7 GERARD TERBORGH. „De dame die zich de hemden waseht", in het museum te Dresden. De na tuur was zijn leermeesteres en het binnenhuis zijn terrein. Hoe kent Terborgh de rust van de sael en de odeur van het „salet". GABRIEL METSU. „Het oesterontbijtin de Er mitage te St.-Petersburg. In een anderemeer be schaafde wereld dan Adriaen Brouwer, zocht Melsu de modellen voor zijn genresehilderijen. JAN STEEN. „Soo d'ouden songen, soo pijpen de jongen", in het Mauritshuis te 's-Gravenhage, is de Hollandschc uitgave van het Vlaamsehe Driekoningenfeest van Jordaens. Bijna levensgroot zit moeder Margriet, de vrouw van den meester, dochter van den schilder van Gogen, op den voorgrond van dit tafereel. PIETER DEHOOGH. „De binnenplaats van een Delftsch huis". Geboren te Botterdam in 1629, gestorven te A mster dam in 1683, heeft Pieter delloogh zijn meesterwerken te Delft geschilderd, toen hij, naast Ver meer, in jeugdige onbevangenheid, de schoone huizen en fraaie binnenhofjes van het prachtige stadje vereeuwigde. (Eigen reproducties) van „de copieerlust des dagelijkse.hen levens", die zich in de Camera Obscura van Ilildebrand uit leefde, gaf hij een voortreffelijke om schrijving van onze Iiollandsche be gaafdheid, niet in één tijd, maar in allo tijden. II olland schildert zichzelfals het dat doet ist origineel en uniek in de wereld van de kunst bij den laatste speelt 't schoone interieur, en vooral het venster, zijn allesheheerschende rol onder de weinige requisieten, waarmede Vermeer zijn nu wereldvermaarde composities opbouwt- Zijn brief schrijfsters en lezeressen, zijn vrouwtjes met parel snoeren in de handen of niet het wijnglas aan den mond, de meisjes met de vingers op de toetsen van JOHANNES VERMEER. „De briefleesster"in het Bijles- museum. Volmaakter kunst dan in dit werk heeft de Delftsche meester niet gegeven. Met een beperkt, maar tot het uiterste genuanceerd palet brengt hij ons in een stille wereld, waar het trillende licht meester is, in composities waar een raadselachtig evenwicht met slechts enkele, en- steeds dezelfde, requisieten verkregen werd. het spinet, of aan de klossen van het kantkussen, zijn slechts schijnbaar de hoofdmomenten dezer compo sities. De stoelen, de tafel en het oostersche tapijt, het witte Delftsche kannetje of de schaal met fruit zijn het evenmin. Maar de witte wand, met de ver geelde landkaart of het scliilderij, is, onder het van links invallende licht, het klankbord voor een kleur- praeht die, in een beperking zelfs van den drietoon blauw-geel-rood, tot de enkele tegenstelling van een bovenden goudtoon en een trillend blauw, indruk wekkend is. Zonder toets, zonder waarneembare factuur, eerder in gesmolten glasvloed dan in verven, staan Vermeer's meesterstukken op een eenzame hoogte in onze kunst. De anders geaarde, meer mensr.helijk bewogen Pieter de Iloogh komt hem in sommige zijner inte rieurs nabijGabriël Mctsu dankt hem liet belang rijkste van zijn meesterstuk „Het zieke kind" in het Rijksmuseum, maar van de kleine wereld I in het. zeventiende-eeuwselie woonhuis, waarin j Vermeer verwijlt, werd niet indringender, niet met meer geduld in verheten toewijding ver haald dan door liem. Maar hij en ook Gerard Terborgh geven in de sereeno rust van liun j binnenhuizen een toch wel eenzijdig beeld van het zeventiende-eeuwsohe leven in Hol land. Anderen hebben het aangevuld door te I verhalen van den landlooper tot den dokter, van de slet tot de patrieiërsvrouw en van het kind tot den grijsaard. Wij noemden reeds Adriaen van Ostade, ook zijn broeder Isack, Cornells Bega, Cor nells Dusart en Jan Miense Molenaar zullen in den geest van den Vlaming Adriaen j Brouwer vechtende landlieden of gemoedelijk kletsende en zwetsende boeren en arbeiders schilderen. De Leidsche brouwerszoon Jan Steen, die te Delft, te Leiden, te Haarlem en daarna weer te Leiden werkte, is in de beste van zijn duizend schilderijen de menschen- scliilder als geen ander, waardoor hij de Iiollandsche zedenschilder is bij uitnemend heid, en boven do anderen. Hij vond in het eigen gezin, te midden van het kindertal dat de schildersdochter Margriet van Doven hem schonk, een ohservatieveld dat, door het autobiografisch karakter van verschillende i zijner werken, ook voor ons nog open ligt. Zijn maatschappelijke positie als brouwer en 1 herbergier stelde hem niet alleen in staat in het levensonderhoud van zijn gezin te voor zien, maar ook om het leven van het vrij gevochten volk in zijn volle schilderachtigheid op te nemen. Zijn blijkbare beschaving, die bijbel en mythologie kende, en goed kende, plaatste hem, vaak inoraliseerendmaar steeds met humor, hoven zijn medemenschen, zon der iets van het contact te verliezen tot mensch en ding van allen dag. In de achttiende eeuw werden zijn zedenschilde rende verdiensten zoo algemeen erkend, dat zijn zuivere picturale kwaliteiten zooal geen miskenning ondervonden, dan toch wel wat uit het oog verloren raakten. Wij hebben slechts op zijn beste werken te zien naar de prachtige uitbeelding waarmede hij de doodo voorwerpen tot stil leven brengt, om Jan Steen, ook daardoor, als een der grootsten onder de Hollandsche schilders te waardeeren. Toen Potgieter met een smalende bedoeling sprak

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 7