„Er zijn wol meer rassen met die tint." De dikke keek geërgerd. „Nou, je gaat maar eens kijken. Maar ze is niet te koop, wordt er gezegd." „Ja." „J ammer voor je, dat je er niet eerst een slaatje uit hebt kunnen slaan," zei de dikke. Hier gaf Verdeun geen antwoord op. De dikke keek nog steeds geërgerd. Hij begon tegen den reiziger in poetsgoed te praten. „Ik zou niét graag in dien doktor z'n schoenen staan," zei liij. „Als Verdeun dat beestje, eenmaal gezien heeft, krijgt de dokter geen rust meer. K-n 't is zoo'n aardig ventje. Pas van studie. En dokters hebben toch al niet veel slag van handelen." De poetsgoedverkooper zette een liooge borst:. „Ik heb nogal een aardigen kijk op menschel),zei hij, „maar ik geloof nooit, dat die dokter van u zich makkelijk zal laten bedriegen door dien ïnageren scharminkel daar, als u 't over hein hebt." De dikke oogleden van den dikken man gingen langzaam naar omlaag. „Nou. geleerd is Verdeun lieelemaal niet; dus daar kon u wel eens gelijk in hebben. Maar hij wil ook niemand bedriegen, en hij heeft- nog nooit iemand bedrogen, zegt hij. 't Is een beetje een- lauwe." „Dat bedoel ik ook juist," zei de handelsreiziger. „Maar hAndig is ie wel," ging de dikke man voort, als sprak hij voor zichzelf. „Hij verkoopt een paard, dat de spat heeft, voor 'n mooien prijs, en de kóoper is nog blij, dat hij 't beest heeft, en verkoopt 't weer aan Verdeun, voor een prik, en dan verkoopt Ver deun 't wéér voor een mooien prijs aan een ander, zonder dat er iemand wat te klagen heeft. Maar Ver deun heeft tweemaal ver diend." „Dat kan nooit eerlijke handel zijn," vond de handelsreiziger. „Dat is 't nou juist," zei de dikkerd. „Verdeun weet er altijd zoo'n draai aan te geven, dat 't wél eerlijke handel is." Toen Verdeun, dien avond na 't eten, weer op zijn gewone plaats op de veranda zat, peinsde hij over die nieuwe merrie van den dokter; over hetgeen de dikke gezegd had. Ma-ar nauwelijks zat hij goeden wel, of er klonken hoef slagen en geratel van wie len en de dokter schoot voorbij in zijn dogcart, met zijn gewone paard. l)at had Verdeun hem verkocht, zich vergenoegend met een heel bescheiden winstje want hij hoopte op verdere klandizie, en hij vond den jongen dokter een heel aardigen jongeman ook. Verdeun keek den dok ter na. Diens afwezigheid van huis, dacht hij, gat een goede gelegenheid, om de merrie vrij en gratis te bezichtigen; kijken, of de geestdrift van den dikke re den van bestaan had. Hij liep langzaam dt straat door, nu en dan knikkend tegeniemand, die buiten zat. Aan den hoek van het doktershuis bleef hij staan, om een stuk pruimtabak af te snijden en achter zijn kiezen te steken. Toen verdween hij achter het huis. Voor de staldeur vond hi j Suske Bernie, den knechl van den dokter. Die zat fluitend 'n nieuw paarden tuig op te poetsen met overmatige toewijding,leek het Verdeun. Hij ging te gen den deurpost staan en sloeg zijn eene been over liet andere. „Ik 'heb je in lang niet zoo hard zien werken, Suske," zei hij. „Een fijn paard moet een fijn tuig hebben, Ver deun," zei Suske. „Ja. de dokter heeft een nieuw paard opgepikt ergens, is 't, niet? Wat is 't voor een beestje? Lijkt 't wat?" „Of 't wat lijkt? Green paard kan er aan tippen! Ze heeft wedrennen gewonnen, meneer! Een ras zuivere Marrono. Zoo'n paard heb jij nog nooit op stal gehad ...fa, ze moet- er nogal aardig uitzien, heb ik ge hoord." „En jij gelooft 't niet! Maar ik zal haar