TWEE TEGEN EEN 11 en als je jc gezicht Uier nog eens vertoont, dan ben je nog niet gelukk ig!" S/of van biz. 5 zamelde juffrouw Korver de borden, nam een schaal fruit van het buffet en plaatste deze op tafel. „Bedien u maar, meneer Scherpenzeel," zei ze, en schoof de flesch port naar hem toe. Scherpenzeel voldeed aan dezen wensch, nadat hij eerst, na verscheidene weigeringen, een beetje in de glazen van de dames geschonken had en 'n heelen plas op het tafellaken naast het glas van Korver. Na een paar flinke slokken stond hij op met een minzamen glimlach en kondigde aan, dat hij een toespraak wilde houden. „Maar dat heb je al gedaan," zei zijn gastheer op streng vermanenden toon. „Datdat was gisteravond," zei Scherpenzeel. „En nu is het vanavond uw verjaardag." „Maar we hebben er genoeg van," zei Korver. Scherpenzeel aarzelde. „Hij maakt grapjes," zei hij rondkijkend, en hief zijn glas op. „Hij is bang, dat ik hem te veel prijzen zal. prijzen. Ik drink op mijn ouden vriend Korvor, een bovenstebeste. Wij hebben allemaal onze. gebre ken, en hij ook. hij ook. Waar was ik?" „Ga zitten," snauwde Korver. „U had het over de gebreken van mijn man," zei zijn vrouw. „Zoo is hot," zei Scherpenzeel, en bracht zijn hand naar zijn voorhoofd. „Wees maar niet bang," ver volgde hij, en wendde zich tot zijn gastheer, „er is niets waar u zich bezorgd over hoeft te maken. Ik ben niet van plan er over te praten. Zoo dom ben ik niet, hoop ik. Ik wil uw leven niet bederven." „Ga zitten," herhaalde Korver. „Wat ben je bezorgd, dat hij moet gaan zitten," zei zijn vrouw scherp. „Wel nee," zei Korver, „maar hij zeurt zoo." Scherpenzeel nam staande nog een teug port. Hij vermeed de blikken van Korver, die zichtbaar woedend werd, maar keek ter aanmoediging naar Korver's nicht. „Hij is een man, waar wij allemaal hoog tegen op zien en dien wij hoogachten. Als hij af en toe eens naar Amsterdam gaat voor zaken, dan is dat zijn zaak. Mijn idee is, dat hij zijn vrouw altijd mee moest nemen. Hij zou dan van haar gezelschap genieten en bovendien geld in zijn zak houden. En waarom zou zij ook niet eens naar de bioscoop mögen gaan Waarom zou zij „Ga naar huis," zei Korver, die vuurrood zag, terwijl hij opstond en met zijn vuist op tafel sloeg. „Ga naar hnis en als je je gezicht hier nog eens ver toont, dan ben je nog lang niet gelukkig. Vooruit. Er uit!" „Naar huis?" herhaalde Scherpenzeel, en ging plotseling zitten. „Ik ga niet naar huis vóór morgen." „O, daar zullen we gauw genoeg voor zorgon," zei Korver, en pakte hem bij zijn schouders. „Vooruit." Scherpenzeel zakte zwaar in zijn stoel en Korver slaagde er, ondanks zijn uiterste pogingen, niet in on. hem in beweging te krijgen. De twee dames wisselden een blik en stevenden toen, de hoofden in den nok, de kamer uit. De jongste bleef oven in de deur staan om Scherpenzeel, voor zij verdween, een vroolijken blik toe te werpen. „Er uit," zei Korver "hijgend. „Probeert u mij te kriebelent" infor- ïneerdo Scherpenzeel. „Je moet naar huis," zei de ander. „Zoo lang je hier bent, heb je alleen maar onheil gesticht. Hoe je op het krankzinnige idee kwam, begrijp ik niet. Ik krijg de rest van mijn leven nooit iets anders meer te hooren." „Krankzinnig idee?" herhaalde Scherpen zeel, wiens houding plotseling op angstwek kende wijze veranderde. „Zeg dat nog eens." Korvor horhaalde het met genoegen. .„Uitstekend," zei Scherpenzeel. Hij pakte hem plotseling beet, duwde hem achterover in zijn gemakkelijken stoel en stond over hem heen gebogen met zoo'n leelijk vertrokken gezicht, dat Korver er van schrok. „Daar blijft u zitten en u houdt zich stil," zei hij met nauw bedwongen woestheid. „Waar is het vleesclimes? Hè? Waar is het vlecschmes?" „Nee, nee, Bert," zei Korver, en trok hom aan zijn mouw. „Ik. ik maakte maar een grapje. Je.... je bent niet heelemaal jezelf, Bert." „Watt" vroeg de ander, en rolde met zijn oogen en balde zijn vuisten. „Ik. ik bedoel, je bent er op vooruit gegaan," zei Korver haastig. „Niet te ge- looven, echt waar." Seherpenzeers gezicht klaarde eon beetje op. „We gaan er een feestje van maken," zei hij. „Maar beweeg je niet, wat je ook doet." Hij sloot de deur, zette den wijn en een paar glazen op den schoorsteenmantel, schoof een stoel bij dien van Korver en maakte zich gereed den avond gezellig door te brengen. Zijn in structies waren te beslist om te negeeren en drie keer sloeg hij zijn arm om het middel van den doodsbenauwden Korver en danste hossend de kamer met hem op en neer. Tus- schen het dansen in onthaalde hij hem op eindelooze stukkon uit redevoeringen, die hij in het dispuutgezelschap had gehouden, en op lange gedichten, die hij op school had moeten leeren. Als Korver er van tijd tot tijd op zinspeelde om naar bed te gaan, werd (lit voorstel met, hoongelach afgewezen. En twee keer moest hij op verlangen van Scherpen zeel met dezen een refreintje meezingen. Hot was reeds ver over tienen, de wijzers van de klok schoven naar do elf. Toen sloeg het elf uur en bij wijze van antwoord ging de deur open en verscheen het aardige gezichtje van Pie Korver. Achter haar doemde tot groote verbazing van de beide heeren de stoere gestalte van Jan Bekkers op. „Ik dacht, dat hjj u misschien zou kunnen helpen, oom," zei Fie, terwijl ze de kamer binnenkwam. „Tante wilde me niet eerder naar beneden laten gaan." Scherpenzeel stond verbaasd op en zag hoe Korver Bekkers hartelijk de hand schudde. Hij word nog meer van de wijs gebracht, toon hij voelde, hoe de groote, lompe hand van Bekkers hem bij zijn kraag greep en hem met zekere onstuimigheid hot gangetje induwde, terwijl een andere hand, die hij vaag herkende als die van Korver, hem in zijn zij vastpakte. Daarna ging de voordeur open en hij werd de duisternis in gedreven. De deur sloot zich achter hem en uit een bovenvenster klonk een znelite vrouwenlach. GINDG

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 11