I EEN VERHAAL VAN W. W. JACOBS Teekeningen H. Giesen „Dat is misschien wel beter," zei Simon, terwijl hij bij de buitendeur bleef stilstaan. „Alles, wat ik van u vraag, is, dat u den pook 011 dergelijke dingen, die voor de hand zonden kunnen liggen, wegstopt. En u kunt het slot beter oliën, dan knarst de sleutel niet." Het was over twaalf, toen een stelletje vrienden Bertus Boelens thuisbracht en nadat hij aange boden had met alle zes te vechten, stommelde hij de trap op naar zijn bed. Binnen tien minuten sliep hij vast en de arme vrouw Boelens viel ook in slaap, ofschoon zij haar best deed om wakker te blijven. Plotseling werd zij gewekt door een geluid, dat het merg in haar beenderen deed stollen het hart- verscheurendste gekreun, dat zij ooit in haar leven gehoord had. En toen zij haar hoofd ophief, zag zij Simon Vink aan het voeteneinde van het bed staan. Hij had zijn gezicht en zijn handen met lichtgevende verf bestreken, zijn pet zat achter op zijn hoofd en natte strengen haar hingen voor zijn oogen. Een oogenblik stond het hart van vrouw Boelens stil en toen liet Simon een nieuw gekreun hooren, dat haar buiten zichzelf bracht. Het was een geluid, dat zacht jes begon en dan aanzwol tot een geloei, dat de kamer deed trillen en de kan in de waschkom deed ratelen. Het bracht alles in de kamer in beweging, behalve Bertus, die bleef slapen als een zuigeling. Simon kreunde twee keer, leunde toen over het voeteneinde van het bed en staarde naar Bertus. alsof hij zijn oogen niet kon gelooven. „Proheer liet eens met piepen," zei vrouw Boe lens. Simon probeerde vijf keer te piepen, en daarna kreeg hij een hoestbui, die een doode had moeten opwekken, maar zij wekte Bertus niet. „Nu riog een paar zware," fluisterde vrouw Boe lens. Simon likte langs zijn lippen zonder aan de verf te denken en begon weer met het zware gekreun. „Nu een beetje van allebei," zei vrouw Boelens. Simon keek baar aan. „Luister eens," zei liij kortaf, „waar ziet u mij voor aan, voor een mist hoorn?" Even stond hij somber te peinzen en vond toen een geluid uit, dat iedere levende sterveling moest hooren, zelfs Bertus. Hij bewoog in zijn slaap, en nadat Simon het nog twee keer had laten hooren, draaide hij zich om en sprak er met zijn vrouw over. „Hoor je dat?" zei hij „Laat dat ophouden. Laat het oogenblikkelijk ophouden." Vrouw Boelens deed net,, alsof ze sliep, en Bertus wilde zich net weer omdraaien, toen Simon nog een keer kreunde. Het was dezen keer maar zachtjes, ■maar Bertus schoot overeind, alsof er op hem ge schoten was, en zoodra hij Simon aan het einde van zijn bed zag staan, gaf hij een verschrikkekjken gil, draaide zich om en rolde zich in alle dekens, die hij te pakken kon krijgen. Daarna begon vrouw Boelens te schreeuwen, en probeerde wat dek terug te krij gen; maar Bertus, die dacht, dat het de geest was. hield alles stevig vast. „Bertus," zei Simon Vink, met, afgrijselijke stem, Bertus schopte en probeerde zich door het lied heen te horen „Bertus," zei Simon weer. „Waarom geef je mij geen antwoord? Ik kom heelemaa.1 van den bodem der zee om jou te zien en dit is mijn dank. Ileh je me niets te zeggen?" „Dag," zei Bertus met een stem, die gesmoord werd door de dekens. Simon Vink kreunde nog eens en Bertus, die van schrik bijna nuchter geworden was, beefde van top tol teen. cdereen is bijgeloovig," zei de nachtwaker, met een I lieele rij aanmoedigende lieve -woordjes tegen een zwarte kat met één oog, die juist een van zijn broekspijpen als servet ge- hruikt had„als die kat het avondeten van een ander gestolen had, zou die gekke din gen gedaan hebben, en dan had hij er de rest, van zijn leven last van gehad." Hij krabde de kat achter het oor, en ondanks zichzelf betrok zijn gezicht. „Ze zouden hom in liet water smijten," zei hij peinzend, „en liem net zoo lang met stukken cokes gooien, tot hij zonk. Zooals ik al zei, iedereen is bijgeloovig, en wie het niet is, moest maar eens een tijdje nachtwaker worden dat zou hem wel ge nezen. Ik heb een man gekend, die een zwarte kat doodmaakte, en daarna kon liij de rest van zijn leven geen keertje dronken zijn, zonder zijn geest te zien. Het, bedierf zijn heele bestaan, dat deed liet." Hij krabde het andere oor van de kat. „Ik was maar een oogenblikje weg, naar de Vergulde Os," zei iiij, terwijl hij langzaam zijn pijpje stopte, „en ik dacht, dat ik m'n eten buiten zijn bereik had gezet. Sommige menschen. Zijn vingers sloten zich 0111 den hals van het dier; daarna stond hij op met een zucht en liep een paar keer over den steiger heen en weer. „Bijgeloovigheid is goed en best, tot op zekere hoogte," zei hij, toen hij weer ging zitten, „maar, natuurlijk, liet is net als met alle andere dingen, sommige menschen overdrijven zij gelooven alles. Zwakke karakters; en als je geen liaast hebt. kan ik je een verhaal vertellen van oen kameraad van me, Bertus Boelens. Zijn