IEGEn HGEr«$ 'IEDEREEN IS H ET j ER OVER EENS I DE VERLEGEN j VRIJGEZEL I Een vacantieboek dat j zijn weerga niet vindtj 5 :nl p.st Ifk 8EN2INE Ik merk, dat je teruggekomen beat om de waarheid van mijn voorspelling te bewijzen." De ander pakte de uitgestoken liaiul. „Ik herkende je meteen," zei hij. ,.lk merk, dat je teruggekomen bent, om de waarheid van mijn voor spelling te bewijzen." „Wat bedoel je?" „Ik bedoel, dat je aan lager wal bent." Dirk bekeek zijn kleeren en haalde zijn schouders op. „Maar ik hield liet dertig jaar lang uit, Tom. Als je jezelf graag als profeet beschouwt, vind ik het best. In ieder geval ben ik niet teruggekomen, om jou om hulp te vragen." Zij keken elkaar vijandig aan. Toen zei Dirk: „Jij doet anders niet veel voor mij onder. Kinderen van petroleum voorzien, duidt niet bepaald op voorspoed." „Dat heb je mis. Ik heb geld verdiend." „Hoeveel?" „Meer dan ik ooit kan uitgeven. Dit winkeltje is een goudmijn, als het gedreven wordt, zooals ik dat doe." Dirk zei hatelijk: „Ik veronderstel, dat ik je moet feliciteeren?" „Dat hoef je niet. Waar ben jij geweest?" „In Amerika al dien tijd." „Waarom ben je teruggekomen?" „O, alleen maar 0111 alle oude dingen nog eens te zien, Tom. Maar ik ga weer terug, dus je hoeft niet benauwd te kijken." Even was er een stilte. „Ik zal je mee naar huis nemen voor de lunch," zei Tom toen. ,,'s Middags sluit ik den winkel een uurtje." „Maar woon je hier dan niet meer?" De ander lachte kwakend. „Hiér?" snauwde liij. „Dat vast niet. Ik heb het bovenhuis verhuurd en zelf een eigen huis gekocht." „Wel, wel! Waar?" „I11 het Willemspark." „Wét? Houd je ook personeel?" „Kan ik een groot huis hebben zonder bedienden? Maar die zul je vandaag niet zien." „Waarom niet?" „Mijn vrouw en ik en twee kinderen gaan mor gen voor een maand met vacantie naar buiten, en we hebben de bedienden vooruit gestuurd." „Waar ga je naar toe, Tom?" „Naar onze villa in Noordwijk." Dirk Klinkert staarde hem aan en kreunde. „Ik geloof, dat ik bij je in den winkel had moeten blij ven," zei hij. „Jij hebt hem flink opgewerkt!" „Dat zei ik je toch. Maar 't is nu te laat voor jou 0111 dat te bedenken." „Dat weet ik, dat weet ik. Ik ben niet van plan jou qen gunst te vragen." „Dat is dan in orde. Ik zal 1111 een andere jas aan trekken en dan kunnen we hij mij thuis wat eten." Dit was vlug gebeurd en daarna werd de winkel gesloten. „Waar zijn je winkelbedienden, Toni?" vroeg de ander, toen zij op straat stonden. „Gaan eten. Heb je nog meer te vragen?" „Nee, daar ben ik mee klaar. Ik denk, dat jij een wagen neemt?" „Reken maar van niet. Zou ik fortuin gemaakt hebben, als ik niet op de kleintjes gepast had?" „Daar paste je altijd op. Dat was een van de re denen, waarom ik niet bij je wilde blijven." „Als je mijn voorbeeld gevolgd had, zooals ik je tracht te bewijzen, zou je nu een behoorlijke jas aan je lijf hebben, en geen lekke schoenen en een hoed met een deuk op de verkeerde plaats. Wij zullen dezen bus maar nemen." „Je bent niet erg complimenteus." „Daar heb ik ook geen reden voor." Gedurende den rit werd er geen woord meer gewis seld. Zij stapten uit bij de Regentesse- laan en na een stevige wandeling stopte Tom Klin kert voor een huis van drie verdie pingen in een smalle, maar def tige straat. „De blinden zijn omlaag en de meu bels overdekt, maar dat komt, omdat we morgen ver trekken," legde de eigenaar van het huis uit, terwijl hij een sleutel uit zijn vestzak haalde. Hij opende een zware deur van mahoniehout en ging zijn broer voor naar de hal, waarvan de muren in paneelen ver deeld waren en bedekt met aqua rellen in vergulde lijsten. „Ga hier maar binnen," beval