EEN EERLIJKE ZAAK
11
Vervolg van blz. 5
waar voor zijn geld: pols voelen, thermometer en
alles. Verdenn stak de pillen, die hij kreeg, weg en
kraeht toen het gesprek op de merrie.
„Heel net koetspaardje," zei hij brommerig. „Als
u er soms geld voor wilt maken
,,lk weet niet, Verdeun. Nog niet over gedacht,
't Is een cadeau, zie je: van mijn oom, voor mijn
trouwen."
Verdeun keek op met gepaste verbazing.
„Ja," zei de dokter, „ik ga volgende maand trou
wen. 't. Zou van 't voorjaar al gebeurd zijn, als 't ge
kund bad vanwege de financiën. Nu zal't wel gaan,
al kan er niet veel huwelijksreis op overschieten."
Hij glimlachte en hij kreeg een kleur.
„Nou. da's mooi," zei Verdeun. Rn toen kwam er
iets sluws in zijn oogen. „Ik geef u vijfhonderd gulden
voor die merrie. Daar kunt u een aardig reisje voor
maken."
„Je zult beter weten wat ze waard is dan ik, maar
ik geloof niet, dat ik haar zal willen verknopen."
„Laat ik dan zeggen zeshonderd vijfentwintig, om
dat u 't bent zei Verdeun.
De dokter dacht na. Had hij op dat moment
Verdeun's pols gevoeld, dan had hij zich als dokter
ongerust gemaakt; maar uitwendige blijken van op
winding gaf de magere paardenkooper niet. De
dokter keek op.
„Nee, Verdeun, ze is niet te koop. Ik kan haar te
goed gebruiken voor mijn werk."
,,'t. Is anders een tamelijk teer gevalletje."
„In 's hemelsnaam. Ik houd haar toch maar. Dus
je weet 't? Na iederen maaltijd twee van die pillen."
Verdeun vertrok zuchtend. In den stal was George
de paarden aan 't voeren.
„George," zei hij, „heb jij die nieuwe merrie van
den dokter gezien?"
„Ja...."
„Wat zeg je er van?"
„Nou, nogal knap," zei George. Hij probeerde de
gewone manier van spreken van zijn patroon na te
volgen.
„Nogal knap. Je bent niet frisch! Die merrie
is 't fijnste stuk paardevleesch, dat ik in twintig
jaar tijds gezien heb."
„Ja," zei George, „dat kan uitkomen."
„Hier," zei Verdeun opeens. Hij haalde het doosje
pillen uit zijn zak. „Eet op. Die heb ik net van den
dokter gekocht, en ik hou niet van geld weggooien.
Ze zijn goed voor je lever."
„Dank je," zei George. Verdeun ging op een kist
zitten en stopte zijn pijp.
.„Ik zou die merrie dolgraag koopen, George, maar
de ezel wil er niet af. En ik heb toch een mooi prijsje
geboden. Wat moet je nou, als je een paard wilt
koopen, en de eigenaar wil 't. niet kwijt?"
„Méér geld bieden!" zei George.
„Ach, hou je gezicht!" zei Verdeun.
Hoezeer het Rik Verdeun ook smartte, George
had de eenige manier genoemd, om met den dokter
in onderhandeling te blijven. Maar in de volgende
weken verhoogde hij zijn bod tot duizend gulden,
zonder resultaat. Hij was na twee dagen weer bij den
dokter in de spreekkamer gekomen en toen had hij
de symptomen, die zich bij George voordeden,
beschreven, alsof 't de zijne waren. Aangezien
George alle pillen ineens had verorberd, waren de
verschijnselen merkwaardig genoeg, om reden te
geven voor nóg een paar visites. Maar de dokter
toonde enkel voor Verdeun's spijsvertering belang
stelling voor paardenhandel was hij niet te vinden.
„Als hij niet zoo'n gek was," klaagde Verdeun, „zou
hij snappen, dat ik meer bied dan 't beest waard is."
Verdenn raakte volkomen uit zijn evenwicht. Op
een Zondagmiddag hield hij den dokter op straat
staande, en zei hij„Dokter, nu doe ik u heilig en
echt mijn laatste bod op die merrie. Ik wil er twaalf
honderd en vijftig gulden voor geven, zooals ze reilt
en zeilt. Contant, voor de merrie alleen. I gaat
weg, naar uw meisjë, om te trouwen, is 't niet?
De dokter haalde diep adem. Voor twaalfhonderd
en vijftig gulden kou hij niet alleen een huwelijksreis
maken, maar bovendien kon hij er de logeerkamer
van meubileeren die anders voorloopig leeg moest
blijven. Hij nam echter geen overhaast besluit.
