i Braspenning-maaltijd uit 1533, -waarop 't eten meer een aanduiding is. Het meesterstuk aan het einde der zestiende eeuw schept Gomelis Ketel in 1588 met het Corporaalschap van kapitein Direk Jacobsz. Rosecrans en luitenant Pauw, in 't Rijksmuseum, waarop voor het eerst de schutters, ten voeten uit, en met heroïsche uitdruk king geschilderd werden. Maar nu worden wij weer naar Haarlem getrokken, waar de onder Franschen invloed gevormde Oomelis van Haerlem ook 't groeps portret beoefend had. Zijn schuttersstuk wordt in het Haarlemsche museum ver duisterd door het oeuvre van den in Vlaanderen omstreeks 1580 geboren, maar sinds 1004 te Haarlem werkenden Frans Hals, die het genre met verblin denden glans, en op het laatst van zijn lange leven met verbeten ernst tot rijpheid bracht. Alleen Rembrandt's beroemde schuttersoptocht gaat boven Hals' doelenstukken uit. Do uiterst kundige Batik, van der Jlelst ontbeert naast Rem brandt, maar ook naast Frans Hals, werkelijk leven en ware vrijheid. De Haarlemmer Jan de Bray is in een enkel regentenstuk Hals' gelukkige opvolger. Naast hot schuttersstuk, den wuivenden vederbos van het Hollandsche burgerdom, werd het regenten stuk de afstraling van de sociale werkzaamheid van een ander deel dier burgers. De vroegste „Staalmeesters" (want in Rem brandt's meesterstuk vindt het genre zijn top prestatie) worden door Aert Pietersz in 1599 geschil derd. Gaan wij de werken van Nicolaes Élias en Thomas de Keyset, uit 1628 en 1638, voorbij, dan staan wij in 1640 vooreen meesterstuk: „de Regenten van het St.-Elisabethgesticht te Haarlem" door Frans Hals en alleen de herinnering aan Rembrandt's „Staalmeesters" doet ons den lioogsten lof inhouden. Op de onvolprezen „Staalmeesters" schreef toch ook weer Frans Hals, in den laten avond van zijn schildersleven, het vervolg. Het zijn de regentessen en de regenten in het Haarlemsch mnseum door den meester op zesentachtigjarigen leeftijd geschilderd en waarvan zoo graag gezegd wordt, dat zij met bevende hand tot stand kwamen. Maar niet in het beven der hand, maar in het trillen der ziel zit het geheim van Hals' laatste sobere en sombere werken, waarover, naast bijtende ironie, ook de zachte melancholie van den kunstenaar gespreid is als een zonsondergangsnevel, na een stralenden dag BARTH. VAN DER HELST: DE SCHUTTERSMAALTIJD. In 1048 schilderde Barth. vander Helst de compagnie van kapitein Ti itsen aan een maaltijd tot viering van den vrede van Munster. Al hebben wij den grootsten eerbied voor 's schilders werkmanschap, ten opzichte van Rembrandt's Nachtwacht ondergaan wij dezen bejaarnden schuttersmaaltijd als een anticlimax. over een rijk landschap. „De Staalmeesters" blijft het hoogtepunt in de serie van de Hollandsche regentenstukken, 't Zijn niet de vertrouwensman nen van 't gilde der manu- facturiers, waarnaar wij vragen voor het schilderij, maar wij zijn ten volle bevredigd, opgenomen te worden in een monumen tale wereld, waarin kleur en licht als een dreunende fuga ons omhullen, een wereld, waarin alle kunsten elkaar ontmoeten: muziok en ar chitectuur. In het Rijksmuseum is die bevrediging zoo vol maakt, dat wij de volle aan dacht missen voor de toch waarlijk prachtige schil derijen, die Qovert Flinch en Ferdinand Bol in het zelfde museum ons te zien geven. Vooral Bol had in 1649 een indrukwekkend ruimtelijk opgevat schilde rij gewijd aan „de Regen ten van het Leprozenhuis", dat zonder „de Staal meesters" een wereldvermaard schilderij zou gewor den zijn. Zoo is het ook met „de Bestuursleden van HET ANATOMIESTUK VAN DR. SEBASTIAEN EGBERTSZ DE VRIJ. Aert Pietersz heeft in 1603, en P. Miereveldt de Jonge in 1617. een anatomiestuk geschilderd. Doch eerst in 1619 zal Thomas de Keyser te Amsterdam meer zerentiende-eeuwsch zijn als hij zes dokters rond 'n menschelijk skelet groepeert. het St.-Sebastiaansgilde", uit 1635, van van der Helst en met de zes „Bestuursleden van het chirurgijns- gilde" van Nicolaas Moes. Met het laatstgenoemde werk zijn wij heel dicht bij het anatomiestuk, dat dezelfde ont wikkeling kent als het schutters- en regenten stuk. Aert Pietersz verstaat het in 1603 nog niet in zijn „Anatomie van Dr. Sebastiaen Egbertsz" een waarlijk gesloten groep te ma ken van 29 portretten van medici rond de snijtafel. P. Miereveldt is reeds gelukkiger in 1617, in zijn schilderij in het gasthuis te Delft. Thomas de Keyser is twee jaar later meer zeventiende-eeuwsch, maar het was weer voor Rembrandt weggelegd in een vroeg en in een laat werk het slotaccoord aan to slaan. Zwierig en barok uit hij zich in 1632 in „de Anatomie van Dr. Tulp", nu in het Maurits- huis; diep ernstig en klassiek spreekt hij ons aan in het, uit een brand gespaarde, fragment van zijn in 1656 geschilderde „Anatomie van Dr. Deymann", nu in het Rijksmuseum. Met dit werk eindigt diep religieus het Hol landsche groepsportret, dat kerkelijk begon bij Jan van Scorei's „Jeruzalemgangers". REMBRANDT: DE STAALMEESTERS. Bij Rembrandt bereikt het regentenstuk zijn groot ste hoogte als de meester in 1661 de harmonie, het rustige evenwicht en de stilte voelbaar zal maken in een zitting van de Overheden van het Amsterdamsche Manufaehiriersgilde. (Eigeu reproducties)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 9