JÉ
JUNI
DE GROENTETUIN IN
r%
bloemkool, tomaten en sla.
(Jombinalieteelt
Onze tuinbouwkun
dige medewerker
geeft voor de maand
Juni weer talrijke
aanwijzingen, waar
van ieder, ook al
heeft hij slechts een
klein tuintje tot zijn
beschikking, terdege
profijt kan trekken.
Het tijdstip van oogsten. De verdere
behandeling van de tomaat. De
zon kan onze kas- en bakcultures
ernstig beschadigen. Enkele boonen-
ziekten. Ook nu wordt nog gezaaid.
TfcTu breekt er een aardige tijd voorden amateur-
tuinder aan. Want hij gaat de vruchten van zijn
werk binnenhalen. De spinazie is reeds gesne
den, evenals de raapstelen. De erwtensoorten en de
tuinboon toonen behoorlijke vruchten, nog wel niet
plukrijp, maar toch, men ziet ze. De aardbei krijgt
kleur en staat er over het algemeen goed voor. De
aardappelen zijn hard opgeschoten, terwijl de vroege
raapjes en de sla niet achterblijven. Snij- en sperzie-
boonen beginnen te ranken. De bloemkool van den
kouden grond is gezet. Augurken en komkommers
schieten flink op, kortom, met trots kan hij zijn tuin
toonen. Het onderhoudswerk valt nu best. mee. Wan
neer men regelmatig schoffelt groeit het onkruid niet
zoo snel, dat het vasten voet krijgt. Alleen het wie
den is nu nog een minder aangename karwei, vooral
het wieden van een bed, waarin wortelen en soep
groente zijn gezaaid. Sterk komt nu hef voordeel
van de rijenteelt naar voren, want heeft men tus-
schen de rijen geschoffeld, dan is het wieden tus-
schen de planten slechts een klein kunstje. Een
andere moeilijkheid is deze
wanneer men voor de eerste
maal groenten oogst twij
felt men nog weieens of
men daarvoor het juiste
moment kiest. Bij blad
groenten kiest men het
moment, waarop de bla
deren het grootst zijn. Be
merkt men dat liet blad
niet meer groeit, en vooral
ziet men een aanleg tot
bloemvorming, dan moet
worden geoogst. De be
roepstuinder snijdt het ge
was voor de hand weg, en
laat alleen partijtjes, die
niet aan de maat voldoen,
staan. De amateur daaren
tegen laat élke plant, die
nog niet geheel vol
groeid is, staan. De
peulen moeten
groen en malsch
zijn, maar ook al
weer zoo groot, mo
gelijk; zoo noodig
probeert men of de malschlieid na eenige dagen nog
wel behoorlijk is. De erwten in de peul blijven heel
erg onrijp en zijn slechts even gevormd. Ook de
erwten in de doperwt blijven onrijp, maar de schok,
peul of schil verkleurt even naar geel. De erwten
moeten evenwel absoluut groen zijn voor zij geplukt
worden. Bij kapucijners mogen de erwten nog rijper
zijn, zelfs zoo, dat zij reeds beginnen te verkleuren.
Heeft men groene erwten geteeld, dus voor winter
provisie, dan wacht men tot, de erwten werkelijk rijp
zijn. Het gewas is dan geel geworden en bij flink
schudden springen de
vruchten open, doch dit
duurt nog wel een tijd.
Wat, de tuinboonen betreft,
geldt ook de regel, dat
zij zoo groot, mogelijk be-
hooren te zijn, maar toch
malsch moeten blijven.
Enkele soorten, zooals
Mazagan, Beck's Gem of
Driemaal wit, moeten steeds
zeer spoedig worden ge
plukt, daar'ze anders veel
te hard van schil worden.
Deze soorten inoet, men dan
ook niet gebruiken om te
drogen en dus zoodra, ze
rijp zijn oogsten. Wenscht
uien ze tot den winter
tebewaren, dan is wecken de
beste weg. Sla en zomer-
andijvie worden ook al
weer zoo groot mogelijk ge
sneden, hoewel men na
tuurlijk niet moet wachten
tot zich een bloemstengel
begint te ontwikkelen. Bij
sla wordt de krop in dat
geval spits, men redde dan wat te redden is.
Zooals al reeds opgemerkt is, zomerandijvie wordt
niet opgebonden, maar als ze te groen is,
afgedekt door planken of zakken, om ze op die
manier geel van kleur te doen worden. De aard
appelen rooit men pas als het loof een dicht veld
vormt en men, door 'n proef te nemen, zeker weet, dat
de knol behoorlijke grootte heeft,. De weg wijst zich
vanzelf, want rooit, men de knollen als ze fei
telijk nog maar de krielgrootte bezitten, dan doet
men zichzelf nadeel. De tomaten zijn nog lang niet
zoo ver, dat mon over plukken behoeft te denken,
alhoewel ze nu buiten behoorlijk doorgroeien. Nood
zakelijk is ze regelmatig, losjes, met een breede raffia
aan den stok te binden om beschadiging door den
wind en krom groeien tegen te gaan. Beschikt u niet
over zelf gekweekte planten, een kweeker in de om
geving levert ze u met een potkluit, waardoor de
planten, als men de kluit, niet stuk maakt, zonder
bezwaar kunnen worden overgepoot.
De tomaat moet op één stengel worden gehouden,
dat wil zeggen, onder geen voorwaarde mag ze zij
scheuten maken. Deze zijscheuten komen te voor
schijn in de oksels der bladeren, waar dus het blad
uit den stam komt. Hoe kleiner de scheut is, wan
neer men ze er uitbreekt, hoe minder schade de plant
heeft. Het verschil tussehen een zijscheut en een
bloemstengel in wording is zoo groot, dat niemand
zich vergissen zal. Zoo hier en daar treft men nog wel
tomatenplanten aan waar men meer dan één scheut
heeft aangehouden, dus twee of drie. In vele proef
tuinen heeft men proeven genomen om na te gaan,
welke methode het meest rendabel was. Deze vielen
geheel uit in het voordeel van den één-stengel-snoei,
want, het totaalgewicht aan vruchten was steeds
grooter dan bij twee of meer stengels per plant.
Bovendien waren de vruchten per stuk gemiddeld
beduidend zwaarder. Dit laatste is bij de open-grond-
cultuur van zeer veel belang, immers in een kas heeft
men koude en warmte, betrekkelijk, in de hand, maar
buiten beslist niet. Ook doordat er in het najaar te
veel regen kan vallen, die in de kas niet zoo deert,
zijn de groeiomstandigheden buiten minder ideaal,
zoodat de vrucht langzamer groeit en beduidend
kleiner blijft. Is ze bij
den één-stengel-groei klein
van stuk, terwijl dit de
methode is die volgens de
proeven de grootste vruch
ten levert, dan blijven ze
bij het aanhouden van
meer dan één stengel beslist
onder de maat. De tomaat
wenscht bij liet, afrijpen,
zooals bijna elke vrucht,
needs kleu ren de aardbe i t
üe prnn Ichoonen ramh
De eolkstumders aan t werk.