AL ZIJN UW PANNEN NOC ZOO STERK, het „automatischeI RAÖjON reiniyinysmiddel W I Iwl fabrikaat IH HEB WILE mm-EN GEEnmm\ ZEEP IN HUIS- HEEMM VIM PAT MAAKT i 4HESINEEH^ -JVIPSCHM BANKZU VIM ALMsmwl KETWEM-C±~ \3APf „Ek. o. hoorde ik Vera stot teren, terwijl zij haar klikken haastig neersloeg. „Ik dacht, dat u ergens oin lachte, juffrouw Vera," verduidelijkte de douairière. „Eh.ja.... zoo maar," legde Vera blozend uit. Do tijd verstreek. Het diner liep ten einde. Er móést verandering in den toe stand komen, maar er kwam er geen. Ik sprong tijdens den maaltijd twee keer op; een keer om Vera's servet op te rapen, en een keer om de douairière een glaasje water te krengen, omdat zij zich zoo erg verslikte. Beide keeren slaagde ik er in de verkaasde aandacht te trekken van alle gasten, behalve die van de douairière. „Dank u," mompel de ze beide keeren, en dan schikte zij zich eenigszins anders op haar zetel, zoodat ik geen uitzicht meer genoot dan alleen en uitsluitend dat van haar rug. Ik was intusschen nog zóó vast beraden, dat ik na het eten het gezel schap naar de conversatiezaal volgde. De familie Passer trok naar koven, aan gezien de kinderen te rusten gelegd moes ten worden. Juffrouw Daalder hoorde ik tot het echtpaar Kippel zeggen, dat zij zich wat op ging knappen een loffe lijke gedachte, die eerder bij haar op had moeten komen. De 'Kippels zelf zetten een dominootje op, en hadden na den derden steen al een sissend gefluisterd meeningsverschil, omdat mijnheer zei, dat mevrouw maar niet na kon laten valsch te spelen. Majoor Karrepoort las de krant. De heer van Zwaey tot Sprongh las de krant. Mevrouw de douairière onderhield zich met me vrouw van Zwaey tot Sprongh over haar gezondheidstoestand. Vera zat er bij en breide iets. En zoo kroop de avond verder, tot het donker was, de lichten aan moesten, de gordijnen dicht gingen. Misschien, dacht ik, was het toch beter wanneer ik morgen mijn koffers maar pakte en mevrouw Prak de resteerende dagen schonk. Maar eindelijk gebeurde dat, waar ik op gewacht had; Vera liet haar kluwen vallen. Het was echt heelemaal per ongeluk zij had me niet meer aan gekeken, zij kon het niet helpen, dat dat kluwen recht naar me toe kwam rollen. Ik sprong op en greep het beet, ten einde het onverwijld aan zijn recht matige eigenares terug te bezorgen maar toen ik het aanvatte voelde ik, dat er iets in zat, dat er niet in hoorde te zitten; een minimaal klein propje papier, dat onder een paar draden was gemoffeld. Ilet was hot werk van een seconde om dit er uit te verwijderen, maar intusschen begon mijn hart te bonzen. „Alstublieft," zei ik tot Vera. „Dank ii," antwoordde de douairière en zij verschoof haar stoel eenigszins. A'era zelf scheen mij niet opgemerkt te hebben. Ik ontvouwde met bevende vingers het stukje papier. „Doet u alstublieft eens iets geks," las ik. „Ik verveel me dood." Ik keek Vera aan. Vera keek mij aan. Ik besloot, onder géén omstandigheid morgen mijn koffers te pakken. En ik schreef, op een even klein papiertje: „Kom binnen oen kwartier alleen in de hal. Anders doe ik iets verschrik kelijk geks." Na eenige minuten van spanning keerde de wolpost weer. Het kluwen belandde, dozen keer zelfs precies voor mijn voeten, zoodat ik allo gelegenheid had mijn boodschap or in te inoffelon. „Alstublieft," zei ik. „Dank u," antwoordde de douairière, en zij schoof zóó ver op haar stoel, dat zij bijna 'n heelon slag om had gedraaid. „En let 'u beter op uw wol, juffrouw Vera." „Ja, mevrouw," lispelde Vera- „En kom wat meer bij ons zitten. Ik vertel juist aan mevrouw van Zwaey tot Sprongh, hoe verschrikkelijk ik aan mijn lever gesukkeld heb." „Ja, erg," hoorde ik Vera bevestigen. „Lever. affreus!" bevestigde me vrouw van Zwaey tot Sprongh. „Lever? Hm. Ja, lever," bromde nu majoor Karrepoort, die óók zijn krant uit had. Terwijl hij een hoestbui kreeg verliet ik de kamer, om in de