RWil De vrouw van onzen tijd ten nieuw produet der Sunlight Teep Tdbrieken 27 leven van den alledaagsehen menscli als een wet, waartegen verzet en oproer niet baat. Rein der voelt, dat er iets in hem afbrokkelt, dat er krachten buiten hem aan 't werk zijn, die door dringen tot in zijn binnenste om er een verandering te weeg te brengen. Ilij houdt op, onrustig te zijn; hij zit nu doodstil, een strenge, haast koude ernst heeft zich in hem vastgezet: misschien is het iets van vrees voor het onbegrijpelijke, van onderwerping aan een onzichtbaar, maar oeroud gezag. „Opdat het u wélga. zegt Deutero- noniium 5, vors 16. Hij herhaalt de woorden in ziclizelf. Zij schijnen een verborgen zin te hebben, die hij niet bevademt, maar waarvan hij de macht gevoelt. „Opdat het u wé) ga".... Hij, Reinder van de Roekezathe, verstaat het dreigement, dat eeuwen her in een bar land van rotsen en woes tijnen door een hordersprofeet is ge sproken. Tlij staat werktuiglijk op bij het slotgezang, en gaat naar huis. Het is, of er een weegschaal in hem is opge hangen, een weegschaal van rechten en van plichten, van verlangens en van onwrikbare geboden, en of hij, inwendig leeg en bevreemd, afwacht, naar welke zijde die schaal zal doorslaan En zoo blijft het heel den dag, heel den tijd bij het eten, dat de meid blazend opdient, en dat zij zwijgend verorberen des middags, als zij in de nu zonnige, blakerende, blinkende voorkamer zitten, aan de ronde tafel; de moeder met haar oorijzer op, dat haar jeugdiger maakt en daardoor onverbiddelijker; Wierd, met den kiel openslingerend om een losge knoopt hemd; hijzelf, steeds nog in het blauwe, drukkende pak met den stnggen boord; zij nemen elkaar verstolen op; Wierd duikt weer achter de Heeren- veenster krant, en hijzelf probeert iets te lezen in het boek over paarden fokkerij, waar nog steeds een bladwijzer op pagina tweeëndertig ligt. Zij allen schijnen te wachten. Nu en dan slaat een van hen naar de vliegen, die over de tafel met de suiker en de krakelingen azennu en dan kijkt Reinder vorscliend in het gezicht van de oude vrouw, die half dommeltnu en dan slurpen zij een tas thee. Hij is blij, als de hangklok met tril lende bronstonen half vier slaat en hij zijn melkkleren moet aantrekken. Wierd heeft de krant dichtgevouwen en leunt achterover met gerekte beenende stoel wipt op de achterpooten en kraakt onder het mansgewicht van den oudste. Reinder kijkt onder 't. loopen naar de keukenkamer, waar de werkkleeren aan een spijker hangen, in het gezicht van zijn broer: het is dom, zonder genade en sterk; en hij weet, ook a.1 wankelt er veel in hem, al breekt er iets van den koppigen weerstand in hem, dit gezicht en dezen man zal hij haten, zoolang hij leeft. Wierd's onaangedane tronie vol triomflust en bedekten hoon ontspant zich, als Reinder zich buiten vertoont, in den bemodderden blauwen overall, en liet paard fluit. Hij buigt zich naar de oude vrouw, legt een groote hand op haar knie en zegt: „Buigen mot ie. of barsten." Het klinkt als een verzekering van eigen kracht en zoo verstaat de moeder het. Nu gaat ook Wierd; hij hoeft alleen maar een andere broek aan te trekken. De oude vrouw met de dwingende blik ken zit alleen in de Zondagskamer vol glimpen en glanzen; een uitdrukking van starre voldoening trekt over haar rimpel gezicht. Buigen of barsten. Wierd is haar toegedaan. Wat er in Reinder gevaren is de Heere mag het weten; Hij geve, dat het woord hem dezen morgen woeker van ziel heeft gemaakt, week als was. En zonder dat het tot haar doordringt, spint zich de gedachte in haar uit: opdat wij het kunnen kneden, naar ónzen wil. Zij zit aan het avondbrood, zoo rechtop als ze kan, gesterkt door een ongestoorden middagsluimer. De twee jonge mannen tegenover haar; Wierd's wilde krullen bewegen, terwijl hij machtig eet; Reinder maalt het brood traag tusschen do hoekige kaken. Ilij ziet af en toe naar zijn moederWal zoekt hij in me? denkt ze, verontrust door dezen vreerndsoortigen blik. Ze weet ook niet, dat hij in