7
DOOR IT. w. JACOBS
MET ILLUSTRATIES VAN W. GIESEN
0
TWEE TEGEN
i-EEN
Je moet niet zoo gauw den moed laten zakken,
Bert," zei Korver vriendelijk. „Ik mag je graag
en dat doet iedereen, die zijn verstand gebruikt
en als Fie je niet aardig vindt, dan blijft ze
maar ongetrouwd tot ze wel van je houdt,"
Bert Scherpenzeel bedankte hem.
„Je moet wat vaker komen," zei Korver. „Als ze
niets ziet in'een oppassenden jongen man, dan is dat
haar eigen schuld."
„Niemand kan oppassender zijn dan ik," zuchtte
Scherpenzeel.
Korver knikte. „Maar het ellendige is. dat meisjes
niet van oppassende jonge mannen houden," zei hij.
eu haalde zijn vingers door zijn dunne grijze haar,
..dat is het onaangename van het geval."
„U bent toch ook altijd oppassend geweest en uw
vrouw trouwde toch met u," zei de jonge man.
Korver knikte weer. „Zij dacht, dat ik oppassend
was en dat kwam op hetzelfde neer," zei hij bedaard.
„En het is gek om het zelf te zeggen, maar zij vond
me destijds 'n knappen jongen. Ik had kastanjebruin
haar. Pas gisteren heeft ze er een lok van verbrand,
die ze dertig jaar bewaard had."
„Verbrand® Waarom?" informeerde Scherpenzeel.
„We hadden woorden," zei de ander, terwijl hij zijn
stem liet dalen. „Als ik het eene wil, tegenwoordig,
wil zij meestal het andere; en wat zij wil, wil ik niet,"
Scherpenzeel schudde zijn hoofd en zuchtte weer.
„Je bent niet spraakzaam genoeg voor Fie, weet
je," zei Korver, en keek hem aan.
„Als regel kan ik anders mijn woordje wel doen,"
antwoordde Scherpenzeel vinnig. „U moest mij eens
in het dispuutgezelschap hooren; maar ik kan niet
praten tegen een meisje, dat niets terug zegt."
„Je bent veel te bescheiden," vervolgde de ander.
„Je moet haar af en toe eens hard aanpakken. Laat
haar zien, dat er wat in je zit. Houd haar eens voor
den mal."
„Dat haalt niets uit," zei de jonge man onrustig.
„Dat heb ik al geprobeerd. Gisteren pas schold ik haar
uit voor brutale, kleine kat, maar aan de manier,
waarop ze het opnam, zou iedereen gedacht hebben,
dat ik haar beleedigd had. Geen gevoel voor humor,
denk ik. Waar is ze nu?"
„Boven," was het antwoord.
„Dat is, omdat ik er ben," zei Scherpenzeel. „Als
liet Jan Bekkers geweest was. zou ze vlug genoeg
naar beneden komen."
„Het kon hem nooit zijn," zei Korver. „want ik
wil hem niet meer in huis ontvangen. Dat heb ik tegen
hem gezegd en dat heb ik tegen haar gezegd en dat
heb ik tegen haar tante gezegd. En als zij trouwt
zonder mijn toestemming voor ze dertig is. verliest
zij de zevenduizend gulden, die haar vader haar na
gelaten heeft. Je hebt ruim den tijd tien jaar."
Scherpenzeel zat voorover met zijn handen tus-
schen zijn knieën en staarde moedeloos naai' den
vloer.
„Een lieeleboel meisjes zouden me wat graag heb
ben," merkte hij op. „Ik hoef maar een natten vinger
op te steken en ik heb ze."
„Omdat ze haar verstand gebruiken," zei Korver.
„Die zijn verstandig genoeg om standvastigheid en
regelmatigheid te verkiezen boven knapheid en een
zwierige houding. Een jonge vent zooals jij, die vijftig
gulden in de week verdient, hoeft niet knap te zijn,
dat heb ik Fie niet eens, maar wel vijftig keer
gezegd."
„Knapheid is een kwestie van smaak," zei Scher
penzeel gemelijk. „Sommige van die meisjes, waar ik
liet net over had.
„Ja, ja," zei Korver haastig. „Maar luister eens, je
moet de zaak anders aanpakken. Drink eens een glas
i j
SCH/BM/V
hier als een man of een paar
glazen, rook een sigaret of een
pijp. Doe als andere jongens. Ga
eens op stap en wees niet zoo
sentimenteel! Als je eenmaal
getrouwd bent, kun je net, zo,
vervelend worden als je zelf wilt."
Scherpenzeel bedankte hein
na een lang stilzwijgen.
