EEN MEISJE ONDER VOOGDIJ %'"èen mem& ^e^e/i/ 0E boosdoener ZWITSAL: DM 22 de fleurig-makende poeder! U kent toch ook dat „stoffige, warme gevoel" in den zomer - en dat gevoel van „niet schoon te zijn" na het werk '^w?-r!ieuken? Neem dan ee" ZWITSAL-Toiletpoederl Deze geneeskrachtige poeder verkoelt en gaat overmatige transpiratie tegen In ovale bussen 50 en 75 ets Bij apothekers en drogisten j Je vraatzuchtige mot vermeerdert zich ongeloof- J-lijk snel: in één jaar kunnen vier nieuwe gene raties worden voortgebracht. Het motten-wijfje legt 4 - 221 eieren; bij een gemiddelde van honderd stuks, waarvan zich 50% tot vlindertje ontwikkelen - een derde deel zijn wijfjes - bereikt de nakomelingenschap van één mottenwijfje binnen het jaar het phantastische aantal van een half millioen mottenrupsen. Dit getal toont duidelijk aan, hoe groot het mottengevaar is. Weest dus op Uw hoede! Let bij het koopen van wollen kleedingstukken, pels werken, handwerkmateriaal, meubelstoffen of tapijten altijd op de Eulan-behandeling. Heeft U een wollen jas of jurk, een costuum of een tapijt, vervaardigd uit mate riaal, dat niet met Eulan behandeld werd, dan kunt U dit alsnog bij een betrouwbare ververij laten doen. Met Eulan behandeld ma teriaal is blijvend motecht! ^-1 Uitknippen en als brief inzenden Mevr. De Wijs-te Raad, Kalver- straat 134, Amsterdam. P, Q NAAM: ADRES: WOONPL.: I wenscht nadere inlichtingen omtrent l de toepassing van Eulan. (Aanvragen kunnen ook per brief geschieden.) J Vervolg van blz. 19 Christine of Elsa niet te verwittigen, dat we komen. Ik vind 't wel leuk, ze te overvallen." ,.Ja," stemde hij met haar in. „Da's dan afgesproken." Zij ging naar haar kamer om haar kleerenkast uit te halen. Onderwijl genoten Marit en Olby van hun wandeling. Het rumoer van den wind in de boomtoppen en het kraken van doode takken werkten ietwat sto rend op hun gesprek, maar dat scheen hon niet te deren. Het samenzijn was de hoofdzaak. Marit was in haar beste humeur. Zij was „aardig" tegen Olby, en dat ontging hem niet. Halverwege de laan sloeg er een pad rechtsaf. Door de smalte was dat iets boter beschut tegen den wind. Boven dien dwong 't hen, dichter bij elkaar te loopen. Olbv deed niet verliefd. Hij vermeed, liet gesprek op persoonlijke dingen te brengen. Zij praatten over liet weer en de politiek, over den woningnood en de dreigéude spoorwegstaking, maar niet over eigen gevoelens. Niettemin lette Olby voortdurend scherp op Marit. Hij wilde haar aan stonds en onbewimpeld zeggen, dat hij haar liefhad, maar hij dacht er niet over, zijn kansen te bederven door zich te overhaasten. Hij merkte wel, dat Marit ernstiger en vriendelijker was dan ge woonlijk", maar hoe veel hij daaruit op mocht maken, wist hij niet. Opeens schoot de wind, die even was afgenomen tot een zwakke bries, met woeste kracht uit; bulderend als een lawine wierp hij zich op de boomen. De liooge stammen zwaaiden en bogen door, de takken kraakten en kreunden. Toon klonk er een knal als van oen geweer, en sloeg een dikke tak vlak boven hun hoofden naar beneden. Olby sprong naar links, Marit naar rechts. Het meisje kwam er ongedeerd af, maar Olby werd opzij van zijn hoofd getroffen en viel bewusteloos tegen den grond. Met een uitroep van schrik snelde Marit naar hem toe, en zonder acht te slaan op den slijkerigen toestand van don bodem knielde ze naast hem neer. In 't eerst dacht ze. dat hij dood was. Hij had zijn oogen dicht en zijn lippen stijf op elkaar, en er droop bloed neer achter zijn oor. „Tvar, o Ivar," klaagde zij. „Mijn liefste, mijn liefste. Toen boog zij haar hoofd en hield haar oor vlak bij zijn lippen. Een seconde later sprong zij op en holde zij terug naar huis, om hulp te halen. Olby