hal het historische oogenblik af te wachten. Daar stond ik dus, en ik twijfelde er geen moment aan, dat zij zou komen. Een gezelschapsdame kan niet zóó streng bewaakt worden, of zij heeft toch altijd ten minste nog wel één excuus om even de gang op te wan delen. En als zij kwam zou ik haar zeggen.... zou ik haar vragen of. Ik werd in mijn overpeinzingen ge stoord door den majoor b.d. Karrepoort. die zich grommend en met een rood hoofd trapopwaarts begaf. Ik oogde hem na, en trachtte mij, toen hij ein delijk in de bocht van de trap verdwenen was, weer voor te stellen wat ik Vera zou gaan zeggen en vragen; maar juist toen ik den indruk kreeg, dat ik een goeden inval had, verliet Helena Karrepoort de conversatiezaal en drukte de voet sporen haars vaders. Zij bloosde toen ze mij zag, en sloeg haar oogen neer. Een geur van eau-de-cologne volgde haar. Ik bromde iets, en ergerde mij over de stoornissen. En het laatste zweempje eau-de-cologne was nog nauwelijks reuk loos geworden, of de heer van Zwaey tot Sprongh passeerde mij en begaf zich op weg naar zijn eigen appartementen. Ik troostte mij met de overweging, dat wie thans reeds naar bed gingen, straks niet langs zouden komen om Vera en mij te storen; en dit bracht mij op de gedachte, dat het erg prettig zou zijn. wanneer Vera, en ik werkelijk een oogen blik de hal voor ons alleen konden hebben. Afgezien van de gasten bestond er nog een individu, dat mij hierbij bepaald in den weg zat. Dat was Bertus, de huisknecht. Bertus beheerde een hoekje van de hal, dat mevrouw7 Prak met eenige lioovaardij als portiersloge betitelde. Dat was het hoekje, waarin zich de gasmeter, de electriciteitsmeter, de hoofdkraan van de waterleiding en hei sleutelbord bevonden. Ik trad op hem toe en sprak „Zeg, Bertus...." „Jewel?" mompelde Bertus. Bertus had een sproetig hoofd en een onmetelijk wijden mond; zijn slaperige oogen zwommen in troebele vijvers. „Kun je even een rijksdaalder wis selen?" vroeg ik. „Houd dan maar een dubbeltje af." Wanneer Bertus ooit naar de keuken moest 0111 geld te wisselen, bleef hij, naar ik uit ervaring wist, altijd ten minste twintig minuten wegmaar dezen keer scheen hij vastbesloten te zijn allen moeilijkheden het hoofd te bieden en hij diepte onverwijld een handvol wisselgeld uit zijn zakken op. Ik beet op mijn onderlip en peinsde. Ik peinsde te meer, omdat ik achter mij mevrouw van Zwaey tot Sprongh de trap hoorde bestijgen. Nu was de douairière nog slechts alleen met Vera en met het echtpaar Kippel, waar zij niet mee kon spreken; een omstandigheid, die het voor Vera nog des te moeilijker zou maken aan mijn oproep gevolg te geven. Maar Bertus móést weg, hóé dan ook WwiÜjQ Jamwafel Victorientje is het gewend, dat de kinderen blij zijn, als ze in huis komt! En ze zou niets liever doen, dan nét als vroeger met gulle hand te tracteerenieder wat-ie het liefste eet! Maar, zegt Victorientje tegen de moeders we moeten ons nu eenmaal aanpassenDoor de tijdsomstandigheden zijn er minder Victoria- biscuits dan vroeger. Ook minder soorten. Maar, - omdat dat gelukkig toch maar tijdelijk is en dit straks weer verandert - zijn wc daar niet zoo boos om. We troosten ons met de gedachtede Victoria-biscuits die er zijn. nou die zijn fijn Ospr tegen scherpe schuurmiddelen zijn zij niet be stand! Het is nu een tijd, dat Uw keukenge rei en alles in huis veel langer moet meegaan dan anders. Goede potten en pannen, hou ten voorwerpen, glaswerk, kortom alles is in dezen tijd veel te kostbaar om er ruw mee om te springen. Reinig daarom alles met Vim, dat vet en vuil verwijdert, zonder de voorwerpen te beschadigen. Vim is bo vendien overal zonder bon verkrijgbaar! Vim spaart zeep en geld door zijn veilige werking. En vlug, dat het reinigt! Heeft U al eens geprobeerd, boe uitstekend Vim is Door bet wasscben Van vuile banden?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 21