, maar
zijn greep was nog stevig. „Beste jongen, als je dat
meisje er toe kan brengen om met je te trouiyen,
dan krijg je een derde van de opbrengst van mijn
praktijk en de bovenste verdieping van mijn huis
om in te wonen. Maar haast haar niet. Pak haar
voorzichtig aan. Tracht haar te lijmen. Zij wil nu
thee met je drinken. Er wacht een patiënt op
mij. Bonjour, en veel geluk. Laat je met afschrikken
als ze „neen" zegt." Hij verdween ijlings.
„Een oogenblik, mijnheer," riep Wim hem na.
Dr. van Staveren keerde zich onwillig om, daar hij
er niet naar verlangde nadere verklaringen te geven.
Dit was ook het laatste wat de ander van hem
eischte, want hij bedacht, dat zijn nieuwe partner
kennelijk overwerkt was.
„Wel, wat is er, mijn jongen? Ik heb haast."
„Ja, mijnheer. Maar vindt u niet, dat u tijd
moest vinden om een ander pak aan te trekken,
nadat u eh getuinierd hebt?"
Dr. van Staveren verdween binnenshuis en Wim
ging Bep opzoeken.
„Luister eens, je vader zegt, dat als jij maar met
me wilt trouwen, hij mij meteen als partner neemt.
Wat is er nu eigenlijk allemaal?"
„Mijn ongepaste gevoelens voor Kees," zei ze.
„Mijn liefde voor zijn konijnenoogen. De sensatie,
die zich van mij meester maakt, omdat liy niet
één slag een os kan vellen. Jij zult me heel langzaam
en tender van Kees moeten afleiden. Kees heeft
zulke breede schouders, zulke
„Hij rende als een haas, die achtervolgd werd."
„Hij is geweldig in alles," zei ze. „Zoo beschei
den. Zoo weinig aanmatigend. Hij zou nooit tegen
me zeggen, dat ik maar eens voor een tydje ver
dwijnen moest."
„Maar ik voelde, dat het gezelschap van je vader
niet heelemaal veilig voor je was."
„Dat was het ook niet heelemaal. Hoe lang
moet ik er redelijkerwijze over doen, Wim, om
myn genegenheid voor Kees kwijt te raken ten
gevolge van jouw liefdesbetuigingen?"
„Ik zon graag willen,
dat je me alles uit
legde, Bep."
„Het is zoo eenvou
dig. Ik heb vaders
aandacht tactvol op
jou gevestigd. Als
Kees het begrijpt, ver
geeft hij me wel. Per
slot heeft geen enkele
kop hem geraakt en
hij mikte precies op
vaders vest. Als je
lief bent zal ik je alles
uitleggen."
Zy stond uitdagend
voor hem en hij nam
haar in zyn armen.
„Niet jaloersch op
Kees?" vroeg ze
schertsend.
„Neen. Kees' eenige
verlangen was jou op
een afstand te houden.
Myn taak zal zijn jou
te troosten voor zijn
schuchterheid.
„Dan wil ik je niet
langer in onzekerheid
laten. Ik zal je de
heele geschiedenis uit
leggen."
>e spy) Kers van
Keesschoenen
Bep trok zich terug, met haar hoofd
in den nek, overtuigd, dat Wim door
zijn overyling alles zou bederven.
„Ik heb eens nagedacht, Wim," zei
dr. van Staveren. „Ik heb hulp noodig
bij mijn praktijk. Voetje er iets voor
om mijn assistent te worden en hier
in huis te komen?"
„Ik zou het met beide handen aan-
Dr. van Staveren
hoorde, toen hij het
huis verliet, de beide
jonge menschen schateren van het lachen en de
scherpe lijnen van zijn gezicht verzachtten zich en
hy scheen jaren jonger te worden.
„Ik vertrouw Wim ten volle," zei hij bij zichzelf.
Toch was hij verbaasd binnen een week te ver
nemen, dat Kees verbannen was naar de koude en
verwijderde regionen van Bep's onbekookt verleden.
