De Nederlandsche schilderkunst
in den loop der eeuwen
IV. Het landschap- en zeeschilderen wordt in de
zeventiende eeuw, door sterk picturaal voelen,
tot ongemeen rijken bloei gebracht.
door prof. Huif) Luns
jHEHMt 'ig
Het zijn uitgeweken Vlamingen, protestanten, die
te Haarlem de eerste proeven van de landschap
schilderkunst brengen, naar de beproefde metho
de van de zestiende eeuw bruine voor
grond, groen tweedeplan, en blauw ver
schietende verten.
Gilles van Conincloo, David Vinck-
boons, maar vooral Eoelant Savery (fraai
in ons Rijksmuseum vertegenwoordigd)
geven het landschap met een oneindig
heid van details, waarin echter toch de
worsteling om het geconcentreerde effect
zich aankondigt.
Uendrick Averkmnp, de z.g. „stomme
van Kampen", en Arent Oabel hebben,
bij den aanvang der eeuw, nog niet de
wijsheid van het, beschouwende, maar
ia hun, sterk met figuurtjes gestoffeerde,
landschappen zakt de horizon, er wordt
reeds iets minder verhaald dan bij den
zestiende-eeuwschen gemalen voorlooper
Pieter Breughel, en in do overdaad van
figuren wordt toch ernstig gepoogd onze
aandacht op één punt te richten. In het
gewoonlijk vroolijke ensemble heeft zich
een primitieve kleurigheid nog niet stil
gelegd. Ook I) ij pjsaias van de Velden u bij
Adriaen van de Venne vinden wij de worstelingen die bij Jan van Go-yen,
den in 1596 te Leiden geboren schilder, gestreden zijn.
Bij Jan van Goyen heeft zich het Hollandsche landschap in al zijn eenvoudige
innigheid gerealiseerd. *ïu zijn zuivere toonwaarden van licht en atmosfeer,
als exponenten van defi n^eest strikten picturalen aanleg aan het woord. Nu
komon oijze breede rivieren en landelijke steden, het
zeestrand en zijn duinenreeks, maar vooral onze statig
drijvende wolkenluchten op het in effect geconcen
treerde, doek, met al het heldere, lyrische, stemmings
volle waartoe de wijde horizonten van
't lage land ons nooden. In Van Goyen's
oeuvre is de ontwikkeling van het land
schapschilderen tot den vollen bloei te
volgen. Na 1630 is bij hem het zuiver
landschap regel: hij keert zich van de
mensclien eerder af en wendt zich naar
het natuurmotief, dat, hoe klein hij het
ook moge uitzoeken, de geheele belang
stelling van den beschouwer opeischt.
Alles wat hij door ijvere natuurstudie
verwierf schrijft hij met lichte hand neer.
Een speelsche wijsheid, of moeten wij
zeggen een vrije speelsehheid, wordt op
den duur zijn deel en komt ons met
zijn ontelbare teekeningen. evengoed
SALOMON RUYSDAEL. De rustige
Haarlemsehe burger was een heel andere
■persoonlijkheid dan de ongedurige Jan van
Goyen. Hun werk is eehter door een sterk
schoolverband zoo verbonden, dat de schil
derijen van den een wel als werk van den
ander worden aangezien.
JAN VAN GOYEN. Na Hendrick Averkamp, Arent Gabel. Esaias van de Velde en Adriaen van de, Venne, realiseert Jan van Goyen voor het eerst het
Hollandsche landschap in al zijn eenvoudige innigheid. Hij schildert in een rijken toon van grijs, waarbij wij echter goed doen te gedenken dat een zekere ver-
kleuring van zijn arbeid in aanmerking genomen kan worden