„Ja, ik vertrek met den avoudtrein, zei hij. „Ik
ga te voet naar 't station, en dan zal ik je mijn defini
tieve beslissing laten weten."
„Ik zit in de veranda van Ava, dokter. Ik zal
zorgen, dat ik 't geld in mijn zak heb."
Er daalde een groote kalmte in Vérdeun's ziel.
Hij was tot zijn uiterste grens gegaan meer kon
hij niet doen.
De dokter ging peinzend verder.
Nu was die dokter nog maar erg jong; en misschien
is ook dit een excuus voor hemeen plattelands-
praktijk, hoewel toentertijd meer in aanzien dan
nu, bracht geen geld voor veel levensgemak in 't
laatje. Bovendien bedenke men, dat de dokter te
doen had met den leepsten rakker in wijden omtrek
iemand, die zich op de letter van zijn uitlatingen
beriep, als anderen meenden, door hem bedrogen te
zijn. Misschien geeft zoo iemand aan anderen het
recht, zich óók op de letter van zijn uitlatingen te
beroepen.
Toen de dokter thuiskwam, had hij besloten de
merrie niet te verkoopen. Zelfs niet voor twaalfhon
derd en vijftig gulden. Door dit besluit was hij zoo
opgelucht, dat hij weer oog kreeg voor zijn omgeving,
en opmerkte, dat er tranen stroomden uit de oogen
van zijn knecht, Suske, en dat er vreemde geluiden
uit diens keel sproten.
Cholera, dacht de dokter eerst. Dronken,
dacht hij Vervolgens. Toen ging hem een licht op.
De merrie!
„Suske!"
Suske keek hem wazig aan. „Ze heeft net haar
laatsten schop gegeven," zei hij. „Ik kwam in den
stal na in'n eten en toen lag ze languit, zoo dik als
een varken!" snikte Suske. „Zo was los weten te
komen. Ze had haar hoofd in de haverkist gestoken en
d'r eigen moorddadig vol gegeten en ze schopte en
pufte als 'n stoommachine. Ik heb 'reen pil ingegeven,
maar 't was te laat. Ik heb eerlijk mijn best gedaan,
dokter, maar 't hielp niks."
De dokter ging kijken en zag zijn merrie op haar
rug liggen, met alle vier haar boenen omboog. Hij
wist genoeg. En hij stond versuft, alsof hij een klap
tusschen zijn oogen had gekregen met de twaalf
honderd en vijftig gulden. Had hij maar toegehapt op
het bod van VerdeunDan had hij evenveel treurnis,
maar niet zoo'n schade gehad.
Toen kwam het idee in hem op, waarvoor wij
excuus zochten. Hij besloot, zich volgens de letter
op een uitlating van Verdeun te beroepen. Ilij gaf
Suske een klap op zijn schouder.
„Luister eens, Suske. Leen bij Goevers die groote
praam en een trekspan, en breng onze merrie
direct na donker naar Rik Verdeun z'n erf. Ik ga
over drie kwartier op reis; maar eerst zal ik nog even
zaken met hem doen."
Suske had veel voor de merrie gevoeld, maar nog
meer voelde hij ervoor, een paardenkooper te zien
foppen. Suske keek derhalve, alsof er weer hoop in
het leven daagde.
„Ik zal er voor zorgen, dokter."
Met één oog naar de klok en het andere naar het
raam pakte de dokter zijn trouwkleeren in hand
koffers. 't. Werd laat, en wolken verduisterden de
dalende zon. Als hij het station bereikte, zou het
donker zijn.
Hij nam zijn koffers op en liep de Hoofdstraat door.
Hij zag Verdeun in de verlichte veranda zitten en
ging naar boven.
„En, dokter?" zei hij. Zijn stem trilde lichtelijk.
De dokter sprak als iemand, die een besluit heeft
genomen tegen beter weten in.
„Je kunt haar krijgen, Verdeun. Twaalfhonderd
en vijftig gulden, zooals ze reilt en zeilt."
Verdeun gaf den dokter een pakje bankpapier. De
dokter telde het na.
„Ik doe nooit iemand te kort," zei Verdeun geraakt.
„Laten we zakelijk blijven," zei de jonge dokter.
„Dat geeft later geen misverstand. Ik heb tegen
Suske gezegd, dat hij de merrie over een hal'' uur bij
je achterom moet brengen."