moeder was ook al zoo bijgeloovig; zij wist altijd, wanneer haar vrienden doodgingen, want dan hoorde zij drie harde tikken op den muur. De ecnige keer, dat zij zich vergiste, was op een nacht, toen zij. nadat zij niet minder dan zeven vrienden verloren had. ontdekte, dat haar buurman tot. drie uur in den morgen bezig was, schilderijtjes op te hangen. Zc merkte het pas, toen hij zich op zijn duim sloeg. Zoodra hij oud genoeg was, ging Boelens naar zee. en dat maakte hem bijgeloovigerdan ooit. Hijeneen kameraad van liem, Simon Vink, maakten verschei dene reizen met elkaar, en hun gesprekken waren soms zoo griezeligs dat sommigen van de jongens bijna te hang waren om 's nachts aan dek te blijven. Simon was een nare kerel, met een lang gezichthij bekeek «lc dingen altijd van den zwarten kant en schudde dan zijn hoofd. Toen Bertus Boelens de zee vaarwel zei en trouwde, verloor hij Simon uit het oog, en het, eenige, dat hem nog aan zijn ouden vriend herinnerde, was een stuk papier, dat zij heiden met hun bloed geteekend had den, en waarin zij beloofden, dat de eerste, die stierf, den ander zou verschijnen. Bertus stemde met deze afspraak in op een avond, dat hij niet wist, wat hij deed, en nog jaren lang liepen er koude rillingen langs zijn rug, als hij bedacht, dat Simon eerst zou kunnen sterven. Eh het idee. dat hijzelf eerst zou kunnen sterven, gaf hein koude rillingen langs zijn geheele lichaam. Bertus was een heel goed echtgenoot, als hij nuch ter was, maar hij verdiende veertig gulden in de week, en als een man zooveel heeft en alleen een vrouw om te onderhouden, dan is het heel natuurlijk dat hij gaat drinken. Vrouw Boelens probeerde hem op alle mogelijke manieren te genezen, maar liet hielp niet. Bertus verzon zelf ook verschillende plannet jes, want hij wist, dat de drank hem geen goed deed. Hel best beviel hem dat, waarbij zijn vrouw een emmer water boven zijn hoofd moest omkeeren, eiken keer, dat hij stomdronken thuis kwam. Zij deed het één keer. maar daar zij toen de rest van den nachi in den tuin moest doorbrengen, werd (lit, niet, herhaald. Het ging slechter met Bertus, naarmate hij ouder werd. Hij verkocht zelfs de meubels om aan drank te komen. En dan zei hij te gen zijn vrouw, dat hij wel tiaar de kroeg toe moest, omdat het thuis zoo ongezellig was. Juist toen het er heel erg met hem voorstond, kwam Simon Vink, die toevallig aan wal was, en Bertus' adres van een vriend gekregen had, op bezoek. Het was Zaterdagmiddag en natuurlijk was Bertus uit. maar zijn vrouw liet hem binnen en nadat zij nog een stoel uit de keuken had gehaald, vroeg zij hom om te gaan zitten. Eerst was Simon org beleefd, maar toen hij de kamer eens rondgekeken en gezien had, hoe kaal ze was,kuchte hij en zei: „Ik dacht, dat liet Bertus goéd ging." „Dat is ook zoo." zei vrouw Boelens. Simon Vink kuchte weer. „Ik veronderstel, dat hij graag de ruimte heeft,?" zei hij en keek nog eens rond. Vrouw Boelens droogde haar oogen af en daarna trok zij haar stoel een beetje dichterbij, want zij wist, dat Simon een oud vriend was en vertelde hem wat er aan de hand was. „Als hij nuchter is, bestaat er geen beter echtge noot," zei ze en wreef nogmaals in haar oogen. „Hij zou me alles geven als hij liet had." Het gezicht, van Simon werd nog langer. „Om de waarheid te zeggen," begon hij, „het gaat mij nogal beroerd, en ik kwam eens langs, in de hoop. dat Bertus mij een kleinigheid zou kunnen leenen. zoo lang tot ik 111e zélf weer kan redden." Vrouw Boelens schudde haar hoofd. „Wat denkt 11 er van, als ik eens hier bleef, tot hij kwam? Hij en ik waren vroeger goede, vrienden én ik had veel invloed op hem. Hoe laat komt hij thuis „Niet voor twaalven," zei vrouw Boelens, „maar hot is beter, dat u dan niet hier bent. Begrijpt 11, als hij zoo dronken is. kon hij weieens denken, dat u uw eigen geest, was, zooals 11 met hem afgesproken had en hij kon zich doodschrikken. Hij heeft het er vaak over." Simon Vink krabde zich op zijn hoofd en keek haar peinzend aan. „Waarom zou hij me niet voor een geest, houden?" zei hij eindelijk; „de schok zou hem wel goed kunnen doen. En, als ik er nog eens over nadenk, waarom zou ik niet net, doen, of ik mijn eigen geest was en hem voor het drinken waarschuwen?" VrouW Boelens was zoo opgetogen over-dit denk beeld. dat, ze bijna niet kon spreken, en n adat, ze her baalde malen gezegd had. dat, ze zooiets voor geen goud zou doen, spraken Simon en zij ten slotte af. dat hij om drie uur in den nacht zou komen 0111 Bertus een plechtige waarschuwing to geven. Vrouw Boelens gaf hem haar sleutel en Simon zei, dat hij zou verschijnen met zijn haar en muts drijfnat en net zou doen of hij verdronken was. „Deuk er om, als hij er achter komt," zei vrouw Boelens bevend, „dan weet ik van niets. Misschien is liet échter, als ik doe. of ik niets zie."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 4