Tom. „Ik zal mijn vrouw zeggen, dat jij er bent en dat je met ons luncht. Je liebt mijn vrouw nog niet gezien." De bezoeker wachtte in een dat de laatste roman van de Kennemer Serie 5 een bijzonder grappig boek is. En dit was wél te verwachten. Want de naam van den f schrijver waarborgt ons immers eenige uren van kostelijk plezier. In i floor P. G. Wotlehouse is deze bekende auteur onmiskenbaar op zijn grappigst. Alle figuren in dezen roman zijn komische figuren. Alleen de heldin en toekomstige bruid, Molly, staat voor ons als enkel lief- S talligheid. De anderen vertoonen zeer ver- schillende, alle ietwat gechargeerde, maar 5 nooit onaannemelijke karakters van klucht- speler 1niet alleen de forsche agent, die J dichter wil worden, en zijn leermeester, de 5 schrijver van gidsen en levenskunst.... niet 5 alleen de onnoozele pantoffelheld, die liever I cowboy zou zijn, en zijn vinnige, bazige eeganiet alleen de verwaande butler. J die munt wil slaan uit het leed der familie, 5 en de bekeerde gauwdief, en de artistieke zakkenrolstermaar ook de held en aan- j staande bruidegom, de verlegen vrijgezel, die echter, met al zijn onbeholpenheid, een beminnelijk manneke blijft. Bestelt tl het onmiddellijk, het is weldra uitverkocht. J J Verkrijgbaar bij onze kantoren, agenten en bezorgers X X of bij den boekhandel. Het kost ingenaaid f 0.321/» X X en gebonden f 1.05. Franco toezending per post ge- X X schiedt na ontvangst vim f 0.421/z vooreen ingenaaid X X boek of f 1.20 voor een keurig gebonden exemplaar X X aan ons hoofdkantoor te Haarlem. Dit bedrag kunt J u zenden per postwissel ofwel storten op postreke- X X ning 142700 van Panorama te Haarlem. X ruime kamer met zware meubels, mooie tapijten en goede schilderijen. Tom had zeker hard gewerkt en nog harder gespaard. Dirk zuchtte. Tien minuten later werd de bezoeker voorgesteld en begon de lunch. „Ik vermoed, dat je wijn drinkt," vroeg de gast heer kort. „Graag," zei de gast, en bekeek met wantrouwen den rooden drank, die in zijn glas geschonken werd. „Op je gezondheid, zus," zei hij. „Wat ben jij gauw familiaar," bromde Tom. „Waarom niet? Als deze dame jouw vrouw is, is zij mijn...." Hij brak af, en greep naar zijn keel, alsof hij zichzelf wilde wurgen. „Wat heb je?" vroeg Tom. „Jouw wijn schoot me in het verkeerde keelgat." „Misschien ben je er niet aan gewend." „Nee, in mijn aangenomen vaderland krijg ik het niet. Zus.... mevrouw, u ziet er uit, of u de vacantie wel noodig hebt." Een vriendelijke glimlach deed de vermoeide uit drukking van liet gezicht van de gastvrouw op klaren en zij gaf een slechts halfverstaanbaar ant woord. Zij scheen in de war door de spanning, die aan tafel heerschte. „Tom, dat was een reusachtige herrie van ons, toen wij uit elkaar gingen." „Had ik soms geen gelijk? Geef daar eens ant woord op." „Ik had even goed bij je kunnen blijven en ook rijk worden, om al je heerlijkheid met je te deelen." „Nu zie je, wie er den besten kijk op had," zei Tom streng. „Ik ben bang, dat je niet erg vergevensgezind bent, Tom." De ander legde zijn mes en vork neer. „Wat bedoel je daar precies mee?" vroeg hij. „Als je dat wel was, zou je me kunnen aanbieden me weer bij je te nemen," zei de auder treurig. „Houd je mond!" De spreker sloeg met zijn ge balde vuist op de tafel. „Ik heb je gewaarschuwd, voor ik je vroeg met me te gaan eten. dat je niets van me te verwachten had. Je hebt zelf je bedje gespreid en nu moet je er maar op liggen ook." „Ik vind, dat jullie geen ruzie moest maken, nu je zoo gauw afscheid neemt," kwam de vrouw bezorgd tusschenbeiden. Vervolg op blz. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 5