IN HOLLAND STAAT EEN
HUIS
1
Otio van Tussenbroek bespree kt
de Amsterdamsche tentoonstelling
Een kijkje in de woonkamer, ingericht in empires!iji ran omstreeks 1810.
jJ
De zomertentoonstelling in hei Stedelijk Museum te
Amsterdam is een bezoek overwaard. Zij biedt een
merkwaardig overzicht betreffende de opvattingen
omtrent woninginrichting sedert het jaar 1800 en de
inrichters hebben met succes getracht daarvan een
zoo natuurgetrouw mogelijken indruk te geven.
Er zijn woon-, werk- en slaapvertrekken te zien,
geheel gemeubeld volgens het stijlbegrip van
een bepaalde periode in de binnenhuiskunst
er is een wintertuin (niet vitrines, waarin
dameskleedij wordt getoond), er zijn diverse
kamers van kunstverzamelaars uit omstreeks 1850.
1880 en onzen tijd en ten slotte zijn er enkele
vertrekken uit de aller
laatste periode, welke echter
verre van representatief
mogen heeten.
Wat men hier heeft bij
eengebracht is vooral op
vroeger tijden ingesteld. Het
is als het bladeren in een
oud album, met vergeelde
foto's uit grootvaders en
overgrootvaders tijdhet is
nu en dan als een scène uit de „Camera Obscura"
van Hildebrand; ja, het is als een droom, waarvan
allo details ons scherp en duidelijk voor den geest
komen te staan
Wut voorbij is, is vinn-bij
Toch zou men. al kan men den vroegeren bewoners
Woonkamer in z.g. Biedermeierstijl (omstreeks 1830).
van deze vertrekken en den gebruikers dezer meube- lantijjj
len hun rust benijden (niet omdat zij al lang „ad
patres" zijn, maar omdat zij bij leven en welzijn
heel wat minder te lijden hadden van drukte en
lawaai, om van de liedendaagsche spanningen niet
eens te gewragen), den „goeden, ouden tijd" niet terug -
wenschen. Wat voorbij is, is voorbij en de koele,
zelfs hoovaardige interieurs uit het empire (welke
ter tentoonstelling treffend goed vertegenwoordigd
zijn) noch die van den ruin of meer daarop ge-
inspireerden Biedermeierstijl in zijn burgerlijk-
sentimenteele geaardheid evenmin als die van de
Makart-periode enz. zouden ons ook maar even reden
kunnen zijn, hetgeen voorbij is, terug te wenschen!
Misschien vindt dit wel zijn oorzaak hierin, dat in
onzen tijd van zonsaanbidding en lichaamscultuur
het al te zeer „aangekleed" zijn der vertrekken tegen- rottan
staat, Wie zal het zeggenmaar er zijn stoelen,
waarvan de mahoniehouten kuiten zedig bedekt Eei
worden door een kuisch afhangenden rok van franje, biunei
er zijn bedden met zware, saaie gordijnen, welke ingelü
aan een lijkkoets herinneren, er zijn tafels, waaraan een lo
alles draait en kronkelt als in een mallemolen. rustig*
De „horror vacui", de angst voor het leege, bracht met n
onze voorzaten er toe een teveel toe te passen aan dan il
meubilair en allerhande dingen, die niet direct met, de tieve
functie der bewoning verband houden. Eei
Toch komt men op deze tentoonstelling voor ver- van d
rassingen te staan. Zoo treft men in de Makart- streng
kamer (1880-'90) een mahoniehouten boekenkast tooi ei
aan, zóó waardig van maaksel en zóó monumentaal is. Ee
van karakter, dat men er zijn volle vreugde aan be- react»
leven kan en zelfs in het Biedermeiervertrek (om
streeks 1830) bemerkt men, dat het kleinburgerlijke
wezen van dezen veel-verguisden stijl waarlijk niet Wa
zoo heel ver van zekere liedendaagsche pogingen der van
neo-rómantici afstaat, als men wel zou vermoeden. vooral
Wie oogen heeft, om te zien, zal opmerken, dat de bo
juist door overgroote bekwaamheid en meesterschap Waan
in de bewerking van het houtmateriaal de virtuosi- meere
teit tot ware waagstukken leidde. Men
zie er de empirekamer maar eens op aan,
waarvan hiernevens een afbeelding wordt,
gegeven, dateerende uit, omstreeks 1810.
Er staan stoeltjes in, waarvan niet alleen
de ponten gewaagd slank genomen zijn,
maar waarvan ook de verbinding van de
zitting door te weinig houtdikte („vleesch"
is een vakterm) der achterpooten veel te
wenschen overlaat
Het constructieve element
Het zit eigenlijk zóó met deze kwestie
het constructieve element werd door
de meubelontwerpers meer eu meer ver
waarloosd. Men was te knap geworden en
men eischte voor zich een vrijheid van
handelen op, welke tot, hachelijke din
gen leidde. De rechte lijn was uit den
booze (ook door aandrang van het koop
krachtige publiek) en hoe handiger men
werd, des te meer kwamen krul en tier-
Een hoekje van
sfeer rail de n