„Volgenden Woensdag ben ik
jarig," vervolgde
Korver, terwijl hij
hem welwillend
aankeek. „Loot,
tegen zeven uur
eens bij ons aan.
dan vraag ik je on.
te blijven eten. Dal
geeft jou een kan-
Met verjaardagen
mag iedereen een
beetje over d<
scliroef gaan; jij
zou een paar gla
zen kunnen drin
ken en een toe
spraak houden en
zoo vroolijk en on
derhondend zijn, dat niemand
je herkende. Als je een veront
schuldiging wilt hebben voor je
bezoek, kan je een kistje sigaren
meebrengen."
„Of u geluk wenscben," zei
de zuinige Scherpenzeel.
„En vergeet niet een beetje
boven je theewater te raken,"
zei Korver, en keek hem streng
aan, „op een nette manier natuurlijk. Drink zoo
veel je wilt voor mij hoef je niet zuinig te zijn."
„Als bet in orde mocht komen," zei Scherpenzeel,
terwijl hij opstond, „als ik haar door uw toedoen
krijg, zult u er geen spijt van hebben. Dan zal ik
om u denken."
Korver, die een beetje uit zijn humeur was, zei, dat
hij „er ook om zou denken". Hij had het vage gevoel,
dat hij, zelfs van zijn standpunt bekeken, wel een
betere keuze voor zijn nicht had kunnen doen.
Den volgenden morgen rookte Scherpenzeel zijn
eerste sigaret en, aangemoedigd door het volledig
uitblijven van slechte gevolgen, schafte hij zich een
pijp aan, die nog denzelfden avond door een agent
opgeraapt werd, omdat zij, in gezelschap van een
metalen tabaksdoos, voor driekwart gevuld met
tabak, den openbaren weg versperde.
Met het hier ondervond hij minder moeilijkheden.
Natuurlijk, liet had een naren smaak, maar als je het
als medicijn beschouwde en het vlug naar binnen
goot, was het te verdragen. Na een paar dagen werd
liij zelfs eritisch, en Maandagsavonds was hij al zoo
ver, dat hij zich tegen den waard van De Kroon, die
hem met wijdopen oogen aanstaarde, over de schraal
heid van zijn bier beklaagde.
„Te lang in den kelder gelegen," zei hij, toen hij
zijn glas leeggedronken had en wegliep.
„Te lang! Hier, jij, kom terug," zei de waard met
verstikte stem. „Met jou heb ik nog een woordje te
spreken."
De deskundige schudde zijn hoofd, doch toen hij
op straat kwam. verschoot hij van kleur, (laar bij
Fie Oorver zag aankomen. Op onhandige wijze
greep hij naar zijn hoed en stamelde: „Goeden
avond."
„Te lang' Hier, jij, kom terug,"
zei de waard met verstikte stem.
Fie Korver beantwoordde zijn groet, en, in plaats
van door te loopen, stak zij met een vriendelijken
glimlach haar hand uit. Scherpenzeel schudde deze
krampachtig.
„U bent juist de man, dien ik moet hebben," riep
ze uit. „Tante en ik hebben het den heelen middag
over u gehad."
Scherpenzeel zei: „Heusch?"
„Maar ik wil niet, dat oom ons ziet," vervolgde
Fie Korver op zachten en vertrouwelijken toon.
„Hoe zullen we loopen?"
Seherpenzeel's hoofd draaide. Alle wegen waren
hem hetzelfde in zulk gezelschap. Hij liep naast haar
voort als in een droom.
„Wij willen hem eens een lesje geven," zei het
meisje daarop. „Een lesje, dat hem heugen zal."
„Hem?" vroeg de jonge man.
„Oom," legde het meisje uit. „Het is vreeselijk en
belachelijk om een oppassenden jongen man als u Op
de proef te stellen en zoo van zijn st.uk te brengen.
Tante vindt het heet erg en ik denk er precies zoo
over."
„Maar," hijgde Scherpenzeel verbaasd, „hoe
„Tante hoorde het," zei Fie Korver. „Zij wilde
juist de kamer binnengaan, toen zij een paar woor
den opving; daarna bleef zij buiten luisteren. C
weet niet, hoe goed zij over u denkt."
Seherpenzeel's oogen puilden bijna uit. zijn hoofd.
„Ik. ik daclit, dat zij mij niet aardig vond," zei
bij langzaam.
„Lieve help," zei Fie Korver. „Hoe komt u op dat
rare idee? Natuurlijk, tante wil niet altijd weten,
dat ze liet, met oom ecus is. Maar, als iemand ons zou
willen helpen," fluisterde ze zachtjes als bij zichzelf.
„Hè?" vroeg de jonge man met bevende stem.