S/of op biz. It
"haar vader er op, dat hy zich dat zou herinneren. Hij
begreep, dat hy geld moest verdienen voor hij iets
meer kon bereiken dan een goede verstandhouding
met Bep. Toen hij het huis verliet, voelde hij zich
tegelijkertijd bedroefd en opgewekt, want terwijl
hij er zeker van was, dat hij nog niets moest zeggen,
was hij er eveneens van overtuigd, dat hij er niet
uitgesmeten zou worden, zoodra hij zich kon veroor
loven ronduit te spreken.
„Toont deze jongeman je niet den afstand, die er
gaapt tusschen hem en dien slagersknecht?" vroeg
van Staveren.
„Ja, vader. In Kees zit veel meer dan in dien ar
men ouden Wim." Dat was volkomen waar; Kees
woog wel twintig pond zwaarder dan de jonge
dokter. „Kees krijgt zijn wagen jaren eerder dan.
Wim. Hij wil er beslist een hebben. Een man, die
met één slag een os kan vellen, kan ook voor een
vrouw zorgen."
„Goede help. Als je er zoo over denkt, Wim kan
een olifant dooden met den prik van een naald."
„Ja, maar dat is een slinksche manier van doen.
Ik houd niet van menschen, die met vergif werken."
Haar vader beweerde, dat het nog jaren zou duren
voor zij een behoorlijke, volwassen vrouw zou zijn,
en ging toen weg, uit angst voor erger dingen.
Kees, die zich angstig afvroeg waar hij deze eer
aan te danken had, keek den aardigen salon eens
rond en voelde zich slecht op zijn gemak. Als de
dame zich wilde beklagen over de kwaliteit van het
vleesch, leek het hem niet eerlijk, dat zij hem daar
voor op een nietig stoeltje zette zou zy hem uit
schelden als hij er door zakte? en dan wegliep
en hem al dien tijd alleen liet.
„Ik blijf geen seconde weg," had ze gezegd, en dat
was maar al te waar, want zij was al tien minuten
onzichtbaar.
Om het nog erger te maken had zij hem een kop
thee laten brengen op een blaadje, keurig bedekt met
een kanten kleedje.
En daarop was ze de kamer ingekomen met een
kopje in haar hand,
„Het zal nu echt niet lang meer duren," had ze
gezegd, en met die woorden zette zij het kopje naast
het zyne en was weer verdwenen.
„Dat zijn zoo haar manieren om mij benauwd te
maken. Ach, waarom kan ze niet zeggen, dat de
coteletten taai waren en daarmee uit?"
Kees vernam een nieuw geluid, namelijk dat van
een wagen, die tot de voordeur reed, en hij begreep,
dat zij op haar vader gewacht had, die om de een
of andere reden al iets tegen hem
scheen te hebben. De voordeur
ging open en Kees keek ver
langend naar de openslaande deu
ren, die naar buiten leidden. Hij
hoorde stemmen in de hal en stond
op; nog juist op tyd om den dokter
de kamer binnen te zien stormen
met een stok in zijn hand, waar de
zonderlinge jongedame zich echter
wanhopig aan vastklemde.
„Mijn dochter zegt, dat jy mij
iets te vertellen hebt," begon de
dokter. „Het antwoord houd ik
hier in mijn hand."
De spijkers van Kees' schoenen
sloegen vonken uit de tegels van
het terrasje voor de openslaande
deuren.
„Dat is de man, dien jij liefhebt,"
zei dr. van Staveren, en hij keek
de kamer rond, alsof deze nog
meer ongedierte bevatte. Zijn
oogen vestigden zich op de twee
theekoppen. „Zoo?"zei hij. „Zoo?"
Hy nam in elke hand een kopje,
vloog naar het raam en wierp ze
allebei naar Kees. Ze vielen voor
diens hollende voeten in scherven.
Hij bleef een oogenblik achter den
beschuttenden tuinmuur staan en
diende toen den dokter van repliek.
„Je bent getikt in je hoofd,"
gilde hy, rukte een paar bossen
gras uit aan den onderkant van
den muur, maakte er een bal van
en gooide ze naar den dokter. Op
diens witte vest maakten zij een
paar breede, groene strepen.
„Dat zal je meteen naar de