tücè J.'Nll.l' llir'HU'Tlt t.lM 1ÜP M M Af.N BiXMTf WL Wf rÉN NÓCH WFJ RAFDT. Dili KJ AMPI N HIjM AF.N BtXXH Jill R IS. UA «CHAI NS HOP. DAIM CAI I III f OP 11 N AW^IBt, L. DAER DOET MEN OND£RsVANT. VUttKI Vfll DALR SIET Ben RECHTt Ul De beroemde Bossu-huizen te Hoorn zijn versierd met voorstellingen van den slag op de Zuiderzee, bij welke gelegenheid de Spaansehe vloot werd verslagen en de bevelhebber Bossu gevangen naar Hoorn werd gebracht. De gevelsteen van een der huizen. uitgehangen netten wriemelt een groene laag, de befaamde Urker muggen. Hoog steekt den Drommedaris boven de masten uitverweerd zijn de oude muren en aan de zeezijde hangen er twee ankers aan. Dat zijn zoo maar geen gewone ankers, het zijn tropeeën. Er is een inscriptie in den torenmuur gemetseld, een Latijnsch vers van Hadrianus van Hoorn, dat u vertalen kunt in ,,Deez' ankers, afgeknapt, toen d'aanslag was gemist, Getuigen, Geldersman, uw trouwelooze list." 't Zijn oude ankers; in de kronieken staat, dat ze uit 1537 dateeren. Toen verscheen een Geldersche vloot voor Enkhuizen met niet te beste bedoelingen en het zou er voor de havenstad slecht hebben uit gezien, als poorter Erik in de Bok geen argwaan had gekregen. Hij riep zijn medeburgers te wapen en eer de Geldersehen konden landen, stond er 'n hoop zwaargewapend volk klaar om de schepen te enteren. De Gelderselien kregen toen opeens erge haast; om vlugger weg te komen kapten ze de ankertrossen door. De ankers werden in triomf binnen de veste gebracht en ze zijn er nog steeds, tot glorie van ieder rechtgeaard „Enkliuizer". Overigens, in Gelder land wordt het verhaal iets énders verteld. Zeker, de vloot ging er vandoor, maar dat kwam omdat er zoo'n verraderlijke storm opstak Hoe dit zij, de ankers hangen nog steeds aan den havenkant en ze hebben een gevestigde reputatie. Want „onder de ankers" verzamelt, zich vanouds het bedaagde schippersvolk en voert er gesprekken, die stellig niet onderdoen voor de conversatie, die op Terschelling te beluisteren valt op de vermaarde Leugenbank. „Onder de ankers" moet u zijn als u het ware, onvervalsc.hte verhaal wilt hooren van „Seker Stuirman Gerben, ook wel Makke genaemt," die met zijn Enkhuizer dagboot uitvoer en in zijn laatste net een meerman ving. Meerminnen zijn er, als men de oude kroniek schrijvers gelooven mag, op de Zuiderzee altijd bij bosjes gevangen; de Enkhuizers echter vingen een meer man met rollende oogen en een woesten wier- baard! Verlaten liggen de eens zoo drukke binnenhavens, kroos bedekt het water. „Onbewoonbaar verklaarde woning" staat er op een gevel uit 1626 en daarnaast ziet u het „Peeperliuijs", een geweldig pakhuis van de Oostindische Compagnie. Het is leeg. Cijfers zijn dor, maar soms zeer veelzeggend. Enkhuizen telt tienduizend inwoners en dat is precies dubbel zoo veel als in 1870. 'n Mooie vooruitgang, zult u zeggen, maar dan weet u niet, dat er omstreeks 1620 bijna veertigduizend Enkhuizenaars waren. Nog steeds liggen om Enkhuizen de groene vesting wallen uit 1590 en ze zijn het bekijken waard. Maar daarbinnen zijn veel leege plekken; eens stonden daar heele buurten en machtige pakhuizen. En nu Hoorn. Ook daar bracht het verdwijnen van den handel groot verval. „En vraagt men hoe ick Hoorn van oudsher heeten moet, „en heet ick anders recht als noorn van Overvloet?" zong nog Constantijn Huygens, maar toen was ook deze oude veste reeds over haar hoogtepunt heen. Alleen in de jaren 1700-1750 werden er al bijna zes honderd huizen afgebroken. Zeven groote havens borgen eens de koopvaarders, die met rijke lading binnenvielen. Een ervan zult u vergeefs zoekenze is ingepolderd. Kan het verval van een havenstad duidelijker worden aan getoond? Heeft Enkhuizen z'n Drommedaris, in Hoorn staat aan den waterkant de Hoofdpoort, 'n machtige kolos, als bewaker van