haar kleine, vaste, onwrikbare oogen de oogen terugvindt van den zwarten man, die hem dezen ochtend het gebod naar het hoofd geslingerd heeft; zooals hij haai heerschzucht terugvond in de blikken van den dominee, zoo vindt hij den "wee kenden en onverbiddelijken dwang van den man in den ka nsel in de hareeen won - derlijk spel van krachten, waartusschen hij zich gevangen weet, gevangen, zon der het verlossende woord of de ver lossende daad. „O'pdafr het u wél ga,' zegt. het, luid in hem, en hij vergeet te slikken en zit met het brok in den mond. alsof hij weer luistert. Maar Ynsk dan Is het de wil van menschen of van hoogere machten, die hem dwingen, afstand te doen van al wat hij zoo zorg zaam heeft- gekoesterd en wat hij wer kelijk wilde maken? „Opdat het u wél ga," Een diepere zin, dieper dan de wraakzucht van Wierd's oogen en het bevel, dat uit zijn moeders blik spreekt. Hij slikt met moeite de broodprop weg en staat op. Bijna terzelfdertijd rijst Wierd naast lie-m, de schouders lichtelijk gebogen, als ten aanval gereed; de armen slinge ren zacht aan de gewante schouders, do blik komt vol stekelig, klein wan trouwen. „Wat nóu? Ga je. ga je. Reinder neemt hem langzaam en mei stille verachting op. .naar Ynsk?" De stilte is diep. De adem van de twe< mannen is hoorbaar; laag, aan de tafel kraakt de stoel van de moeder. Reinder loopt naar de deur. Daai blijft liij staan, en draait zich naai Wierd. „Ik ga niet," zegt hij verbaasd ovei de trilling van zijn eigen stenm. ,,Ik ga.... nooit weer. Jij...." zijn sten veert op, schriller: „Jij hebt het gr wonnen, Wierd. Maar niet, omdat ik bang voor je ben. Ik ben niet bang voor tien van jouw soort. Als ik hier blijf, doe ik het. voor Mem." De oude vrouw zit rechtop met hei broodmes in de magere vuist. Zij glim lacht met een zonderlingen, verwaten trots, den hoogmoed van een oudt heerscheres, die ziet, dat er nog voor haar gesidderd wordt. Voor haar is ei niets wonderlijks aan: Reinder heell gebogen. Een zoon buigt voor zijn moe der. De jongste buigt het, eerst, en het diepst. Ha-ar bevel is verstaan. Maar Wierd ploft op zijn stoel neer. als'Reinder gegaan is; hij heeft gewon nen ja, maar hoe? Hij kan het niet uitleggen, noch wat er in hem om gaat, noch wat Reinder er toe gebracht kan hebben om te bukken. Hij voelt, dat hij opgelucht had moeten zijnmaai hij kan het niet; zijn groote, logge han den liggen op tafel, hij schudt het hoofd, zijn blik heeft al het listige en sterk, van daareven Verloren; hij durft ze ook niet opslaan naar z'n moeder alsof niet Reinder, maar hij zélf de vernedei de van dozen Zondag is. doet niet alleen dingen, die men in vroeger jaren als on geoorloofd zou hebben beschouwd; zij is de dames der oudere generatie inderdaad vooruit. Zij verzorgt haar lichaam doelmatig en behoedt haar gezondheid. Zij waardeert de moderne Camelia-Hygiëne, die haar zeker heid, onvermoeidheid en absolute bescherming geeft. het betrouwbare verband Nederlandsche Camelia Maatschappij N.V. Amsterdam-C., Keizersgracht 453 VET-EX, HET NIEUWSTE PRODUCT, dat de scheikundigen van de Sunlight-fabrieken ten dienste van de Nederlandsche huisvrouwen hebben samengesteld, is het ideale middel voor vatenwasschen! Vet-Ex spaart zeep, die de huisvrouw thans voor haar linnengoed zoo broodnoodig heeft! Porselein en aardewerk, lepels, vorken, messen, hoe vet ook, komen in een oogwenk prachtig glanzend uit de Vet-Ex-oplossing. Met Vet-Ex is naspoelen niet meer noodig. Vet-Ex breekt het record voor vaten wasschen, wat tijd, doelmatigheid en voordeeligheid betreft. Er Is geen middel, dat het van Vet-Ex wint. En niet alleen geeft Vet-Ex in een oogwenk een prachtig resultaat, maar bovendien kan Vet-Ex niets aantasten: geen metaal, geen glas of houtwerk. Alles is veilig in de Vet-Ex-oplossing. Voor vatenwasschen voortaan uitsluitend Vet-Ex! GEEN ZEEP MEER VOOR DE VAAT NEEM VET-EX THANS TE BAAT Een pak is voldoende voor 25 keer vatenwasschen BO# VET 13—OU«

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 27