buiten halen." „Geef je geen moeite," zei Verdeun beleefd, maar aan zijn langen neus trok er iets. ,,'t is geen moeite," riep Suske in den stal al, met de stem van iemand, die graag een vriend uit den droom helpt. Verdeun wist al veel, toen hij de vlugge,lichte voet stappen van de merrie hoorde, maar hij hield zich bedaard. Toen kwam er een fijne kop te voorschijn, mat de korte ooren naar hem toe, en snuivend naar den vreemde. Verdeun kon niet nalaten, een hand uit zijn zak te halen en den neus van het dier te streelen. Hij was 't nog nooit zoo gauw met een paard eens geworden. De, merrie voelde zich blijkbaar nog lang niet bij den dokter hom-en. Maar Suske drong zich met een air van gewicht tusschen hen in en leidde het dier het erf op. 't Was een pure Marrono, met witte borst, een tikje Arabisch aan den kop, rank en recht en gevuld. Verdeun werd opgewonden, en 't deed hem pijn, dat het dier niet van hém was. Terwijl Suske het paard liet- stappen en draven, stond Verdeun het in zichzelf t-e prijzen, alsof hij een kooper voorhad. Zoo'n paard verknopen, dat zou een glorie zijn in zijn leven! Hij zag zi<- lizelf zijn neus al ophalen voor een bod van tweeduizend gulden. Hij hoorde zichzelf al bluffen 'op het dier. En onderwijl stak 't hem voortdurend, dat zoo'n paard toebehoorde aan een plattelaiulsdokte rtje, een kwajongen met roode wangetjes, die geen kijk had op 't leven en op paarden. Dat was een onrecht. Daar moest iets aan gedaan worden. Hij zei dus met zijn gemoedelijke stem: „Wel een aardig trekpaardje. Suske." Suske hleef stokstijf staan. „Aardig trekpaardje? Ik dacht, dat je verstand van paarden had!" „Ja. Word maar niet kwaad! Zc is over de twaalf. Laat me liaar mond eens kijken. Heb je een lan taren?" Suske spuwde vlak voor Verdeun's voeten en leidde zwijgend het paard den stal in. „Over de twaalf!" kwam liol de stem van Suske uit de schuur. „Ze is nog geen vijf' De oom van den dokter heeft- baar zelf gefokt." „Nou ja. een kleine vergissing, als familie wat cadeau geeft Suske ging weer poetsen en zweeg koppig. Na een paar opmerkingen nog slen terde Verdeun weg. Hij keek naar liet rijtje paarden in zijn eigen stal en zei bitter: „Uitschot!" Zijn staljongen liebtte zijn hoofd uit den trog in den hoek en zei slaperig: „Dat zal wel uitkomen, baas." „Hou jij je gezicht!" riep Verdeun onredelijk barsch. Als Rik Verdeun ooit van zijn leven naar iets bad ge bunkerd, dan was het naar die merrie van den dokter. Hij peinsde over dat paard eu liij droomde van dat paard, en George had geen leven bij hem. Verdeun piekerde. Hij zocht naar ideeën. Wat er kwam, zette zich stukje voor heetje vast in zijn maagstreek, en vóór het- etenstijd was, voel de hij pijn. Dus moest hij naar den dokter. Hij bel de luid, en onmiddellijk daarop deed de dokter zelf open. „Ik heb je door 't raam aan zien komen," zei de dokter. „Kom binnen." Hij ging met Verdeun zijn spreekkamer in. 'tWas een jongeman met een frissche teint en onervaren oogen. Verdeun beloerde hem onder den rand van zijn hoed door. „Ga zitten," zei de dok ter. ,,'t, Is niets ernstigs, dok ter. Maar 't eten bekomt me niet zoo goed den laat- sten tijd." „Laat je tong maar eens zien," zei de dokter. Hij wist, dat zijn patiën ten graag het heele genees kundige ritueel doormaak ten, dus gaf hij Verdeun Vervolg op bladz. 11 De dokter ging kijken en rag rijn merrie op den rug liggen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 5