„Best," zei Verdeun. „Ik had haar zelf willen halen,
maar nu wacht ik wel. Dat prikkelt nog even, zal ik
maar zeggen."
De dokter kreeg even wroeging, toen hij de blijd
schap zag stralen in dat magere gezicht.
„En wat ik vragen wou, dokter," ging Verdeun
voort, „misschien wilt u en Suske voorloopig nog niet
over ons handeltje spreken."
„Ik niet," beloofde de dokter. „Ik blijf een week
weg."
Zij hoorden den trein fluiten de dokter moest
hard loopen. Verdeun keek hem na en grinnikte, en
liep toen naar zijn stal, langzaam, het genot van het
vooruitzicht doorproevend. Als die dokter een kerel
was geweest, dacht hij, zou hij gewacht hebben op
tweehonderd en vijftig gulden méér.
„Zoo, George," zei hij tegen zijn adjudant, „hoe
is 't met jou?"
George kwam traag overeind en wreef door zijn
oogen. „Nog niet best, baas. Ik voel die pilletjes
nog steeds zitten."
„Wees maar liever blij," zei Verdeun vroolijk. „Ik
heb daarnet die merrie van den dokter gekocht. Hier
heb je een „briefke" om op te knappen."
„Dank je," zei George. „Zal ik 'r halen?"
„Ze wordt gebracht. Leg maar vast stroo in de
bo^,"
George ging stroo spreiden. Verdeun kon haast
niet stil zitten, en zéker geen oog van de deur af
houden. Na een poosje kwam George naast hem
zitten. Ze zwegen, maar in het licht van de lantaren
voor hun voeten kon men hun hoofden naar links
gekeerd zien, roerloos luisterend.
„Er komt een praam de kreek door," zei George.
„Wat.
Opeens voelde Verdeun onheil aan. Het werd hem
geopenbaard in den vorm van twee trekdieren voor
de praam, en Suske, en de vier pooten van de merrie,
wijzend naar de eene ster, die tusschen de wolken
scheen.
Verdeun stond op, liep langzaam voort met de
lantaren in zijn hand, en staarde. Er groeide een
overweldigende woede in zijn borst, maar vóór hij
tot woorden kwam, zei Suske ernstig: „Ik zei nog zóó
tegen den dokter: verkoop 'r niet, maar hij vond den
prijs nogal gaan, voor die merrie, zooals ze reilt en
zeilt.
Toen sloeg Verdeun aan 't- razen. Hij kalmeerde
pas. toen hij er aan dacht, George „het briefke"
terug te, vragen, dat hij hem had gegeven, om op het
handeltje te fuiven.
Suske maakte aanstalten om terug te keeren met
zijn schuit.
„Zog, Suske," zei Verdeun, „hou hier je mond
over."
Suske lachte een onaangenaam lachje.
„Tien gulden," zei Verdeun.
„Twee gulden per dag," zei Suske.
Verdeun ging zitten, en plotseling was hij weer een
man. Hij dacht na.
„Ze hebben me nog nooit van mijn leven beet
kunnen nemen in den handel," zei hij somber. „En
ik laat me door dien kwajongen van een dokter óók
niet nemen. Weet je wat mijn ongeluk geweest is,
George? Ik was te eerlijk om hem te wantrouwen. Ik
ben eerlijk geweest, en nou zie je de gevolgen."
,,'t Is zuur," zei George.
„Ik moet winst maken op die merrie," zei Verdeun
zacht. „Ik móét er een eerlijk winstje op maken,
anders lacht die snotneus me uit tot het uur van mijn
dood."
„Enfin," zei George, „u denkt er maar eens kalm
over."
Hij ging, en een half uur lang zat Verdeun met zijn
hoofd tusschen zijn handen. Toen prevelde hij, als
iemand die tastend den weg zoekt„Waregem."
In het donker van den stal voelde George, dat er
iets kwam.
„Waregem. zei Verdeun. „De Sportclub.
daar hebben ze sportieve ideeën.ze houden van
een gokje. Waregem. die durven altijd wel
een kansje te wagen."
Hij keek om.
,,'t Is een eerlijke zaak," zei hij luidop. „Zeg,
George, jij komt uit Waregem. zitten ze daar in
de Sportclub niet tot diep in den nacht te kaarten
's Zondags?"
„Dat zal wel uitkomen," zei George.
„Span dan gauw dien witten hengst in. ik
ga direct polsen."
Het was de bruid, die er eindelijk, na een huwelijks
reis van drie weken, op aandrong, dat ze naar huis
zouden gaan. Anders liep de praktijk gevaar.
Slol op blz. 14