de stad
van de hofjes
IP*
H
r-Mg/m
mm
*m'4
VERBORGEN SCHOONHEID
IN DRUKKE WIJKEN
1 -M
ISIIlt
$S
r/«t Brouwershofje, een
grooten brand van Haai
'fir-
- A fir
slagen of men vindt er
Zoo zwervend door I
men verschillende merkw:
Het Tllokshofje, niet geno
naar een zekeren heer B
maar eigendom van de
meente „in den Blok",
Vlaamsche deel van de IB
lemsehe Doopsgezinden
HAARLEM:
Het hofje van St<iats, dat men
met reedt een „hof" mag noemen.
Ongeveer dertig zijn het, vlak bij
elkaar, doch vaakonzichtbaarvoor
den voorbijganger, die, achter elk
poortje een rustig plekje voor
ouden van dagen vermoedend,
toch tallooze deuren voorbijstevent
zonder te beseffen, dat hij er al
weer één is misgeloopen. Ze zijn
alle hetzelfde in bouw: een bin
nenplaats en daar omheen een
aantal kleine huisjes, maar elk
verschilt weer van het ander in
trant, in kleur, in sfeer, en als
men het eerste bezocht heeft.
ier ergens moet het zijn," zeggen we tegen elkaar. „Gemak
kelijk te vinden." In het boekje van Craandijk staat
ten minsteWelk Haarlemmer en welk niet al te vluchtig
bezoeker van Haarlem, die er toch licht wel eenmaal met. de
■electrische tram op weg van of naar het station voorbij kwam,
kent het niet, zooals het
rust men niet voor men ook de
andere heeft leeren kennen.
daar ernstig en toch niet
stroef, forsc.h en toch niet
plomp en zwaar, sober
maar smaakvol versierd
langs den Jansweg zich
uitstrekt! We kijken rond:
op een hoog gebouw
lezen we het woord
1 Staats. Het hofje van
Staats dus, maar waar is
het? In het gebouw is een overheidsbureau gevestigd.
„Het is natuurlijk opgedoekt," meent een van ons somber. „Al die oude
dingen verdwijnen zoo langzamerhand." Toevallig duwt hij tegen een deur,
die schijnbaar toegang geeft tot een huis. De deur geeft mee, we staan in een
gang, we loopen aarzelend door en komen in een tuinhet hof je, onge
twijfeld het mooiste van heel Haarlem, al is het hofje van Teylcr een ernstige
concurrent, terwijl het Brouwershofje en het hofje van Doo op heel andere
wijze een eigen schoonheid ten toon spreiden.
Gemakkelijk te vinden is het niet, het hofje van Staats, al rijdt men er met
de electrische tram langs, doch het is nog een opvallend gebouwencomplex,
vergeleken met het Bruiningshofje, het Blokshofje en het hofje van Gratie,
waarvan het laatste wel het toppunt van bescheidenheid heeft bereikt, door
dat men- er alleen kan komen, als men bij oen in schijn particulier huis
aanbelt.
„In elke straat een hofje," zou men zonder overdrijving kunnen zeg
gen, want nauwelijks heeft men een hoek van een straat in de oude stad omge-
■c. x~
Een vrijwel onvindbaar hofje be
vindt zich in de Jacob straat. De
toegang tot het hofje van Gratie.