het zeehoofd. Ook bij dit monument is een vaste conversatie-hoek in gebruik. Een uitgezochte gelegenheid om eens over Enkhui zen te beginnen! „Hm," zegt men aldaar. „In Enkhuizen kunnen ze bést liegen, daar heb je dien meermanMaar dat verhaal kennen we al. Een meerman is er te Hoorn nooit gevangen, maar toch kent de. plaatselijke historie een wonder dier. Dat was de ezel van „Truijdeman en sijn wijff,' wier conterfeitsels men, te zamen met het portret van den ezel, nog op een gevelsteen bewonderen kan. Het echtpaar Truijdeman nu was zeer liefdadig en trok er met den ezel op uit om geld uit te deelen. Tot de langoor opeens geweldig kabaal ging maken. Het werd een heele oploop, zelfs de schout kwam er aan te pas. En laat nu blijken, dat die ezel zoo te keer ging omdat er tusschen de goudstukken in z'n korf een valsche dukaat wras geraakt! Dank zij den knappen ezel werd de valsche munter meteen gepakt ook „De meerman van Enkhuizen was maer opskep- perij," zeggen ze daar op het zeehoofd. „Maar de ezel van Truijdeman, die heeft écht bestaan!" Hoorn is, een onpartijdig toeschouwer moet het toegeven, drukker dan Enkhuizen. Rond Hoorn ligt dan ook meer land, zoodat er een markt kon ontstaan. En als ook de Zuidwest-polder eens wordt vol tooid, zal het oude Hoorn heelemaal een landstad worden. Voor Enkhuizen brengt de inpoldering weinig nieuws, het blijft aan 't water liggen. Toch heeft men ook daar de bakens al sinds lang verzet. Buiten de oude Koepoort ziet u uitgestrekte kweekerijen en in 't voorjaar zijn er bollenvelden te bewonderen, die niet onderdoen voor Hillegom en Lisse. Oud zijn Hoorn en Enkhuizen. „Doode steden" noemt men ze wel eens, maar bijna nergens in ons land leeft de geest van onze Gouden Eeuw meer dan hier, waar de latere expansie ontbrak en dus veel schoons bewaard bleef. En dan moet men van deze oude rivalen in den stijl van het sport- verslag zeggen: de stand is gelijk. De waag van Hoorn op de Boode Steen, het marktplein, gezien door het fraaie hek van het Westtrieseh museum. De waag van Enkhuizen In het oude gebouw is Uit 1532 dateert de Hoofdtoren van Hoorn, waar eens de wakers uitkeken over de Zuiderzee. Heeft Enkhuizen /'n „Peeperhuys", ook te Hoorn zijn nog prachtige pakhuizen van de O.I. Compagnie, u vindt ze „Onder de Boompjes". Oude kerkgebou wen zijn in beide steden en naast de Waag van Enkhuizen, die in 1559 werd gebouwd, kunt u die van Hoorn uit 1609 stellen. Enkhuizen heeft een machtig stadhuis, dat in 't klein wel wat lijkt op Jacob van Canipen's schepping op den Amsterdamschen Dam. De bouw werd in 1686 begon nen toen de gouden tijd eigenlijk al voorbij was, de stedelijke financiën kwamen er dan ook zorgelijk voor te staan. In Hoorn deed men niet mee aan die grootdoenerij, daar behelpt men zich nog steeds met een pittoresk bouwwerk, vernieuwd in 1613, maar waarvan een gedeelte al in de middeleeuwen als kerk in gebruik was. Voor prachtige baksteen geveltjes met. veel hardsteenen cartouches en wapens moet u in de Enkhuizer Westerstraat zijn, maar dan mag u ook de Hoornsche gevels niet voorbijgaan, zooals de beroemde Bossu- huizen, drie huisjes aan de Slapershaven, met afbeel dingen van den slag op de Zuiderzee in 1573. In beide steden bleef een machtige stadspoort bewaard, de Koepoort te Enkhuizen en de Oosterpoort te Hoorn. En als u oude gevelsteenen wilt zien, kunt u te Hoorn en Enkhuizen gelijkelijk terecht. Niet ten onrechte noemt men het tijdvak, waarin deze beide steden bloeiden, onze „Gouden Eeuw". Aan de glorie van dien tijd her innert onze literatuur, onze vermaarde schilderkunst en onze zeventiende-eeuw- sche architectuur. Wie die bouwkunst bewonderen wil, hij vergete Hoorn en Enkhuizen niet! L. staat op de Kaasmarkt, een museum gevestigd. (Eigen opnamen)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 9