deed langzaam zijn oogen open, en een eigenaardig lachje plooide zijn lippen. Hij was maar heel even buiten kennis geweest, en de aandoenlijke klacht uit Marit's mond had hem snel zijn volle bewustzijn hergeven. Er klonk iets in zijn ooren of er klokken luidden, en zijn hoofd deed nogal pijn, maar hij voelde wolerg gekwetst was hij niet. Een paar minuten later- kwam hij overeind zitten en betastte hij voor zichtig zijn hoofd. Toen schoof hij naar een boomstam en ging er met zijn rug tegen steunen. Hij wou nog maar niet probeeren te loopen. Hij had een gevoel, of hij zat vastgebonden aan een wiel, dat snel ronddraaide. Hij deed zijn oogen dus maar weer dicht en gaf zich over aan zijn gedachten. Hij wist, heel zeker, dat hij zich niet had vergist. Hij had Marit's woorden duidelijk verstaan. Hij herinnerde zich, hoe tragisch haar stem had geklonken. Misschien had hij zijn oogen wat eerder moeten openen, of haar op een andere manier moeten beduiden, dat hij niet bewusteloos was. Maar 't had geen zin, daar nu nóg over te piekeren, 't Was zijn schuld niet, dat hij even buiten kennis had gelegen. Weer glimlachte hij, nu met een breederen lach. Iodero medaille had toch maar twee kanten, peinsde hij: een leelijke klap tegen het hoofd kon heel aangename gevolgen hebben. TWINTIGSTE HOOFDSTUK Elsa had het in Nice volkomon naar haar zin. Het was haar eerste bezoek aan de Rivièra, en zij vond de kennismaking meer dan aangenaam. Na de loodgrijze luchten van Zweden, wind en vorst, regen en mist, doorweekte velden en modderige straten, was de heldere zon neschijn haar een verkwikking. Zij ge noot van de warmte, de vroolijkheid en de bonte kleur om haar heen, van de drukte op de wandelwegen, de vacantie- stemming, de schijnbare zorgeloosheid van al die mensehen. Wol voelde zij soms, hoe gekunsteld bij velen dat leven was, hoeveel rusteloosheid en moeheid er achter scholen, maar zij was niet in de stemming, om door te dringen tot benoden do oppervlakten. Na de bittere ervaringen, die ze had opgedaan, na zooveel verdriet en angst, wou zo alle onaangenaamheid vergeten, en zich verzadigen aan schoonheid en geur en blijdschap. Schoonheid vond zij daar overal. Ze behoefde haar oogen maar open te doen, en ze scheen van alle kanten op haar toe te springen. Zij zag schoonheid in de grijsgroene olijven, in de kale roode rotsen, in de hangende wingerdtakken on in de verstelde kleeren der boeren. Er was schoonheid in de opeenstapeling van hoogten en vooral in de stralende zee. Nog nooit had zij zoo'n zee gezien. Zij strekte zich voor haar uit tot in het oneindige, soms als 'n groote, lichtgrijze opaal, met vuur gevlekt, maar meest als een uitgestrekte saffier, zoo diep blauw, dat het bijna pijn deed aan haar oogen. De eerste acht of tien dagen zetten mevrouw Stenbock en zij geen voet buiten Nice. Zij voelden er zich vol maakt tevreden mee, in de zon naar de voorbijgangers te zitten kijken, naar de muziek te luisteren of langs de Promena de te wandelen. Nu en dan gingen zij winkelen, want Elsa moest nog veel koopen, om haar garderobe in orde te brengen. Geleidelijk verflauwde in haar de herinnering aan haar pijnlijke avon turen. Wel drongen zich bijwijlen nog sombere gedachten aan haar op, maar zij wist die snel te verbannen. Het ver leden was voorbij en afgedaan, zij wilde het vergeten. Het heden en de toekomst waren betere stoffen voor haar ge dachten. De vrees voor gevaar kwam niet in haar op. Zij was honderden en nog eens honderden kilometers verwijderd van Stureholrn en Stockholm. Buiten haar vrienden op Malarhov wist niemand, waar zij was. Erik Lund was voor haar nog slechts een wanstaltige schaduw, die Vervolg op blz. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 22