VAN HETZELFDE HOUT
Ff.«
EEN VERHAAL VAN
i. VAN MfLLINGEN
jOHF
4
TEN HOVE
Njj^vywxvv..,
Kii«keRt
Dkooisi
HtfOfDJP'-W
X^-BlEXlEfi
P/'tK**
Even daarna bleef
hij staan en keek
strak naar 'n klein
winkeltje aan den
anderen kant van
den weg.
H oen de armoedige passagier bij de Vaart-
straat van den bus sprong, keek de con-
dueteur hem na met een gespannen uitdrukking
op zijn gezicht, die scheen te willen zeggen: „Waar
heb ik dat gezicht eerder gezienMaar de bus reed
verder en de conducteur liet zijn gissingen varen
om zich met het meer voor de hand liggende heden
bezig te houden.
De liavelooze man wierp een onderzoekenden blik
naar links en rechts en begaf zich toen in een doolhof
van zijstraten. Terwijl hij liep, keek hij langs zijn
beenen naar beneden naar zijn schoenen en daarna
naar zijn jas. Eindelijk nam hij zijn hoed af en bekeek
dezen. Dit kleedingstuk vertoonde weinig om trotsch
op te zijn. Zijn bezitter scheen zich daar echter niet
veel van aan te trekken; integendeel, een langzame
glimlach gleed langs zijn breede kaken, en in zijn
grijze oogen glansde een flikkering als een winter
zonnetje op helder water.
Hij kwam spoedig bij een hoofdstraat, de Poort
laan. die bij insloeg. Hij liep rui heel langzaam, en hij
wierp voortdurend blikken naar weerskanten op de
huizen van de tamelijk armoedige straat. Even
daarna bleef hij staan en keek strak naar een klein
winkeltje aan den anderen kant van den weg, waarop
een bord stond: Thomas Klinkert, Drogist.
Langen tijd keek bij naar dit vierderangs zaakje,
met oogen, vertroebeld door de herinneringen aan
hel verleden. Daarop maakte hij een beweging, alsof
hij wilde oversteken, maar iiij veranderde van plan
en vervolgde zijn wandeling, afwezig naar het pla
veisel starend.
Aan het andere eind van de Poortlaan bleef bij
weer staan. Hier stond een groepje lcegloopers bij
een cafeetje. Hij keek naar lien en naar bet kroegje.
Hij was een beetje moe. Waarom zou liij er niet bij
gaan staan? Hij leunde met zijn breede schouders
tegen den muur en haalde zijn pijpje te voorschijn.
Zijn naaste buurman bekeek hem van onder tot
boven, van zijn vormelooze schoenen tot de deuk
in zijn vilten hoed.
„Flink heet, maat," zei deze man.
„Gelijk lieb je, mijn beste man," gaf de ander
afwezig toe.
„Ho! Hoor hem!" was bet vinnige antwoord, dat
snuivend gegeven werd. Maar veel indruk maakte
het niet, want de ander had zijn pijp gestopt en toen
liij begon te rooken, vervaagde zijn omgeving als
een droombeeld. 'Hij stond daar, gekoesterd door
den zonneschijn, en bij zichzelf zei hij 't volgende:
„Ach. wat hadden Tom en ik een vreeselijke ruzie!
Wat was hij razend! En wat ging ik te keer. Wat had
hij een humeur! En het mijne was ook niet makkelijk.
Hoeveel jaren is dat geleden? Dertig en nog langer.
Wij hadden nooit samen een winkel moeten héb
ben. Tom was geen compagnon voor mijHij
had niet meer ondernemingsgeest dan een vlieg en
wat fut en energie betreft, won de kat liet nog van
hem. En dat zei ik hem.
Hij grinnikte hij de herinnering, duwde de tabak
in zijn pijp omlaag en ver
volgde zijn alleenspraak.
„Wij waren altijd aan
't kibbelen. Die armzalige
omzet, waar Tom .tevre
den mee was, maakte me
misselijk. Dag aan dag
snauwden we elkaar af als
twee honden. Wat een
leven! En toen die groote
uitbarstingT Ja! De heele
straat kon ons hooren.
Lieve help, zoo konden we
niet doorgaan en meteen
besloot ik er van door te
gaan en de zaak aan hem
over te laten. Wat zei ik
ook weer? O ja, ik zei, lie
ver gezegd, ik schreeuwde:
„Ik ga weg en ik ga
duizend gulden per maand
verdienen, terwijl jij de
korst van de kaas kunt
schrappen."
„Schiet dan op," raasde
Tom, wit van woede. „Jij
wil geld verdienen. Bin
nen twaalf maanden ben
je aan lager wal."
„En jij binnen zes in
het armenhuis," gilde ik.
„Kijk eens hier," tierde hij, huiten
zichzelf van woede, „als jij je liever
losmaakt van de zaak hier in de
Poortlaan, die nog aan onzen vader
hoorde, dan verkies ik niet, dat je
hier ooit grienend terugkomt en mij
om vergeving vraagt."
„Als ik terugkom, koop ik die
heele sofstraat," brulde ik.
„En je zult eens zien, hoe goed
hot mij dan gaat," hoonde hij. „Mis
schien kun je dan hier een baantje
krijgen als werkster."
„We zullen zien," snauwde ik.
„We zullen zien," spotte hij.
En toen vertrok ik, wit van woede,
want ik voelde, dat ik, als ik nog
een oogenblik gebleven was, Tom
bij zijn nek gepakt en hem den
heelen winkel doorgesleurd zou
hebben.
Ja, het was een daverende herrie. En sinds dat
oogenblik heb ik hem niet teruggezien. Hij is daar
nog. Dat ontdekte Hendriks voor me, en nog een
paar bijzonderheden. En nu ga ik hem een bezoek
brengen."
Hij klopte zijn pijp leeg en stond op.
„Ik vraag me af, of jij ook zoo'n dorst hebt als ik,"
opperde zijn buurman toeschietelijk.
„Dat vraag ik me ook af," antwoordde de ander.
Hij wandelde terug. Hij had erg genoten van dit
kwartiertje, waarin hij tegen den muur van het café-
tje had staan leunen, het was voor hem bijna een
sensatie geweest.
Hij keerde op zijn schreden terug, tot bij voor den
tweeden keer den kleinen drogistwinkel bereikte.
„Vooruit," mompelde liij, en hij liep den winkel
binnen.
Hij ontdekte 'n kleinen, grijzen man, met waterige
oogen en een humeurige uitdrukking op zijn gezicht.
Hij goot een liter petroleum in een glazen flesch, die
een jeugdige klant voor hem vasthield.
„Kan dat mijn broer Tom zijn? Ja.... nee,... ja,
toch, iiij is verschrompeld als een mummie:"
Terwijl deze woorden door zijn geest flitsten, sloeg
hij don ander gade, die met den tinnen trechter te
gen den hals van de flesch rammelde en er 'n kurk
op zette. „Ziezoo, jongetje," zei hij, en veegde zijn
vingers af aan zijn voorschoot. Daarna keerde hij zich
tot den nieuw aangekomene.
„Welke kwaaie wind blaast jou hierheen, Dirk?"
vroeg bij onverschillig.
„Lieve help!" hijgde Dirk Klinkert. „Ken je me
„En heb je nog altijd je mond vol leclijke woor
den?"
De ander probeerde zijn verbazing meester te
worden. „Je kon er zelf ook best mee terecht, Tom,"
antwoordde hij scherp.
„Misschien, maar dat is voorbij. Ik ben nu wijzer
en ouder."
„Eén van die twee eigenschappen is zelfs duidelijk
te zien. En hoe gaat het met je, Tom?"