EEN MEISJE ONDER VOOGDIJ! met een frisschen mond. 22 GROOTE TUBE 50 ct. Er bestaat geen betere manier om uw zorgen te verdrijven en een opgewekt humeur te kweeken. 'n Frissche mond, gladde schoone tanden, gepoetst met die heerlijke „Andrélon"-tandcrème; waarlijk, er is geen betere inzet van den dag denkbaar. Begin er morgen ook aan en de wereld ziet er schooner voor u uit. w „Andrélon" maakt nu de tandcrème volgens een verbeterd procédé, herken baar aan het gele etiket. Let hierop als u koopt. Knipser: „Ziet U, zoo doet U dat met een Schleussner ADOX film. Knip, en het is klaar I" Schleussner Vervolg van blz. 19 Hoe lang zij zoo in 't donker zat, wist zij niet. Het leek haar een eeuw. Zij voelde neiging om te gillen, aan de zware deur te rukken, om hulp te roepen, maar zij wist, dat het allemaal niets dan krachtsverspilling zou zijn. Ze moest haar krachten sparen, als ze het spel wou winnen. Eindelijk ging de buitendeur open n voelde zij even een frisschen lucht stroom langs haar gezicht. Toen hoorde zij het geschraap van een lucifer en schoot er een vlammetje op. Zij zag de oude vrouw de lamp aansteken, die hoven de tafel hing, en zich vervolgens naar den haard wenden om het vuur op te poken. „Madame I)uc," riep ze, „ik wou n .■ven spreken." „Ik heb niets te zeggen," gaf de oude vrouw ten antwoord. „Over een paar minuten krijgt u eten." „Ik heb geen trek in eten," zei Elsa. ..Ik wil praten." „Dat helpt niemendal," was het antwoord. „En ik heb 't te druk ook. Straks komt mijn man thuis en die heeft altijd een honger als een wolf." „Uw man kan best even wachten," zei Elsa scherp. „Ik moet u spreken, en u zult luisteren, of u wilt, of niet." „Geen mensch zal u beletten te praten,'zei de oude vrouw mopperig, „maar als u me uit wilt hooren, kunt u net zoo goed uw mond houden." „Weet u, dat n gevangenisstraf kunt krijgen, omdat u me hier opgesloten houdt?" „Geen mensch zal 't aanbrengen," antwoordde madame Due spottend. „U kunt 't niet en een ander doet 't van zelf niet." „Zegt u dat maar zachtjes. Ik heb vrienden, die naar me zullen zoeken, tot ze mij gevonden hebben." „Hier Vinden zo u nooit, al zoeken ze tot den laatsten dag." „Weet u ook hoe lang ze me hier willen houden?" „Hoe langer hoe liever." De oude vrouw lachte met, een diep, schorrig geluid. „U wordt er zeker voor betaald, dat u me hier houdt?" „IJ denkt toch niet, dat ik gek ben?" „Maar u hebt nog geen cent gekregen," riep Elsa triomfantelijk. „Hoe weet u dat?" „Ik heb u hooren praten met dien man, die Jules schijnt te heeten." „Nu, en wat zou dat?" „Dat zou heel veel. U kent dien man niet, waar Jules voor werkt, maar ik wel. Hij heeft natuurlijk beloofd, u goed te betalen hij belooft al wat u maar wilt. Als u honderd francs per dag gevraagd had. in plaats van vijftig, had hij óók ja gezegd. Ik geloof werke lijk, dat u niet zoo slim bent als u wel denkt, madame Due." „X? hoeft mij geen lesjes te geven," zei de oude vrouw na een korte stilte. „Ik weet best wat ik doe." „Dat verbeeldt u zich misschien. Maar als hij weigert u te betalen, hoe komt u dan aan uw geld? Wou u er soms de politie bij halen?" Opeens verstrakte de houding der oude vrouw. Ze zei niets. „Hij weet heel goed, dat u geen aanklacht durft in te dienen," ging Elsa voort, „en daarom is hij volkomen veilig, als hij weigert te betalen. Hij zal u bedriegen, zooals hij ihijn vader en mij bedrogen heeft. Ik kon hem." De oude vrouw bleef zwijgen, maar Elsa. zag aan haar gezicht, dat zij zich niet gerust meer voelde. „Laten we nu eens volkomen open hartig tegen elkaar zijn," hernam Elsa. „II hebt niets tegen me. U houdt me hier, omdat u er geld voor denkt te krijgen. Maar als 't u om geld te doen is, kunt u mij beter helpen. Ik zal u honderd francs geven als n me onmid dellijk vrijlaat. Wat hebt u liever, honderd francs in de hand of vijftig in de lucht?" „En dan loopt, u zeker zóó naar de politie!" „Ik beloof u, dat u niet den minsten last zult hebben. Daar geef ik u mijn woord op. Ik heb geen reden om me op u te willen wreken. U bent. waar schijnlijk arm. Nog een seconde stond de oude vrouw doodstil: toen kwam zij naar de dein en schoof de grendels terug. Elsa om klemde stevig haar stok en repte zich de kamer uit. Met een diepen zucht van verlichting bleef zij staan. Zij had niets meer te vreezen. De oude vrouw was nu zoo mak als een lammetje. „U hebt heel verstandig gedaan, madame," zei Elsa kalm. al tintelden al haar zenuwen, „en u zult zien, dat ik mijn woord houd. Hier is het geld." Zij legde twee briefjes van vijftig francs op tafel. „Doet u nu de deur open, en blijft u binnen." De oude vrouw keek begeerig naar het geld en trok toen zwijgend de deur open. Met een paar snelle stappen was Elsa buiten. Zij voelde zich onbeschrijfelijk verlicht. De bergwind streek langs haar wangen, de geur der bloemen vulde haar neusgaten, het sterrenlicht ontroerde haar en geen geluid verbrak de stilte. Hoe zij den steilen heuvelkant afkwam naar den weg heeft zij nooit geweten. Zij had geloopen, maar ook op handen en knieën voortgekropen en zich laten afglijden. precies wist, zij het niet. Nooit. Maar zij kwam op den goed onderhouden weg aan, al miste zij haar stok en hoed en stukken van haar kleeren. Haar handen waren ge schramd, zij had in al haar ledematen pijn en haar haar hing voor haar gezicht. Maar zij was zich van geen kwetsuren bewust zij wist alleen, dat zij leefde en vTij was. Zij liep hard als een op gejaagd dier. Zij wist, dat zij niets te vreezen had niemand volgde haar, de weg lag open en verlaten voor haar, maar toch liep zij hard, en geen seconde dorst zij haar gang te vertragen. .Tohan Rónne zat in de veranda van het hotel naar de deur te staren, tot hij geen rust meer had om te zitten. Alle andere gasten waren naar de eetzaal om te dineeren, ook Jack Abbott; de jonge Amerikaan was blijkbaar volkomen op zijn gemak. Rönne twijfelde er niet aan, of Elsa was op de een of andere manier in de handen vau Erik Lund gevallen, en het was hem, alsof zijn bloed koud werd bij die gedachte. Bitter verweet hij zichzelf, dat hij niet aanstonds 's Maan- dagsmorgens een telegram had gestuurd. Hij had duidelijker moeten inzien, hoe leep en koppig Erik Lund was. Hij had de reis te lang uitgesteld, hij was te laat gekomen. Het leek wel, of een boos aardig lot. met hem had gespeeld en gespot. Hij sprong op. „Ik ga een eindje wan delen, moeder," zei hij, en weg was hij. Vervolg op blz. 24 'j werelds oudste fotochemische fabriek

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 22